|
|||
13.2. Een
merkwaardige strippolitiek 13.3. Boon en Roggeman maken een
strip 13.3.1. Louis Paul Boon en Maurice
Roggeman 13.3.2. Boon en het communisme 13.3.3. Boon en Roggeman op De
Roode Vaan 13.3.5. Proleetje en Fantast in het
land van Koning Trust 13.3.6. Proleetje en Fantast
Globetrotters |
|||
|
|||
13.1. Historiek en situering De Roode Vaan[1] werd in september
1921 opgericht als officieel Vlaams orgaan van de Communistische Partij van
België. Het verscheen als weekblad tot 1937, jaar waarin de titel veranderd
werd in "Het Vlaamsche Volk" om een groter publiek te kunnen
bereiken. Tijdens de oorlog verscheen De Roode Vaan illegaal, om vanaf 5
september 1944 officieel terug zijn intrede te doen in de Belgische
perswereld. Tijdens de eerste jaren na de oorlog wordt nauw samengewerkt[2] met de Franstalige
tegenhanger "Le Drapeau Rouge".[3] Hoofdredacteurs in de naoorlogse periode zijn : Gerard
Van Moerkerke, Bert Van Hoorick (vanaf mei 1945), Aloïs Gerlo[4] (vanaf november
1945), Bob Dubois (vanaf mei 1946) en terug Gerard Van Moerkerke (vanaf
oktober 1947).[5] Wat de oplages
betreft, worden voor de succesperiode (onmiddellijk na de bevrijding dus)
cijfers vermeld tussen 30 en 40 000. Tegen midden 1946 zouden die dan gezakt
zijn tot 20 000, om nog later eerder naar de 10 000 te neigen. Het hoogtepunt
van de krant valt dus nauw samen met het hoogtepunt van de KPB. Bij de
neergang van de communistische partij zou ook De Rode Vaan in de klappen
delen.[6] Ondertitel van de krant is onmiddellijk na de
bevrijding "Orgaan der Vlaamsche Kommunistische Partij", om na
verloop van tijd te evolueren tot "Dagblad der Kommunistische Partij van
België". De krant verschijnt zes keer per week, zodat zaterdag en zondag
samen één krant vormen. De Ro(o)de Vaan telt dagelijks tussen de 4 en de 6
pagina's op groot formaat en schakelt, net als Le Drapeau Rouge, vanaf 1 juli
1949 over op een tarief van 1,50 frank. 13.2. Een merkwaardige strippolitiek De eerste strip in De Roode Vaan duikt zeer laat op,
meer bepaald op 1 mei 1946. Dan verschijnt de eerste aflevering van "De
Wonderlijke Avonturen van Proleetje en Fantast", die de ondertitel
"In het land van Koning Trust" meekrijgt. De politieke geladenheid
van dit verhaal valt onmiddellijk op, het zal dan ook even verder uitgebreid
besproken worden. Proleetje en Fantast wordt volledig anoniem gepubliceerd.
Auteurs zijn de Roode Vaan-medewerkers Louis Paul Boon en Maurice Roggeman. Eind september 1946 worden Proleetje en Fantast
opgevolgd door een Nederlandse ondertekststrip. In "Jochem Jofel"
in de Slummerdamse bergen, van de hand van Siem Praamsma, gaat het
hoofdpersonage op reis naar de bergen. Hij wordt er geconfronteerd met een
merkwaardige figuur : Piet Petat, waard van een herberg en in zijn vrije uren
ontvoerder van professoren en verzamelaar van uitvindingen. Bedoeling is op
deze manier de wereld te veroveren. Maar gelukkig slaagt Jofel er samen met
de politie ("dienaren van de staat") in deze plannen te verijdelen.
Allerlei uitvindingen komen in het verhaal aan bod : een mechanische muis, de
klapgiro (half-vliegtuig, half-helikopter) en een geheugenverliesmachine. Van 16 november 1946 tot 20 januari 1947 komen
Proleetje en Fantast nog eens terug. Maurice Roggeman verzorgt nu alleen zowel
scenario en tekeningen, maar een auteursvermelding is er nog altijd niet te
bespeuren. "Proleetje en Fantast Globetrotters" is in alle
opzichten het vervolg van het eerste verhaal, en komt dus ook verder
uitgebreid aan bod. Na afloop van dit verhaal is het op stripvlak echter
volledig windstil bij De Rode Vaan : er valt geen strip meer te bespeuren.
Enige uitzonderingen zijn enkele stroken op de donderdagse jeugdpagina
"Wij zijn jong en dat is fijn". Op 14 en 21 oktober 1948
verschijnen twee afleveringen van Reinaert van Roger Bussemey, een reeks
waarvan Le Drapeau Rouge rond dezelfde periode vijf afleveringen publiceert.
En op 11 en 18 november wordt er telkens een tekstloze gagstrook van Roger
Mas gepubliceerd, identiek aan deze in Le Drapeau Rouge, maar wel met een
week vertraging. Ook verschijnen in de krant geïllustreerde verhalen van
Goudbekje (Bec d'Or in Le Drapeau Rouge), maar in tegenstelling tot deze
laatste worden ze nooit in stripvorm gemonteerd. Tenslotte staat er in
september 1950 nog één tekstloze gagstrook in de krant. Tot zover de "grote" hoeveelheid strips in De
Ro(o)de Vaan. Op dit gebrek aan strips en op de relatie met Le Drapeau Rouge
zal later in de tekst en in het besluit verder ingegaan worden. 13.3. Boon en Roggeman maken een strip De strip Proleetje en Fantast is het werk van twee
medewerkers van de Roode Vaan : Louis Paul Boon en Maurice Roggeman. Ze
leveren hiermee een verhaal af dat gebruik maakt van ondertekst en
tekstballonnen. De verklaring hiervoor is eenvoudig. Boon schreef de teksten,
die door zijn collega Roggeman geïllustreerd werden. En Roggeman kon het
blijkbaar niet laten soms enkele tekstballonnen toe te voegen. Ze worden dan
ook aan hem toegeschreven. [7] Het verhaal wordt verschillende keren en goed op
voorhand aangekondigd. Op 13, 15 en 16 april 1946 wordt er op de voorpagina
telkens een kleine tekening gepubliceerd met het bericht dat Proleetje en
Fantast weldra gepubliceerd zullen worden. Tussen 23 en 30 april verschijnen
nog berichten waarin het verschijnen van Proleetje en Fantast aangekondigd
wordt naast andere vernieuwingen die voorzien zijn voor de krant van 1 mei.
Daaronder reportages van Georges Sadoul en Louis Paul Boon. Het feit dat de twee verhalen volledig anoniem
gepubliceerd worden, is merkwaardig aangezien Boon en Roggeman door hun ander
werk in de krant bij de lezer bekend waren. De vermelding van de auteurs had
zeker kunnen bijdragen tot het succes van de strip. 13.3.1. Louis Paul Boon en Maurice Roggeman Louis Paul Boon zag het levenslicht in Aalst op 15
maart 1912. Na tot zijn veertiende lager onderwijs gevolgd te hebben, ging
hij lessen volgen aan de Kunstacademie van Aalst en werkte hij, net als zijn
vader, als auto- en gevelschilder. Hij begon te schrijven in 1939. Zijn
eerste werk, "De voorstad groeit", werd gepubliceerd in 1942.
Hiervoor kreeg hij zelfs de Leo Krynprijs. Deze prijs betekende het echte
begin van zijn schrijverscarrière : hij kreeg een zekere erkenning en werd
gestimuleerd verder te gaan met schrijven. In 1944 en 1946 volgden "Abel
Gholaerts", "Vergeten Straat" en "Mijn kleine
oorlog". Maar al snel werd duidelijk dat hij van de verkoop van zijn
boeken alleen niet kon leven : zo kwam hij ertoe te publiceren in
verschillende tijdschriften en kranten als Zondagspost, De Roode Vaan, De
Vlaamse Gids en Front.[8] Boon kende Maurice Roggeman al vanaf zijn kindertijd.
In 1928 leerden ze elkaar kennen op de kunstacademie van Aalst[9], waar ze samen
schilderlessen volgden. Roggeman, geboren in 1912, en opgegroeid in een
typische Aalsterse arbeiderswijk, kwam al snel in contact met communistische
en andere linkse groeperingen en was de stichter van de linkse jongerengroep
"De Vlam". Hoewel Boon een zeer sterke band met Roggeman ontwikkelde,
en hij wel enige sympathie had voor linkse groeperingen, heeft hij nooit echt
deelgenomen aan activiteiten van zulke groepen. Het interesseerde hem
blijkbaar niet. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd Roggeman actief in het
verzet[10] : zo bracht hij onder
andere in zijn schildersatelier een illegale drukkerij onder en liet hij in
datzelfde atelier gezochte verzetslieden onderduiken. In tegenstelling tot
zijn vriend heeft Boon niet actief deelgenomen aan verzetsorganisaties, maar
hij hielp Roggeman[11] wel door zijn woning
te laten fungeren als onderduikadres en doorgeefpost voor wapens.[12] 13.3.2. Boon en het communisme In tegenstelling tot wat hij zelf wel eens verklaarde,
werd Boon pas lid van de KP door zijn toetreding tot de redactie van De Roode
Vaan. Hij wordt dan ook niet beschreven als een "echte" of
"conventionele" communist, maar eerder als een "speciaal
geval". Of zoals hij zelf zei : "Ik ben altijd een beetje kommunist
geweest, zo een van die buitenbeentjes van de partij."[13] Dit wordt nog eens
versterkt door Bert Van Hoorick, die zegt dat : "Boon in de periode bij
De Roode Vaan veel sympathie had voor de Sovjet-Unie en voor Stalin. Maar in
de grond is Boon nooit een communist geweest, zelfs geen socialist, hij was
hoogstens iemand met anarchistische tendensen, maar zoals vele anarchisten
was hij wel wat kleinburgerlijk. Hij had wel een lidkaart op zak omdat hij
zich communist "voelde" op dat moment. Hij was meer een
gemoedscommunist."[14] Of zoals Maurice
Roggeman verklaarde : "Boon heeft zich nooit als revolutionair geuit.
Hij had wel humanistische gevoelens en ideeën, maar zelfs na de oorlog, toen
hij op De Roode Vaan werkte, was hij geen echte kommunist. (…) Kommunisme was
voor hem geen zaak van partijpolitiek maar van humanisme, hij stond er niet
boven, maar erbuiten."[15] Boonkenners Geert Goeman en Kris Humbeeck geven vier
redenen voor zijn aanhang aan het communisme : angst voor een Derde
Wereldoorlog, haat ten opzichte van het burgerlijk-kapitalistisch bestel,
haat tegenover het fascisme én het zoeken naar bestaanszekerheid. Die
bestaanszekerheid vond hij door te gaan werken op de redactie van De Roode
Vaan.[16] E. Bruinsma e.a. vermelden dat Boon de partij als een
verzamelplaats zag "voor opposanten tegen een al te zelfgenoegzame
burgerlijke wereld met haar vermolmde waarden en ijdel getater over
democratie. Boons keuze voor het communisme is dus niet positief-utopisch,
hier kiest een partijloze tegen de restauratie van de vooroorlogse orde en
een bourgeois ideologie van negentiende-eeuwse makelij."[17] Om het allemaal kort samen te vatten : Boon had wel
degelijk communistische ideeën, maar was zeker geen radicale partijman. 13.3.3. Boon en Roggeman op De Roode Vaan Louis Paul Boon werd op De Roode Vaan binnengehaald
door de toenmalige hoofdredacteur Bert Van Hoorick. Hij werkte er vanaf juli
1945, maar mocht zijn werk pas ondertekenen vanaf oktober 1945. In de
beginperiode hield hij zich bezig met redactioneel werk. Na een tijdje krijg
hij een vaste rubriek en werd hij zelfs verantwoordelijk voor de pagina
"Kunsten en Letteren". Dezelfde Bert Van Hoorick zorgde ook voor de aanwerving
van Maurice Roggeman, die op de redactie de lay-out en tekeningen verzorgde.
Roggeman werkte, naast Proleetje en Fantast, ook samen met Boon aan een
aantal reportages. Maar aan de bloeiperiode van De Roode Vaan kwam
blijkbaar snel een einde. In de loop van 1946 begon de oplage al serieus te
dalen, zodat besparingen nodig werden. Van besparingen komen ontslagen, zodat
Boon in september 1946 bedankt werd voor bewezen diensten. Dankzij de opzegtermijn
kon hij echter blijven publiceren tot januari 1947. In de zomer van 1947
zouden trouwens ook Maurice Roggeman en andere medewerkers[18] ook aan de deur gezet
worden. Over het ontslag van Boon wordt in de literatuur veel
gespeculeerd. Financiële redenen blijken de hoofdzaak te zijn, maar er valt
zeker niet te ontkennen dat het feit dat hij weinig partijdiscipline toonde
en niet echt in het partijkader paste (hij was nogal alternatief), ervoor
zorgde dat hij het eerste slachtoffer van de besparingen werd. Boon had het
namelijk moeilijk met de strenge controle[19] die de partij
instelde op alles wat er in de krant verscheen en was niet echt gediend met
doctrines.[20] De waarheid ligt dus
waarschijnlijk in een samenspel van deze twee factoren.[21] 13.3.4. Proleetje en Fantast Over Proleetje en Fantast is al bij al weinig
geschreven. Alhoewel, mocht Louis Paul Boon er niet bij betrokken geweest
zijn, was het verhaal waarschijnlijk, zoals zoveel andere strips, in de
vergeethoek beland. Als we de auteurs zelf mogen geloven, kende hun verhaal
een zeker succes. "Samen met mijn vriend Roggeman begonnen we ook aan
een stripverhaal. Ik schreef de tekst en hij maakte de tekeningen, het heette
: "Proleetje en Fantast", en in het begin waren duizenden lezers erop
verzot."[22] Maurice Roggeman was
zich blijkbaar wel bewust van de slordigheid van zijn product : "Het
stripverhaal Proleetje en Fantast met de mooie teksten van Louis had veel
succes, ondanks de onbehouwen tekeningen van mij. Ik had er trouwens niet
voldoende tijd voor en deed dit tussen mijn ander werk door en beschikte soms
over minder dan een uur, zonder de minste documentatie."[23] "We hebben daar
goed samengewerkt, de reportage Brussel een oerwoud en dat stripverhaal.
Proleetje en Fantast – alhoewel ik dat laatste toch van mindere kwaliteit
vind, ik was daar niet bedreven genoeg in."[24] Ook Bert Van Hoorick vermeldt de strip in een interview
en in zijn "herinneringen" : "Met Maurice heeft hij verder dat
merkwaardige stripverhaal gemaakt, Proleetje en Fantast. Dat is een van de
eerste Vlaamse realisaties in dat genre, echt vooruit op zijn tijd."[25] "Ik slaag erin
Louis Paul Boon en Maurice Roggeman voor de redactie aan te werven, want ik
wil de krant wat leesbaarder maken met reportages van hen beiden zoals
Holland door de voorruit gezien en Brussel, een oerwoud. Zij zorgen ook voor
een eigen stripverhaal, want de door buitenlandse agentschappen aangeboden
stripverhalen kunnen we niet betalen. Zo worden "Proleetje en
Fantast" geboren, waarvoor Boon de teksten maakt en Roggeman de
tekeningen."[26] Dit laatste aspect klinkt nogal paradoxaal. Meestal
wordt de hoge kostprijs van eigen producties en de lage prijzen van
agentschapstrips vermeld als reden om geen eigen auteur(s) aan het werk te
zetten. Dat De Roode Vaan zich toch een eigen strip kon permitteren, ligt
waarschijnlijk aan het feit dat het verhaal nogal snel geproduceerd werd[27], door twee mensen die
op de redactie werkten.[28] Dat leidde natuurlijk
tot een zekere slordigheid (vooral in de tekeningen), maar of de lezers zich
daar iets van aantrokken ? Over het ontstaan van het tweede verhaal, zonder Boon,
schrijft Willem M. Roggeman in de inleiding van de albumuitgave van Proleetje
en Fantast het volgende : "Tegen het tijdstip dat het eerste verhaal ten
einde liep, werd Boon ontslagen. Maar toen kwamen er talloze brieven op de
redactie van lezers, die er zich over beklaagden dat de avonturen van P&F
niet meer verschenen. De toenmalige redactiesecretaris Maarten Thijs besliste
dat het stripverhaal voortgezet zou worden door Maurice Roggeman. Deze moest
nu ook voor de teksten zorgen, die door Rosa Michaut zouden worden nagelezen
en verbeterd."[29] In een artikel in "Stripschrift" wordt het
volgende vermeld : "Als elk dagblad moest ook De Roode Vaan naar
Amerikaans voorbeeld een strip. Er was uiteraard geen sprake van dat er een
kapitalistische strip gekocht zou worden. Er kon trouwens uit geldgebrek
niets gekocht worden. Op verzoek van de redactie bedacht Boon de hoofdfiguren
Proleetje en Fantast. Illustrator Maurice Roggeman maakte er de tekeningen
bij."[30] Aan deze uitleg blijkt vanalles te schorten. Niet zozeer
naar Amerikaans voorbeeld, maar eerder om de concurrentie met de andere
Vlaamse kranten aan te kunnen, was een strip nodig. De Roode Vaan was op het
moment van de start van Proleetje en Fantast namelijk ongeveer de enige
Vlaamse krant die geen strip(s) publiceerde. En er werd wel iets gekocht :
het Jochem Jofel-verhaal dat het gat tussen de twee "Proleetje en
Fantast"-verhalen opvult, werd in Nederland aangekocht. 13.3.5. Proleetje en Fantast in het land van Koning Trust Het eerste verhaal van Proleetje en Fantast[31]
is het verhaal van een klassenstrijd, van een arbeidersvolk dat in opstand
komt tegen de wrede koning Trust. Dankzij de kinderen Proleetje en Fantast
slaagt de bevolking erin de wreedaard uit de weg te ruimen en een nieuwe
wereld op te bouwen. Al vanaf de eerste strook wordt de sfeer gezet door de
sterke tegenstelling tussen Trust en zijn volk. Koning Trust zit op een
troon, met een dikke mantel aan, een staf in de hand en een grote sigaar in
de mond. En dat terwijl zijn volk van slaven, dat in krotten woont en amper
genoeg te eten heeft zich voor hem "krom en blind" moet werken. Trust staat natuurlijk niet alleen : hij wordt in zijn
macht bijgestaan door een leger. Een leger dat bestaat uit Vleiers - met als
wapens spuittoestellen die een bedwelmende geur verspreiden -, Dommerikken –
"zo gedachteloos dat ze bij het kleinste bevel om zich heen beginnen te
slaan"[32] - en tenslotte de
Bedriegers. Deze bedriegers (ook wel spiegelmannen genoemd), afgebeeld als
goed in het vet zittende bourgeois, met hoge hoed en bril, hebben als taak de
arbeiders bedriegende spiegels voor te houden, waarin de wereld er veel beter
uitziet. Als een arbeider erin kijkt, ziet hij zichzelf in burgerlijke kleren
en met geld op zak. Tegen deze overmacht beslissen enkele kinderen,
waaronder natuurlijk "onze kleine helden" Proleetje en Fantast,
samen te werken en in opstand te komen : "Laten wij ons verenigen en
sterk worden"[33], laten ze horen. De
kinderen gaan leden werven, schilderen het teken van de Sovjetunie op de
muren en gooien pamfletten binnen bij de mensen. Maar hun "grote
plan" of "grote doel" is natuurlijk Koning Trust uit de weg te
ruimen. Proleetje en Fantast gaan samen hun leven wagen voor het "geluk
en de vrijheid der anderen". De twee jongens dringen dus de burcht van de koning
binnen, en na een gevecht met Trust en een achtervolging door de Dommerikken,
komen ze terecht in de handen van Dr. Apokalipsus, ook wel Apenkop genoemd.
Deze geleerde, gekleed als een tovenaar in een lang zwart kleed met
afbeeldingen van manen en sterren, werkt voor Trust. Hij heeft namelijk
vloeistoffen samengesteld om mensen te vergroten en te verkleinen. De
bedoeling is de macht van koning Trust te versterken door van zijn soldaten
echte reuzen te maken. Dat het mengsel onder andere samengesteld is uit
briefjes van 1000 frank, wijst er nog maar eens op hoezeer de wrede koning in
het geld zwemt. Maar Proleetje en Fantast slagen erin het goedje te
bemachtigen en groeien dus als reuzen, waarna ze Apokalipsus zijn
"rechtvaardige straf" geven door hem tot de afmetingen van een muis
terug te brengen. Louis Paul Boon vindt het blijkbaar grappig om Trust
volledig belachelijk te maken. Na een gevecht ligt de koning hulpeloos in
bed, volledig ingepakt met verbanden, waarbij het commentaar luidt :
"Maar lieve deugd, waar is der oud'ren fierheid en de sigaar van koning
Trust heengevaren ?"[34]. En als hij probeert
te vluchten, komt hij zelfs terecht in zijn onderbroek … het begin van zijn
ondergang. De vernedering gaat verder als Proleetje en Fantast hem als
projectiel voor hun "nieuw geheim wapen" gaan gebruiken … en
Fantast na gebruik ervan duidelijk zijn handen afkuist. Trust wordt dus nog
eens afgebeeld als iets "vuil". Een groot gevecht tussen de reuzen Proleetje en Fantast
en de mannen van Trust ontplooit zich, waarbij onder het Trustleger zelfs
doden vallen. Vervolgens dringen de twee jongens de gangen van het kasteel
binnen, maar niet vooraleer ze een waarschuwingsbriefje voor de lezer
geschreven hebben, waarin te lezen staat : "Lieve vrienden ; zoals bij
de aanvang moet hier nogmaals gewezen worden op de meer ernstige ondertoon
van dit verhaal. Vergeef ons omdat het weer wat droevig wordt, maar ook gij
zult weldra bemerken dat het in het leven niet altijd koek en deeg is.
Proleetje en Fantast."[35] Boon legt met deze
boodschap duidelijk een link naar de werkelijkheid en maakt zijn lezers
duidelijk dat ze het verhaal ook zo moeten lezen. De waarschuwing was enigszins op haar plaats, want in
de kelders bemerken ze graatmagere, zelfs skeletachtige mannen, allemaal
vastgeketend aan de muren : de slaven van koning Trust, die duidelijk
mishandeld geweest zijn. Alle slaven worden bevrijd, en de wraak wordt
voorbereid : "de optocht der slaven" komt op gang. De slaven
verenigen zich "eensgezind in een vrijheidsleger" "om een
einde te stellen aan het duizendjarig rijk van koning Trust". Proleetje
wordt aangesteld als aanvoerder en de aanval wordt ingezet. Maar de verleidende kracht van de Vleidampers en
Spiegelmannen is groot, zodat sommige slaven aan de vijand niet kunnen
weerstaan. Dit belet echter niet dat de slaven het leger van Trust verslaan.
Maar zowel koning Trust als Dr. Apokalipsus kunnen ontsnappen. Trust kan zijn
lot echter niet ontkomen : terwijl hij probeert weg te geraken in zijn
vliegende sigaar, wordt hij neergeschoten. Het doel is dus bereikt, de wrede
koning is uit de weg geruimd. Apokalipsus heeft meer geluk, en kan werkelijk
ontkomen. Om het einde van de koning te vieren, wordt er ter ere
van Proleetje en Fantast, die als echte helden ontvangen worden, een groot
"proletarisch feest" georganiseerd. Fantast laat daar de volgende
speech horen : "Eeuwen lang hebben ze ons uitgehongerd … Maar … door
onze stalen wil en ons gouden geloof hebben wij het volk van het Land van
Koning Trust van slavernij en uitbuiting … van ellende van kerkers van
knoeten, van Dommerikken van Vleidampers van Bedriegerspiegels van Apenkoppen
van Trusten en … van de honger vrijgevochten …! En, waarde strijdmakkers, met
de wens dat het maal u goed bekomt sluit ik mijn rede. Smakelijk."[36] Waarna de "vrijgevochten Trustslaven" hun
familie terugvinden. Na deze ontroerende scène, zet iedereen zich aan het
werk om een nieuwe stad te bouwen, "hun wonderlijke droom die nu
werkelijkheid wordt". "Nieuwe moderne woningen, mooie theaters en
cinemazalen, prachtige speelpleinen en fabrieken met radiomuziek worden
gebouwd. Einde goed alles goed."[37] Tenslotte wordt het verhaal besloten door een nawoord :
"Beste vriendjes. Hier komt een punt aan de wonderlijke avonturen van
Proleetje en Fantast in het land waar de geniepige Trustkoning tyran was en
de verschrikkelijke Apenkop zijn rechterhand. Ge weet hoe het volk moest
zwoegen als een trekhond om de sigaren van de luie koning te betalen, en zelf
de wapens vervaardigde waarmee het onder de duim gehouden werd. Als enige
voldoening mocht het zijn kinderen zien sterven van de honger. Maar onder de
dappere leiding van Proleet en Fantast is daar een eind aan gemaakt, mits
veel bloed en zweet te vergieten. Het volk is baas over zijn eigen en heeft
zich een wereld gebouwd zonder krotten, waar de zon bij elkeen binnen kan en
de een geen stro in de andere zijn weg legt. In dat aards paradijs blazen ze
nu uit van de zware karwei, roken zelf een sigaartje, halen hun herinneringen
op en als ze niet dood zijn leven ze nog. Proleetje en Fantast."[38] In het verhaal wordt duidelijk de tegenstelling tussen
kapitalisme en communisme uitgespeeld. Proleetje, Fantast en de rest van het
gewone volk staan voor het communisme, terwijl Trust en de zijnen voor het
(burgerlijke) kapitalisme staan. Boon staat duidelijk aan de kant van het
volk, wat trouwens perfect in overeenstemming te brengen is met zijn
toenmalige politieke ideeën. Natuurlijk staat het verhaal in zijn geheel voor
die tegenstelling, maar dat wordt door een aantal elementen nog eens extra in
de verf gezet. Zo schilderen Proleetje en Fantast in het begin van het
verhaal "het teken" op de muren, een teken dat bestaat uit een
sikkel en een hamer, overduidelijk het kenteken van de Sovjetunie. Ook valt
onder de opstandelingen wel eens het woord "kameraad". Samenwerking wordt door Boon verheerlijkt, het is
duidelijk ook één van de elementen die de opstand doet slagen. Bij het begin
zeggen de kinderen al "Laten wij ons verenigen en sterk worden".
Samenwerking, de kracht van een massa : "Om een einde te stellen aan het
duizendjarige rijk van koning Trust, moeten de slaven zich eensgezind in een
vrijheidleger, een massaleger, verenigen." Het gaat echter niet alleen om de strijd tussen
kapitalisme en communisme, men kan alles zelfs herleiden tot een strijd
tussen goed en kwaad. Laten we even het taalgebruik in verband met de
verschillende (groepen) personages vergelijken. Proleetje en Fantast,
"onze kleine helden", zijn "de redders", worden
"strijdmakkers" genoemd en worden gekenmerkt door hulpvaardigheid,
moed en uithoudingsvermogen. Zij slagen erin hun volk van "arme
slaven" te doen opstaan en om te vormen tot "flinke soldaten".
Dit in tegenstelling tot de soldaten van het leger van koning Trust, die
worden afgeschilderd als "gedachteloos", "niet veel meer dan
machines" en steunend op "brute macht". Op die manier wordt
het imago van het "machtige leger" van koning Trust met de grond gelijk
gemaakt. Onze koning Trust, die er zeker niet beter uitkomt dan
zijn leger, is wreed, sluw en wordt naast "tyran" ook
"monsterachtige uitwas" en "grote bedrieger" genoemd.
Zijn "machtig paleis" blijkt een "sombere burcht" te
zijn. Ook Apokalipsus, de rechterhand van Trust, wordt een
"monster" genoemd. Ook belangrijk om aan te stippen, is hoe bepaalde
attributen gebruikt worden om Trust en de zijnen te kenmerken. Trust met zijn
staf, mantel, hoge hoed, dikke sigaar ; de bolhoeden van de Spiegelmannen.
Andere elementen die geassocieerd worden met Trust, staan in verband met geld
en het kapitalisme. De naam "Trust" alleen al … In zijn kamer staan
dan ook nog een brandkast en hangen er statistieken met een enorm stijgende
lijn aan de muur. En dan zit hij nog uit te rekenen hoe hij meer rendement
uit zijn slaven kan halen. Ook het feit dat Dr. Apokalipsus zijn
vergrotingsmiddel maakt uit briefjes van duizend, terwijl het volk zit te
creperen van de honger, versterkt nog de sociale tegenstellingen.
6 Een link Trust – burgerlijk kapitalisme –
nazi-Duitsland is in het verhaal dus zeker aanwezig en is ook nog in
overeenstemming met de marxistische theorie. De traditioneel-marxistische
benadering ziet het fascisme namelijk als een instrument van het
bourgeoiskapitalisme. Het fascisme is volgends deze benadering dus een
complot van de burgerij om hun kapitalistische belangen veilig te stellen en
de arbeidersmassa onder de knoet te houden.[42] Ook de doelstellingen
van de KPB net na de Tweede Wereldoorlog liggen in die lijn : die
doelstellingen waren namelijk het opzetten van een breed democratisch front
om de strijd tegen nazi-Duitsland en zijn vijfde colonne in het eigen land
verder te zetten. Die vijfde colonne werd zeer breed gezien, ook de trusts en
het grootkapitaal behoorden daartoe.[43] De Tweede Wereldoorlog was voorbij, het fascisme
verslagen. Nu nog het kapitalisme, zou men kunnen denken. Boon laat het
Proleetje en Fantast alleszins realiseren. En ook hier kan men een link maken
naar de marxistische theorie. Daarin staat de klassenstrijd namelijk
centraal. Een klassenstrijd waarbij een elite via dwang, sociale controle en
ideologie-overdracht haar macht oplegt aan de massa. De staat is een
instrument in handen van de elite die het gebruikt om haar belangen veilig te
stellen : de staat bevordert dus de kapitalistische productieverhoudingen.
Aan dit systeem kan alleen een einde gemaakt worden door een totale omvorming
van de productiewijzen.[44] In het verhaal
verslaat het volk de kapitalistische koning Trust en grijpt het zelf de
macht. Een gelegenheid om de koningskwestie aan te kaarten,
vindt Boon blijkbaar ook. Als één van de bevrijde slaven in handen van de
Spiegelmannen valt, schrijft Boon : "Daar staat hij nu … de dapperste
aller slavensoldaten, zijn spiegelbeeld-met-de-goudzak te bekijken gelijk
Leopold zijn eigen aan de poort van Berchtesgaden"[45]. In volle
koningskwestie-periode is dit natuurlijk geen onschuldige uitspraak. Zoals al
vermeld in de contextschets, was één van de zaken die de anti-Leopoldisten de
koning verweten, dat hij een onderhoud met Hitler gehad heeft in
Berchtesgaden in 1940. Niet alleen wordt Leopold door deze uitspraak
belachelijk gemaakt, ook belangrijk is het feit dat er "Leopold" en
niet "koning Leopold" of "de koning" staat. Boon neemt
hier dus een duidelijk anti-Leopold standpunt in. Het hele verhaal kan trouwens gezien worden als
anti-Leopold en anti-CVP, als men naar de standpunten van De Roode Vaan
kijkt. In verschillende artikels van de krant worden de trusts aangevallen
als de vijand nummer één. En deze trusts worden gelinkt met de CVP (de partij
van de "reaktie") en Leopold III. In de hiernaast afgebeelde
tekening ziet men duidelijk hoe Leopold afgebeeld wordt als de koning van het
burgerlijke grootkapitaal. In verkiezingspropaganda uit januari 1946 wordt
Leopold zelfs voorgesteld als de man die de hand gereikt heeft aan Hitler,
die de collaborateurs aangemoedigd heeft, die zich aan het hoofd stelde van
"alle reaktionnaire en neo fascistische krachten", …[46] Hoewel de thematiek van "Proleetje en
Fantast" zeer ernstig is, blijft het verhaal toch sterk gekenmerkt door
een humoristische inslag. Getuige daarvan de ontelbare scènes waar Trust zelf
of zijn leger zich door hun stommiteiten hopeloos belachelijk maken. Toch
blijft de realiteit van het leven aanwezig : Boon zorgt daar onder andere
voor door de boodschappen tot de lezer die hij inlast. Ook blijkt dat de
wapens die gebruikt worden wel degelijk in staat zijn te doden, in de
vrijheidsstrijd vallen slachtoffers. De wapens richten wel niet de schade aan
die ze verondersteld zijn aan te richten, er wordt bijvoorbeeld zonder al te
veel gevolg gebruik gemaakt van atoombommen en –kanonnen. Louis Paul Boon heeft blijkbaar een "boontje"
voor het gebruik van "atoom" als voorvoegsel. Zo vindt men in het
verhaal naast atoombommen en –kanonnen ook nog "de atoomridder".
Andere auteurs maakten trouwens ook graag gebruik van het woord
"atoom", waaronder Maurice Roggeman in het volgend verhaal. Daarin
vraagt Proleetje op een bepaald moment aan Fantast of hij nog leeft, waarop
deze antwoordt : "nog een atoompje"[47]. De atoombom stond op
dat moment dan ook sterk in de actualiteit. Louis Paul Boon en Maurice Roggeman hangen in dit
verhaal dus geen al te mooi beeld op van de kapitalistische maatschappij.
Kapitalisme wordt geassocieerd met uitbuiting, machtsmisbruik, onderdrukking,
waarbij het gewone arbeidersvolk bedrogen wordt door valse discours. Alleen
door zich te organiseren (leden werven, pamfletten verspreiden, …) en in
opstand te komen kan het volk een einde maken aan deze onrechtvaardige
situatie. Dan kan een nieuwe wereld ontstaan waar niemand iets tekort komt.
Dit blijft natuurlijk een ideaal … Een ideaal, maar een ideaal dat verwezenlijkt wordt. En
deze optimistische afloop is eerder merkwaardig voor Boon, omdat hij in zijn
ander werk meestal een veel pessimistischer houding aanneemt. In zijn roman
Vergeten Straat uit 1946 bijvoorbeeld, waar de bewoners van een afgesloten
straat een communistische gemeenschap proberen op te richten, maar waarin het
experiment mislukt.[48] Ook in zijn andere bijdragen aan De Roode Vaan was Boon
blijkbaar pessimistischer, zoals Jos Muyres vermeldt in zijn boek :
"Maar zijn bijdragen aan De Roode Vaan missen de voor die naoorlogse
communistische journalistiek typerende opportunistische en euforische
toonzetting. Onder andere Oud-Rode-Vaan-collega Rosa Michaut heeft er later
op gewezen dat Boon qua levenshouding eigenlijk niet bij De Roode Vaan
thuishoorde, omdat hij niet in veranderingen en al helemaal niet in een
communistische samenleving geloofde. Zijn indertijd in boekvorm verschenen
werk bevestigt deze veronderstelling : daarin overheerst een diepgeworteld
ongeloof in maatschappelijke veranderingen."[49] Twee mogelijkheden stellen zich dan ook : ofwel heeft Boon zich voor
Proleetje en Fantast in optimistische richting laten gaan[50]
ofwel heeft hij de richtlijnen van de redactie opgevolgd. Uit al geciteerde
interviewfragmenten blijkt dat het verhaal duidelijk in opdracht van de
redactie van De Roode Vaan gemaakt werd. En de redactie zal meer dan waarschijnlijk een propagandaverhaal
verwacht hebben waarin het voorbeeld getoond wordt, waarin getoond wordt dat
en hoe een klassenstrijd kan gewonnen worden door de arbeidersmassa en hoe
het volk dan een nieuwe, betere, maatschappij kan opbouwen[51].
Een pessimistisch einde zou hierin zeker niet passen. En het feit dat zeer
veel elementen uit het verhaal perfect aansluiten bij de standpunten van de
krant, bevestigt deze redenering alleen maar. Het "druk-vanuit-de-redactie"-argument kan trouwens ook gebruikt worden om te verklaren
waarom er geen auteurs vermeld worden voor het verhaal. Misschien vond Boon
het te zeer bestellingswerk en te weinig persoonlijk om er zijn naam onder te
zetten. 13.3.6. Proleetje en Fantast Globetrotters Het verhaal "Proleetje en Fantast globetrotters" bestaat uit
twee onderverhaaltjes, die ik afzonderlijk zal behandelen. Het eerste deel is
volledig nieuw, terwijl het tweede deel een variatie is op de strijd tegen Koning Trust. Proleetje en Fantast blijken hun nieuwe
"land-van-belofte" een beetje saai te vinden, want ze vervelen
zich. Ze besluiten dan maar
op reis te gaan. Ze vertrekken met het vliegtuig en ter hoogte van het eiland
Bikinino springen ze naar beneden. Bikinino is dan ook een "prachtig
eiland" met "goudkleurig strand, kokospalmen en
bananenstruiken". Maar de twee jongens zijn nog maar net geland op het
eiland, of ze worden al door de inboorlingen naar het dorp gebracht. En tegen
al hun verwachtingen in, worden ze niet in de ketel gestopt, maar een hut
binnengeleid. Ondertussen blijkt ook dat er een ganse hoop
Amerikaanse militairen op het eiland aanwezig zijn. Dit wordt niet expliciet gezegd, maar de "PM"
die ze op hun helmen hebben staan, en het soort Engels dat ze spreken
("handsoep"[52]),
zeggen genoeg. De soldaten vinden Proleetje en Fantast verdacht en sluiten
hen op. Opeens zijn Proleetje en Fantast getuige van een merkwaardig tafereel,
dat hun "bloed aan het koken" brengt : "De inlanders worden
uit hun hutten gesleurd, op het strand
in een troepken gezet en door de mitrailletten in bedwang gehouden. Een groot
schip komt rechtstreeks op hen aangestevend. Nauwelijks geankerd wordt de
grote valdeur neergelaten en de inboorlingen als een kudde schapen in het
water gedreven. Overal gekerm en gehuil, alles wat hen lief is moeten ze
verlaten, hutten bossen, bananen, kokosnoten, papegaaien, apen en andere
lekkere dingen."[53]
De naam van het schip, "Liberty shop", is minstens ironisch te
noemen. Proleetje en Fantast besluiten te vluchten, en ondanks het feit dat ze beschoten worden door
mitrailleurvuur, raken ze met een kano weg over de Stille Zuidzee, terwijl ze
in de verte kruisers zien liggen. Maar : "Eensklaps schijnen hemel en
aarde open te scheuren. Proleetje vliegt van 't verschot de lucht in en zijn
muts wordt bijna van zijn hoofd gerukt… In de verte zien ze een
reuzepaddestoel de lucht in groeien."[54]
Een atoombom dus … Dit eerste deel is één en al anti-Amerikaans en anti-atoombom te
noemen. Ook de inboorlingen worden naar hedendaagse normen niet al te fraai
voorgesteld. Proleetje en Fantast vrezen in de kookpot terecht te komen, de "zwarte
mannekens" spreken "koeterwaals", en één van de zwarten wordt
zelfs eens beschreven als "schoenkreemsandwichman". Maar voor die
tijd is dit totaal niet buitengewoon en dit is zeker niet het belangrijkste
element. Veel belangrijker is dat de inboorlingen worden opgedraafd om een rol
van slachtoffers te spelen. Slachtoffers van de Amerikaanse atoomproeven en
van de Amerikaanse agressie. De voorstelling van de Amerikaanse soldaten is
niet al te vleiend : ze worden beschreven als "zwartkijker",
"donkerwolk" of nog "man van de openbare wanorde"[55].
Met de chef van de Donkerwolken is het nog erger gesteld : deze doet niets
dan roepen en ziet in Proleetje en
Fantast spionnen, zodat hij ze wil laten doodschieten. De Amerikanen worden voorgesteld als agressievelingen die alles doen
om hun doel te bereiken, ook al moeten ze daarvoor de inlandse bevolking hun
huizen en omgeving ontnemen en hen op een mensonwaardige manier samendrijven
naar de "Liberty Shop". Men kan de situatie zelfs ook zien vanuit
ecologisch standpunt : de Amerikaanse donkerwolken helpen, ten behoeve van
hun atoombom, een prachtig eiland om zeep. Hier wordt natuurlijk verwezen naar de Amerikaanse
atoomexperimenten op het eiland Bikini in de Stille Oceaan. Vanaf 1946
hielden de Amerikanen op dit eiland atoomproeven, nadat ze de bewoners
verwijderd hadden. Ook merkwaardig is het feit dat, daar waar in het eerste
verhaal nogal speels met atoombommen omgegaan werd, het hier bittere ernst is. Ten tijde van de atoomproeven op Bikini neemt De Roode
Vaan een sterke negatieve houding aan tegenover de Amerikaanse experimenten.
Ook wordt er "gelachen" met de tegenvallende resultaten van de
eerste proeven. Daarnaast wordt de Amerikaanse houding inzake atoomwapens
afgekeurd, en de Sovjethouding als alternatief naar voor geschoven.[56] Ook de voorstelling
van de Amerikanen als agressievelingen die de vrede en de openbare orde
bedreigen, past perfect hij de communistische denkbeelden. In het tweede onderdeel ziet een schip de kano van Proleetje en
Fantast varen, en ze worden opgepikt. De bemanning blijkt echter uit een hoop
rare gevallen te bestaan. Naast Kapitein King Kong of Eenoog[57],
bestaat ze uit de "kaffer" en de "eierenkakker". Een storm steekt op en de twee jongens gaan zich verstoppen in het
ruim, waar een kist staat die hun aandacht trekt. "Proleetje slaat zijn
pollekens open van verbouwereerdheid bij het lezen van het bestemmingsadres.
Ik wil er mijn nieuwe muts bij verwedden dat daar kiekentaartjes en
atoomsigaren in zitten, peinst hij."[58]
Op de tekening valt een deel van het adres te lezen : "Apokalipstru …
naaim … nes … via … b … aire". Natuurlijk blijken er in die kist geen
naaimachines te zitten, maar wapens : "Brownings, kolts,
trommelrevolvers, automatische pistolen, traangaspistolen van de
allernieuwste modellen."[59] Aangezien in het ruim ook een lading worsten ligt, verwisselen
Proleetje en Fantast de inhoud van de twee kisten en kruipen zelf in een lege
ton. Even later komt het schip aan in de haven van bestemming en wordt de
lading uitgeladen. De twee jongens houden vanuit hun ton de omgeving in het oog en
"Als de duisternis ingevallen is willen Proleetje en Fantast hun
schuilplaats verlaten om de omgeving te verkennen, maar juist op dat ogenblik
komt er een luxewagen aansuizen en stopt vlak voor hun ton. Een zwarte vent
stapt er uit en loopt op zijn sokken naar het schip toe."[60]
De "zwarte vent" en Kapitein Eenoog wisselen "pampieren"[61]
uit, waarna een stel vrachtwagens de verkochte kisten komen opladen. Kapitein
King Kong en zijn bende doen dus duidelijk aan wapensmokkel. Proleetje en Fantast reizen ongezien mee met de vrachtwagens, die door
een kaal landschap met kaktussen rijden. Fantast denkt dat ze zich in
"Kakadoezië" bevinden, dat één of ander Spaanssprekend
Zuid-Amerikaans land[62]
moet voorstellen. Uiteindelijk rijdt het konvooi een domein binnen, waar
boven de ingang "Haciënda del Trusto" te lezen staat. De jongens
springen snel van de vrachtwagen af en zien een "mooie luxeauto"
voorbijrijden waar sigarenrook uitkomt. Hun nieuwsgierigheid wordt
geprikkeld, en ze dringen de "prachtige haciënda" binnen. Daar zien
ze Koningos Trustos met zijn mannen niet al te zuivere plannen smeden :
"Afgedankte generalen en mannen met goud en zilver bestikte frakken
zitten rond een vierkante tafel een komplot te fabriceren."[63] Maar Proleetje en Fantast worden opgemerkt, "de zilver- en
goudverstikten stuiken uit hun hol en een verschrikkelijke achtervolging
begint."[64]
Maar ze slagen erin te ontsnappen en trekken verder tot ze aankomen bij een
krotwoning, waarvan ze "haast niet geloven dat daar mensen kunnen
wonen". Proleetje merkt dan ook op : "Dit zullen in geen geval
vrienden van onze vijanden zijn".[65] Hier wordt weer, zoals in het eerste verhaal, de scherpe tegenstelling
uitgespeeld tussen het arme volk en de rijke Koningos Trustos, met als enig
verschil dat de Trust-aanhangers (nog) niet aan de macht zijn. Ze proberen
alleen via een complot de macht in handen te krijgen. Trustos en de zijnen
roken dikke sigaren, beschikken over een luxueuze haciënda, rijden in
luxeauto's en dragen met goud en zilver versierde uniformen. Die uniformen
worden trouwens ook gebruikt om de mannen van Trustos belachelijk te maken,
als ze benoemd worden als "de goud- en zilververstikten". Ook in het woordgebruik wordt duidelijk aangegeven wie aan welke kant
staat : Proleetje en Fantast worden beschreven als "onze
onoverwinnelijken", terwijl de mannen van Trustos de
"rebellos" zijn die de macht willen grijpen[66]. Om verder te gaan met het verhaal : Proleetje en Fantast worden door de
Indianen die de krotwoning bewonen, hartelijk ontvangen. Maar plots wordt
heel de omgeving opgeschrikt door een grote rookontwikkeling. Ze haasten zich
naar de plaats van het onheil en "Weldra vinden ze de verschrikkelijke
sporen van de bloeddorstige bende die de opstand ontketend heeft. Overal
rokend puin en in de pampas verspreide lijken van vermoorde inlanders."[67]
De twee jongens gaan dan maar de inwoners van de dichtstbijgelegen
dorp verwittigen, waar iedereen juist staat aan te schuiven voor de rantsoenering.
Maar natuurlijk zitten er in de aanwezige tonnen niet de voorziene worsten,
wel de wapens die Proleetje en Fantast op het schip van ton verwisseld
hadden. De dorpelingen kunnen dus bewapend worden en het verzet tegen Trustos
wordt georganiseerd. Ondertussen zijn ook de "rebellos" aangekomen
: "Geen onraad vermoedend stormen ze al brullend "Viva
Trustos" op de stad toe en verknallen nutteloos hun buskruit dat het
stof in de geburen vliegt"[68].
Ook hier worden de rebellen weer duidelijk voorgesteld als "de
slechten" : niet alleen richten ze een enorme schade aan onder de lokale
bevolking, hun actie is ook totaal nutteloos, aangezien Proleetje en Fantast
toch onoverwinnelijk zijn. Maar de dorpelingen (ook wel "peones"[69]
genoemd) slagen erin de overmacht te behalen. Bij de rebellos gaat het dus
wat minder goed : "De kommandantos, die natuurlijk buiten schot gebleven
was, ziet zijn soldeniers lijk vliegen wegmaaien. Rapos, helpos, of wij zijn
naar de vaantjes ! telegrafeert hij, terwijl het overschot van zijn rebellos
met hun benen onder de armen komt teruggestoven."[70]
De rebellen die proberen te vluchten worden door Proleetje en Fantast, die
zich gedragen "als echte guerrillapartizanen"[71]
tegengehouden. Hier krijgt men een serieuze kritiek op de legerleiding, die
buiten schot blijft, terwijl de gewone soldaten zich laten afmaken. Bij de
beschrijving van Proleetje en Fantast als guerrillapartizanen krijgt men dan
weer een verheerlijking van het communistisch verzet. De rebellie wordt dus gestopt, maar Trustos kan ontsnappen met een
vrachtwagen. Proleetje en Fantast nemen afscheid van de peones en gaan bij
een zonsondergang achter Trustos aan. In dit verhaal gaat het dus niet meer om een regime dat de jonge
communisten Proleetje en Fantast afzetten, maar om een rebellie die ze
voorkomen. Welk gezag er dan wel is in dat land, daar kan men alleen maar
raden. Dat het er niet zo goed gaat, is wel duidelijk, zie daarvoor de
krotwoningen en de rantsoeneringen. Opmerkelijk is ook het "open
einde" : de rebellie is wel neergeslagen, maar Trustos is kunnen
ontsnappen. De kans bestaat dus dat hij elders weer plannen gaat smeden om de
macht te grijpen. De lezer weet alvast dat hij op zijn hoede moet zijn … 13.4. Besluit De Rode Vaan begint zeer laat met het publiceren van een strip. Pas in
mei 1946 wordt er gestart met Proleetje en Fantast. Waarschijnlijk door
gebrek aan financiële middelen worden Boon en Roggeman, als medewerkers van
de krant, aan het werk gezet. Hoewel de auteurs bekend zijn door hun ander werk voor de krant,
worden hun namen nooit genoemd in verband met Proleetje en Fantast. Toch
krijgen de verhalen aandacht : het eerste verhaal heeft recht op een aantal
aankondigingen, die de lezer al enkele weken op voorhand op de hoogte brengen
van de publicatie. Voor het verdere gebrek aan strips zijn er verschillende verklaringen
mogelijk. Vooral het gebrek aan financiële middelen en het ontslag van Boon
en Roggeman lijken plausibele verklaringen. Want De Roode Vaan was goed bezig
om zich naast de andere kranten te plaatsen en zelfs zich tot een
kwaliteitskrant te ontpoppen : verzorgde lay-out en lettertypes, veel
aandacht voor cultuur en een eigen strip die met de nodige aandacht
aangekondigd wordt. Maar ook verschillende verklaringen zijn onmogelijk. De uitleg die soms
aangevoerd wordt dat een communistische krant geen strips publiceert omdat ze
geen Amerikaanse agentschapstrips wilt kopen, slaat nergens op. Er waren
genoeg andere mogelijkheden om aan strips te geraken. De Roode Vaan
publiceert zo bijvoorbeeld een Nederlands verhaal en enkele strips uit de
Franse communistische pers. En hiermee komen we aan de relatie tussen de twee communistische
"zusterkranten", De Rode Vaan en Le Drapeau Rouge. Aangezien er een
nauwe samenwerking tussen deze twee kranten bestond (er wordt soms zelfs
gesproken van De Rode Vaan als de vertaling van Le Drapeau Rouge), is het
zeer merkwaardig dat er niet nauwer samengewerkt werd op het vlak van strips.
Slechts zes stroken afkomstig uit de Franse communistische pers staan in de
twee kranten. En dat terwijl een propagandaverhaal als Proleetje en Fantast
zeker goed gepast had in Le Drapeau Rouge. Deze krant publiceert op dat
moment totaal geen strip. Samenwerken op het vlak van strips had ook de
financiële middelen kunnen versterken. Waarom het niet tot samenwerking
gekomen is, is dan ook zeer moeilijk te achterhalen … Politiek gezien staat Proleetje en Fantast vol met communistische
propaganda. De strijd tegen de trusts en het grootkapitaal, de bevrijding van
de arbeiders, de kritiek op de Amerikaanse atoomproeven, enz. Ook wordt er in
het eerste verhaal een duidelijke link gelegd tussen de trusts,
nazi-Duitsland, Leopold III en (indirect) de CVP. De relatie tussen de
auteurs en de krant werkte dat propaganda-gehalte natuurlijk in de hand. Als
werknemers van De Roode Vaan konden Boon en Roggeman moeilijk anders dan de
partijlijn en de richtlijnen van de redactie op te volgen. |
[1] De titel De Roode Vaan verandert
in mei 1947 als gevolg van de spellingsverandering in De Rode Vaan.
[2] Als we Louis Paul Boon mogen
geloven, kwam er bij de redactie van De Roode Vaan veel vertaalwerk te pas. (Hebbelinck (André). "In feite ben ik een seismograaf". In : De Ley
(Gerd). Een man zonder carrière : gesprekken met Louis Paul Boon.
Amsterdam, De Arbeiderspers, 1982, 1976 p. 134 ; Goeman
(Geert). Louis Paul Boon bij De roode vaan, 1945-1946. Op : www.lpboon.net/bub/7_1/roodevaan.htm
- 8/6/2003)
[3] Beke (Frans)
& Vandenabeele (Werner). De Rode Vaan. In : NEVB, Op. Cit., p. 2623-2624
[4] Gerlo vermeldt in zijn memoires de periode
december 1945 – februari 1946. (Gerlo (Aloïs). Op. Cit., p. 89)
[5] Vandenabeele
(Werner). Louis Paul Boon en De roode vaan. Op : www.lpboon.net/bub/6_3/werner.htm - 8/6/2003 ; Muyres
(J.)1. Bibliografisch
overzicht van de bijdragen van Louis Paul Boon in de periodieken 1944-1979,
Deel 1. Brugge, Kruispunt, 1986,
p. 25 (De data zijn approximatief, er bestaat in de literatuur geen
eensgezindheid over.)
[6] Roggeman
(Maurice). Herinneringen
van Maurice (Morris) Roggeman. In : Boon (Louis Paul). Brieven aan Morris.
Maastricht, Gerards & Schreurs, 1989, p. 137-138 ; Bruinsma (E.), De Geest (D.) & Humbeeck (K.). Voorwoord. In : Louis
Paul Boon, Het literatuur- en kunstkritische werk. I : De Roode Vaan.
Antwerpen, UIA, 1994, p. XXIII
; Goeman (Geert). Op. Cit. ; Vandenabeele (Werner). Op. Cit. ; Van Hoorick
(Bert). In tegenstroom. Herinneringen 1919-1956. Uitgeverij
Masereelfonds, 1982, p. 206
[7] Roggeman (Willem M.). Inleiding. In : Boon (Louis Paul) & Roggeman (Maurice). Proleetje en
Fantast. Amsterdam, Querido / De Arbeiderspers, 1982, p. 5
[8] Durnez
(Gaston)9. Louis Paul Boon In : NEVB. Op. Cit., p. 549-550 ; Muyres (J.)2. De Kapellekensbaan groeit. Over de
ontstaansgeschiedenis van …. Leiden, Uitgeverij Plantage, 1995, p. 28-31 ; Weverbergh
(Julien) & Leus (Herwig). Boonboek
: gesprekken met Louis Paul Boon …. Manteau, 1972, p. 12 & 32 ; Winkler Prins Lexicon
van de Nederlandse letterkunde. Amsterdam / Brussel,
Elsevier, 1986, p. 55
[9] Roggeman volgde er zes jaar les,
Boon maar één jaar. (Weverbergh (Julien) & Leus
(Herwig). Op. Cit., p. 32)
[10] Met o.a. Bert Van Hoorick, latere
hoofdredacteur van De Roode Vaan. (Roggeman (Maurice). Herinneringen van
Maurice (Morris) Roggeman. In : Boon (Louis Paul). Brieven aan
Morris. Maastricht, Gerards & Schreurs, 1989, p. 119)
[11] Roggeman verklaarde later :
"Boon was een uitgesproken anti-fascist. Hij heeft niet actief deelgenomen
aan het verzet, hij was echter wel sympatisant. Hij heeft mensen zoals ik, die
gezocht werden door de Gestapo, bij hem thuis ontvangen". (Weverbergh (Julien) & Leus (Herwig).
Op. Cit., p. 59)
[12] Muyres
(J.) & Vanheste (B.). Voorwoord. In : Boon (Louis Paul). Brieven aan Morris. Maastricht,
Gerards & Schreurs, 1989, p. 5-6 ; Roggeman (Maurice). Op. Cit.,
p. 101-134 ; Weverbergh (Julien) & Leus (Herwig).
Op. Cit., p. 40 & 67 ; Vandenabeele (Werner). Op. Cit. ; Muyres (J.)2. Op. Cit., p. 30-31, 35 ; Muyres (J.) & Vanheste (B.) (eds.) & Boon (Louis
Paul). Memoires van Boontje. Amsterdam, De Arbeiderspers, 1989, p. 15, 182
[13] Louis Paul Boon. In : Florquin (Joos). Ten huize van … (achtste reeks).
Leuven, Davidsfonds, 1972, p. 24-25
[14] Goeman
(Geert). Op. Cit.
[15] Weverbergh (Julien) & Leus (Herwig).
Op. Cit., p. 40
[16] Goeman (Geert). Op. Cit. ; Humbeeck
(K.). Onder de giftige rook van Chipka : Louis Paul Boon en de
fabrieksstad Aalst. Gent, Ludion,
1999, p. 128-129 ; Bruinsma (E.), De Geest (D.) & Humbeeck
(K.). Op. Cit., p. XXI-XXII ; Muyres (J.) &
Vanheste (B.) (eds.) & Boon (Louis Paul). Op. Cit., p. 111
[17] Bruinsma
(E.), De Geest (D.) & Humbeeck (K.). Op. Cit., p. XXII-XXIII
[18] Maarten Thijs en Rosa Michaut.
[19] Door de dalende verkoop werd de
controle en bemoeienis van de partijleiding alleen maar erger. Daardoor ging
Boon met steeds mider plezier op De Roode Vaan werken. (Muyres (J.)2. Op. Cit., p. 33 ; Muyres (J.) & Vanheste (B.) (eds.) & Boon (Louis Paul). Op. Cit., p. 182)
[20] Boon ging zich op de duur van
het communisme distanciëren. In zijn later werk De Kapellekensbaan uitte hij
kritiek op de leiding van de KPB en De Roode Vaan. (Bruinsma (E.), De
Geest (D.) & Humbeeck (K.).
Op. Cit., p. XXIII ; Muyres (J.)2. Op. Cit., p. 33 ; Goeman
(Geert). Op. Cit. ; Weverbergh (Julien) & Leus
(Herwig). Op. Cit., p. 78)
[21] Muyres
(J.)1. Op. Cit., p. 25-26 ; Weverbergh (Julien) & Leus (Herwig). Op. Cit., p. 67, 76-77 ; Hebbelinck (André).
Op. Cit., p. 134-135 ; Muyres (J.)
& Vanheste (B.). Op. Cit., p. 7 ; Roggeman (Maurice). Op. Cit., p. 136 ; Muyres (J.) & Vanheste (B.) (eds.) & Boon (Louis
Paul). Op. Cit., p. 73 ; Bruinsma (E.), De Geest (D.) & Humbeeck
(K.). Op. Cit., p. XXIII ; Goeman (Geert). Op. Cit. ; Vandenabeele (Werner). Op. Cit.
[22] Muyres (J.) & Vanheste (B.) (eds.) & Boon (Louis Paul). Op. Cit., p. 72-73
[23] Roggeman (Maurice).
Op. Cit., p. 137
[24] Weverbergh (Julien) & Leus
(Herwig). Op. Cit., p. 76
[25] Weverbergh (Julien) & Leus (Herwig).
Op. Cit., p. 76-77. Zo erg vooruit op z'n tijd was dit verhaal nu ook
weer niet. Bij het begin van de publicatie waren Willy Vandersteen, Anne-Marie
Prijs en Buth in de Vlaamse pers al bezig met strips. En zij maakten volledig
gebruik van (moderne) tekstballonnen.
[26] Van
Hoorick (Bert). Op. Cit.,
p. 206
[27] Ook Boon moest soms haastig te
werk gaan. Hij kreeg tegen het midden van het eerste verhaal last van zijn
maag, moest thuisblijven, en stuurde de teksten (soms redelijk) laat op. Dus
nog minder tijd voor Roggeman om ze uit te tekenen. (Roggeman
(Willem M.). Op. Cit., p. 6)
[28] Het is dan ook niet echt
verwonderlijk dat men de opdracht toevertrouwde aan Boon en Roggeman, de
schrijver en de tekenaar van het gezelschap.
[29] Roggeman
(Willem M.). Op. Cit., p. 6
[30] Mans (Willard). Louis Paul Boon in de strip. In : Stripschrift, nr. 323 (jg. 32, nr. 6), p. 22
[31] Anoniem (Louis Paul Boon &
Maurice Roggeman). De wonderlijke avonturen van Proleetje en Fantast. (DRV,
1/5/1946 – 28/9/1946)
[32] Idem, str. 2
(DRV, 3/5/1946)
[33] Idem, str.
3 (DRV, 4/5/1946)
[34] Idem, str.
43 (DRV, 13/7/1946)
[35] Idem, str.
51 (DRV, 24/7/1946)
[36] Idem, str.
104 (DRV, 25/9/1946)
[37] Idem, str.
106 (DRV, 27/9/1946)
[38] Idem, str.
107 (DRV, 28/9/1946)
[39] De naam Buchenwald is niet zomaar
gekozen. Hoofdredacteur van De Roode Vaan Bert Van Hoorick had er gezeten. (Muyres (J.) & Vanheste (B.) (eds.) & Boon (Louis Paul). Op. Cit., p. 185)
[40] Idem, str.
21 (DRV, 6/6/1946)
[41] Idem, str.
3 (DRV, 4/5/1946)
[42] Witte
(Els)3. Politiek en democratie. Brussel, VUBPress, 1996, p.
84
[43] Peiren
(Luc). De Communistische Partij van België gedurende de Koude Oorlog
1944-1968. In : Van den Wijngaert
(Marc) & Buellens (Lieve). Oost
West West Best, België onder de Koude Oorlog 1947-1989. Tielt,
Lannoo, 1997, p. 195
[44] Witte
(Els)3. Op. Cit., p. 112-113
[45] Idem, str.
62 (DRV, 6/8/1946)
[46] DRV 24/1/1946, p. 1 ; 25/1/1946,
p. 1 ; 31/1/1946, p. 1 ; 14/6/1946, p. 1 ; 28/6/1946, p. 1 ; 26/7/1946, p. 1 ;
31/7/1946, p. 1
[47] Anoniem (Maurice Roggeman). Proleetje
en Fantast Globetrotters, str. 40 (DRV, 4/1/1947)
[48] Muyres (J.) & Vanheste (B.) (eds.) & Boon (Louis Paul). Op. Cit., p. 15-16
[49] Muyres (J.)2. Op. Cit., p. 33-34
[50] Aloïs Gerlo vertelt : "Als
zovelen … was ook hij in de ban van de ideologie die een rechtvaardige,
klassenloze maatschappij in het leven zou roepen en de kleine man zou
bevrijden." (Gerlo (Aloïs). Op. Cit., p. 103)
[51] Ook de reportage "Brussel
een oerwoud" kent een gelijkaardig einde. (Muyres (J.)2. Op. Cit., p. 33-34)
[52] Anoniem (Maurice Roggeman).
Proleetje en Fantast Globetrotters, str. 16 (DRV, 5/12/1946)
[53] Idem, str.
18 (DRV, 7/12/1946)
[54] Idem, str.
22 (DRV, 12/12/1946)
[55] Idem, str.
16 e.a. (DRV, 5/12/1946 e.a.)
[56] DRV, 29/6/1946, p. 1 ; 2/7/1946,
p. 1 ; 3/7/1946, p. 1
[57] Willem M. Roggeman
vermeldt in de inleiding van de boekuitgave van Proleetje en Fantast de
aanwezigheid van het verhaal van verborgen steken aan het adres van de KPB. De
Kapitein Eénog in het verhaal zou niemand minder zijn dan hoofdredacteur Bob
Dubois. Hij werd zo afgebeeld omdat hij te veel de richtlijnen van partijleider
Edgar Lalmand opvolgde.[57] Of veel lezers
dit doorhadden, valt natuurlijk sterk te betwijfelen. (Roggeman
(Willem M.). Op. Cit., p. 5-6)
[58] Idem, str.
29 (DRV, 20/12/1946)
[59] Idem, str.
30 (DRV, 21/12/1946)
[60] Idem, str.
34 (DRV, 27/12/1946)
[61] In heel het verhaal wordt het
woordt papieren consequent vervangen door "pampieren".
[62] Uit de insciptie op de kist
"b … aire" kan men afleiden dat het om Argentinië kan gaan.
[63] Idem, str.
38 (DRV, 1/1/1948)
[64] Idem, str.
39 (DRV, 3/1/1948)
[65] Idem, str.
41 (DRV, 6/1/1947)
[66] Idem, str.
41 (DRV, 6/1/1947)
[67] Idem, str.
43 (DRV, 8/1/1947)
[68] Idem, str.
46 (DRV, 13/1/1947)
[69] Zuid-Amerikaanse boeren.
[70] Idem, str.
47 (DRV, 14/1/1947)
[71] Idem, str.
50 (DRV, 17/1/1947)