|
|||||
9. De Standaard / Het Nieuwsblad 9.2. Het stripbeleid
van de Standaardgroep 9.2.3. De
gedeelde Vandersteen 9.2.5. Extra's in Het
Nieuwsblad 9.3.2. "De
Bokkerijder" … of is het "De Collaborateur" 9.3.3. De
Mottenvanger, of de oorlogstheorie 9.3.4.
Lambiorix, of de koning is weg 9.4.1. Benelux, Marshallplan, VN 9.4.4. De IJzertoren, taaltoestandn
en andere Vlaamse elementen 9.4.5. Niet heel Vlaanderen zat in
de collaboratie 9.4.6. Officiële en andere prijzen 9.4.7. Politici, verkiezingen en
wetten 9.4.8. Politieagenten, ambtenaren
en stakende arbeiders 9.4.10. Godsdienst en katholieke
geest 9.4.13. De
staat van de wegen, compassiebons, het bewijs van burgerdeugd en andere
alledaagsheden 9.5. Vandersteen en de
politiek |
|||||
|
|||||
9. De Standaard / Het Nieuwsblad 9.1. Historiek en situering Al voor het conflict tussen de Standaard- en de Gidsgroep in volle
hevigheid losbarst, onderzoekt een groep Vlaamsgezinden de mogelijkheid een
krant op te richten, als reactie tegen de redactionele lijn van De Nieuwe
Standaard. Deze mensen gaan samenwerken met de Standaardgroep en richten op 22 maart 1947 "De
Schakel" op, die mee aan de basis zou liggen van de herboren Standaard. Hoewel het sekwester op De Standaard opgeheven wordt,
en het contract met de mensen van De Gids ten einde is, zijn deze laatste zeer
moeilijk uit de gebouwen te krijgen. De herlancering van de Standaardbladen
gebeurt dan ook vrij chaotisch. Op 2 april verschijnt Het Nieuwsblad terug,
eerst op klein[1], en na drie weken op
groot formaat. Op De Standaard is het nog even wachten. Maar niet alleen de infrastructuur en de titels moeten
gerecupereerd worden, ook het publiek moet teruggebracht worden naar de oude
Standaardstal. Een sterke concurrentiestrijd ontwikkelt zich dan ook tussen
de vertegenwoordigers en verkopers van de twee groepen. Op 1 mei is het dan zover en verschijnt De Standaard
terug. Ondertitel wordt weer "Dagblad voor staatkundige,
maatschappelijke en economische belangen" en de leuze
"AVV-VVK" is ook weer op post. Willem Melis wordt aangesteld tot
hoofdredacteur, maar verlaat die post al in de herfst van 1947. Jozef
Uytterhoeven zorgt dan als redactiechef voor de "dagelijkse gang van
zaken", maar een echte nieuwe hoofdredacteur komt er niet.[2] Gaston Durnez schrijft : "In die bewogen tijden
werd de redactionele politiek van de Standaardbladen bepaald door Albert De
Smaele, de directeur-generaal, in overleg met Elie Serruys, die de
editorialen schreef, Albert d'Haese, die (bijna altijd) de rubriek
"Feiten en beschouwingen" leverde en, in mindere mate, door Jozef
Uytterhoeven, administratief redactiechef, die zelf niet schreef."[3] Al van bij het begin gaat De Standaard een harde
houding aannemen tegen de repressie. Op de redactie werken ook een aantal
mensen die eigenlijk beroofd zijn van hun burgerlijke rechten en dus niet mogen
publiceren. De reputatie van de krant is zelfs zo erg dat de concurrentie De
Standaard het "blad der zwarten" noemt.[4] De repressie is een
zeer belangrijk gegeven voor het blad : "Na hun terugkeer hadden de twee
kranten van de groep zich opgeworpen als de stem van de Vlaamsgezinden in het
algemeen en van de door de naoorlogse repressie getroffenen in het biezonder.
De twee kranten beschouwden deze repressie voor een groot deel als niet
zozeer tegen echte nazi's en collaborateurs gericht als wel tegen de Vlaamse
Beweging. De Standaard-kranten kantten zich evenwel tegen een
Vlaams-nationalistische partijvorming en ijverden vurig voor een versterking
van het Vlaamse element in de CVP, die door een van de voornaamste politieke
redacteurs, Bert d'Haese, "het schild en het zwaard van Vlaanderen"
werd genoemd."[5] In de Koningskwestie staat de krant volledig achter
Leopold. De Standaard ziet de koning als een symbool dat de Vlamingen en
Walen kan verzoenen. De kwestie wordt trouwens ook gelinkt aan de repressie :
de houding van Leopold wordt gezien als een excuus voor de houding van
sommige collaborateurs tijdens de oorlog. "In DS zowel als in andere
bladen groeide het beeld van Leopold tot een heroïsche, bijna mythologische figuur,
het beeld van een ridder of een engel die met een vlammend zwaard de mensheid
zou kunnen redden."[6] De troonsafstand wordt dan ook niet geapprecieerd :
""Leven wij nog in een democratisch land ?" vroeg het
Standaardhoofdartikel van 1 augustus zich verbijsterd af. De koning, die
"andermaal blijk gegeven (heeft) van zijn grote genegenheid voor zijn
volk en zijn toewijding aan het land", was teruggedeinsd voor het
revolutionaire optreden en voor de schandelijke chantage. Hem werden geen verwijten
gemaakt. Maar dat het wettige gezag de duimen had moeten leggen voor "de
linkse opstandelingen" zou een gevoelige slag zijn voor de CVP-regering,
voor de democratie en voor de Belgische eenheidsstaat. "Het zal bewezen
zijn dat de werkelijke macht niet bij het parlement berust en dat de
Vlamingen, alhoewel zij de meerderheid zijn, hun rechtmatige eisen niet
kunnen doorvoeren. De Walen dreigden met revolutie. Hoelang zal het duren eer
de Vlamingen tot het inzicht komen dat zij er niet zullen komen met voort
braaf te zijn ?"[7] De Standaard heeft als ondertitel "Dagblad voor
staatkundige, maatschappelijke en economische belangen", en telt tussen
de 6 en de 8 pagina's. De krant verschijnt zeven keer per week, met strips
van maandag tot zaterdag. Ook Het Nieuwsblad verschijnt dagelijks op 6 à 8
pagina's, en publiceert geen strips op zondag. 9.2. Het stripbeleid van de Standaardgroep 9.2.1. Eerst Het Nieuwsblad … Een week na het herverschijnen, op 9 april 1947,
kondigt Het Nieuwsblad haar eerste strip aan : "De Zwarte van Mijnheer
De Wit. Eindelijk ! Maar ook voor goed start heden het teekenverhaal van
"Het Nieuwsblad". Alle lezers, zoo groote als kleine, grijpen heden
eerst naar blz. 8 voor "De Zwarte van Mijnheer De Wit.""[8] Geen repressiethema echter in dit verhaal. De Zwarte in
kwestie is gewoon de Afrikaanse begeleider van Mijnheer De Wit, die na lange
tijd in de kolonie terugkeert naar zijn dorp. Al komt er wel een politiek
grapje in het verhaal voor. Als de Zwarte met een leeuw in het dorp aankomt,
zegt hij : "Gij leeuw goed verzorg : gij vriend leeuw blijf. Soms leeuw
wild wordt, lijk Vlaamsche leeuw …"[9] De strip is echt een noodzaak om te kunnen concurreren
met 't Vrije Volksblad, waartegen allerlei berichten gepubliceerd worden. Het
verhaal verschijnt volledig anoniem. Auteurs van dienst zijn Willy
Vandersteen (schetsen), Eugeen Van den Broeck (scenario en inkting) en Pol
Heyns, hoofdredacteur van Ons Volk (scenario).[10] Het verhaal loopt tot
30 april. Vanaf 1 mei volgt Het Nieuwsblad op stripvlak De Standaard, die dan
herverschijnt. 9.2.2. … dan De Standaard Vanaf 1 mei 1947 verschijnt de oude Standaard terug en vanaf de eerste
dag is er al een strip op post. Tot 24 juli publiceert De Standaard op de
donderdagse pagina "Jeugd en gezin" wekelijks vier stroken van het verhaal "Sikkie en zijn
Baasje" van Gert Ronde[11].
Hierin lost de krantenjongen Baasje (Sikkie is zijn aapje) de ontvoering van
Professor Wystick op, die op het punt stond "een uiterst belangrijk
medecijn samen te stellen tot heil van gans het mensdom"[12]
En natuurlijk worden de ontvoerders door de politie opgepakt. Vanaf 2 mei loopt ook het Britse verhaal "Zonnedal"[13].
Dagelijks worden twee stroken van deze humoristische ballonstrip
gepubliceerd. Het verhaal gaat over een stadje waar vanalles misloopt. De brandweer
is incompetent, de burgemeester weigert de stadsschuld af te lossen, de
bankdirecteur heeft met het geld van de bank illegaal gegokt, … Ook wordt een
zeer speciale humor gebruikt, zoals een begrafenisondernemer die graven gaat
aanbieden aan zieken en het belachelijk maken van Schotten. Engels klinkende
namen, het decor, het voorkomen van Schotten en overblijvende stukjes Engelse
tekst wijzen erop dat het verhaal waarschijnlijk uit Groot-Brittannië
afkomstig is. De publicatie wordt – zonder dat het verhaal gedaan is –
afgebroken op 27 juni. Het is maar al te duidelijk waarom Zonnedal zo abrupt
afgebroken wordt. 9.2.3. De gedeelde Vandersteen Op zaterdag 7 juni verschijnt de eerste aflevering van De Familie
Snoek in De Standaard. Elke zaterdag zou er een plaat van vier stroken
volgen, met uitzondering van een kleine onderbreking tijdens de zomer van
1950. In het laatste prentje van de plaat van 15 juli 1950 vertelt de buurman
van Snoek aan de lezers : "Zeg, gazetlezers … Zult een paar weken zotte
Snoek mankeren … is met vacantie … ga hetzelfde doen …"[14]
Op 5 augustus is de Snoek-familie echter weer van de partij. In de reeks
worden er net als in Suske en Wiske allerlei opmerkingen gemaakt over
politiek en actualiteit. In het begin van 1949 wordt Leonard Snoek zelfs een
tijdje staatssecretaris. En vanaf diezelfde 7 juni worden ook Suske en Wiske al aangekondigd.
Tien aankondigingen volgen tegen de start van het eerste verhaal, De Koning
Drinkt. Kroon op de propaganda is het artikel "Op bezoek bij Willy Vandersteen"
van L. H. dat op 27 juni 1947 verschijnt. Het gesprek gaat onder andere over
het Antwerpse karakter van zijn verhalen, zijn kindertekeningen op de
voetpaden, zijn opleiding en zijn vroegere realisaties. Er worden zelfs lezers uit
alle werelddelen en een professor bijgesleurd : "Ik hoorde vertellen van
een hogeschoolprofessor, onderbreek ik hem, die bijna elken dag, 's morgens,
vooraleer naar de cursus te gaan een heroïsch gevecht levert met zijn
kinderen om het eerst de verdere lotgevallen van Suske en Wiske te kunnen
nagaan. Die professor wacht nu met spanning op het nieuwe avontuur van
"De Koning drinkt"."[15]
9.2.4. Vandersteen exclusief Bij het volgende verhaal wordt het feit dat het alleen
nog in de kranten van de Standaardgroep verschijnt, volop uitgespeeld :
"Dit tekenverhaal werd door de bekende tekenaar alleen aan De Standaard
afgestaan."[16], "De Standaard
heeft de exclusiviteit van dit verhaal, met uitsluiting van elk ander
blad."[17] En deze boodschap
wordt een tiental keer herhaald. Het Nieuwsblad gaat nog verder en publiceert
een regelrecht "propaganda-offensief" om de mensen duidelijk te
maken dat de verhalen van Vandersteen "alleen in Het Nieuwsblad"
verschijnen. Hiernaast wordt een tekst afgedrukt.[18] Bij De Standaard vinden ze altijd iets. Bij de start
van "De Bokkerijder" plaatsen ze onder andere de volgende boodschap
: "Wil U Suske en Wiske weer in actie zien ? Neem uw voorzorgen om
geregeld dag aan dag dit boeiende verhaal te volgen. Bestel dus tijdig uw
abonnement."[19] Aan dit verhaal wordt
zelfs een wedstrijd gekoppeld. En in juni 1948 gaat Het Nieuwsblad over tot het
publiceren van uitgebreide samenvattingen "ten bate van wie thans voor
't eerst "Het Nieuwsblad" in handen krijgt".[20] 9.2.5. Extra's in Het Nieuwsblad Het Nieuwsblad publiceert ook strips die niet in De
Standaard staan. Dat gebeurt op de donderdagse pagina Ons Volkske. De eerste
reeks die daar, naast het al vermelde "Sikkie en zijn baasje"
opduikt, is "Pietje Slim". Deze strip bestaat uit losstaande
afleveringen met ondertekst, die telkens een voorval van Pietje vertellen. De
teksten staan op rijm. In mei en juni 1947 verschijnen enkele afleveringen van
"De Rakkersclub", gagplaten met de kinderen Rakker, Krul, Krol,
Lieveke en Drolleke in de hoofdrol. De reeks moet van Belgische oorsprong
zijn.[21] Verder verschijnen
van juli tot oktober 1947 nog afleveringen van "Dikkie Dapper" en
van "De wonderlijke lotgevallen van Snolleke en Snuffel". Daarna krijgt Vandersteen de krant voor hem alleen, en
publiceert Ons Volkske wekelijks een gagplaat van De Vrolijke Bengels,
aangevuld met een plaat uit een vervolgverhaal. Twee zulke vervolgverhalen
komen achtereenvolgens aan bod. "Tussen water en vuur" vertelt het
verhaal van de prehistorische jongen Soltar. En "De jonge brigand"
speelt zich af ten tijde van de boerenkrijg, een verhaal waarin "God,
Vrijheid en Vaderland" centraal staan. Begin 1949 wordt Ons Volkske een onafhankelijk weekblad
en verdwijnt de pagina uit de krant. 9.3. Politieke verhalen … In dit deel zullen enkele Suske en Wiske-verhalen
uitgebreid besproken worden, die opgebouwd zijn rond een politiek thema.
"De Koning Drinkt", "Lambiorix" en "De Stalen
Bloempot" rond de Koningskwestie, "De Bokkerijder" rond de
repressie en "De Mottenvanger" rond het thema oorlog. De overige verhalen[22]
(en elementen uit de net vernoemde) komen samen aan bod in een volgend deel,
waarin politiek getinte elementen per thema zullen gegroepeerd worden. 9.3.1. De Koning Drinkt[23] In dit verhaal belanden Suske en Wiske via een oude
spiegel 600 jaar terug in de tijd, meer precies in het jaar 1347. Als moderne
mensen kunnen ze het gebeurde heel moeilijk geloven, "maar tegenwoordig
maken ze ons toch van alles wijs, … dus …"[24] Suske en Wiske komen daar het Middeleeuwse evenbeeld
van hun Tante tegen, die Sidonia heet. Zij is één van de lijfeigenen van
Koning Poefke en maakt allerlei brouwsels om zieken te genezen. Sidonia
vertelt wat er in het land aan de hand is : "Tot voor enkele tijd ging
alles hier goed want koning Poefke is een brave man die nooit oorlog voert
voor zijn plezier !"[25]
Maar nu is Poefke ziek, en niemand kan vinden wat er scheelt. Daarop trekken Suske en Wiske naar het kasteel, waar ze
vaststellen dat Poefke last heeft van een droge lever. De remedie is simpel :
bier drinken. En aangezien dat er niet is, besluiten de twee er zelf te
brouwen. Met als resultaat dat de koning na het drinken ervan beter wordt.
Hij kan zelfs niet meer stoppen, en doopt zijn volk om tot
"Kannekijkers". Tijd voor een beetje aardrijkskunde : "In het woud
nabij de stad zit een draak met 2 koppen die bijna gans het jaar slaapt en
soms eens wakker wordt om zijn honger te stillen."[26]
Dan eet hij alles op wat hij tegenkomt. Maar veel belangrijker is dat achter
het gebied van de draak een ander land ligt : het land van Koning Cactus.
Poefke heeft echter geen al te hoge dunk van zijn buur en collega : "In
verre land, voor ons niet te bereiken, want we zouden dra bezwijken, ligt
trots het fiere slot van koning Cactus, d'halve zot !. Zonder dat zij 't
wensen, judast hij zijn mensen. Met belastingen en boeten, speelt hij dapper
met hun voeten !" En Wiske moet er weer iets aan toevoegen : "Allee
allee Poefke ! Ik dacht dat alleen bij ons de …"[27] Maar Poefke heeft een idee. Hij wil bier sturen naar
zijn collega Cactus, om hem wat te laten bijdraaien. Suske, Wiske en Sidonia
gaan met een lading bier op weg, en schakelen onderweg de gevaarlijke draak
uit. En al snel blijkt dat het regime van Cactus zeer
"democratisch" is. Op een plakkaatje staat te lezen : "Rijk
van koning Cactus. Zwoegen ! Zweten ! Zwijgen !!!"[28] Cactus is opgetogen over het bier, maar denkt er niet
aan de voorraad te kopen. Hij wilt het geheim kennen : "Wat !?!.. Kopen
!?!.. En mijn deviezen laten gaan !?! Gij gaat hier niet buiten of ge moet
mij de bierformule bekend maken !"[29]
Het bier moest vrede brengen, maar brengt alleen maar ruzie. "De wrede
Cactus" zet de bezoekers gevangen : "Werpt ze allen in de diepste
kerker en haar de wreedste beul ! Wacht !.. Beter nog !!! Haal een sergeant
van 't leger !!!"[30] Maar het drietal kan vluchten en laat een boodschap
achter voor het volk van Cactus : "Volk van Cactus ! De draak is dood !
De weg naar 't land der Kannekijkers is vrij ! Komt tot ons, gij allen die
dorstig zijt en zorgen hebt ! Bier ! Dans ! Zang ! De Kannekijkers."[31]
Waarna ze in triomf door Poefke ontvangen worden, Poefke die zijn buurvolk
trouwens herdoopt tot "de Droge Levers". Cactus is ondertussen niet meer te houden : "Ik
moet en zal bier hebben ! Anders zal het volk naar de Kannekijkers overlopen
! Zij zullen niet meer sparen en onze deviezen 't land uitsmokkelen !
Desnoods ontketen ik de burgeroorlog !" Zijn mannen zijn alleszins
bereid om te vechten, maar Cactus wil "eerst een ander middel
beproeven". "Tenslotte is iedere man die op 't slagveld valt een
belastingsbetaler minder."[32] En ondertussen komen er regelmatig droge levers tijdens
de nacht naar het land van de Kannekijkers om de bloemetjes buiten te zetten,
"en er wordt hartelijk verbroederd".[33] Maar op een dag staat Cactus met zijn leger voor het
kasteel van Poefke. "Inderdaad, Cactus heeft besloten de bieroorlog te
ontketenen. Na de vredelievende drooglevers in kampen te hebben opgesloten,
komt hij met een leger van leeglopers het kasteel van Poefke belegeren. De
Kannekijkers hebben zich allen in de burcht teruggetrokken en de belegering
begint."[34] En na een lange belegering met wisselende kansen,
slagen Suske, Wiske en Sidonia erin Cactus te verslaan en gevangen te nemen.
En alles komt goed : bij een finaal tweegevecht sukkelen Poefke en Cactus in
het bier, waarna ze verbroederen. "Alzo kwam de vrede tot stand. De
Droge Levers specialiseerden zich in het maken van tonnen die in ruil voor
bier aan de Kannekijkers geleverd werden." Het bier wordt naar de vier
windstreken uitgevoerd : "Deviezen stroomden binnen en daar Amerika nog
niet ontdekt was, werden zij niet gebruikt om kauwgom in te voeren."[35] En daarmee is het verhaal ten einde. Koning Poefke
trouwt met Sidonia en Suske en Wiske vliegen door de spiegel terug naar 1947,
bij hun eigen Tante Sidonie. Dit eerste Suske en Wiske-verhaal dat in De Standaard
verschijnt, is zeer rijk aan allerlei verwijzingen. Twee landen met vijandige
koningen liggen naast elkaar. Het volk van Poefke is vrolijk en geniet van het
leven, terwijl het volk van Cactus moet "zwoegen, zweten en
zwijgen". Daar komt nog bij dat Cactus zijn volk "judast" door
hen belastingen en boeten te laten betalen, en zo "met de voeten van de
inwoners speelt". Dat Vandersteen iets heeft tegen belastingen, zal
verder nog duidelijk blijken. Wiske legt de band naar de echte wereld door te
zeggen dat ze dacht dat dat alleen bij ons voorkwam. De enige reden waarom Cactus twijfelt het land van
Poefke aan te vallen, is trouwens dat hij vreest dat er belastingsbetalers
zouden sneuvelen. Als hij dan toch aanvalt, sluit hij eerst zijn
vredelievende onderdanen op in kampen. Waarmee nog eens het repressieve van
zijn regime benadrukt wordt, en een link gelegd wordt naar de Tweede
Wereldoorlog. De situatie waarbij de Droge Levers uitgenodigd worden
om naar het land der Kannekijkers te komen, kan ook gezien worden als een
uitnodiging aan inwoners van onvrije (Oost-Europese ?) landen om zich naar de
vrije wereld te begeven. Koning Cactus blijkt ook erg gesteld te zijn op zijn
deviezen. Hij doet er alles aan om ze maar niet te moeten uitgeven.
Buitenlandse deviezen waren in de zich heropbouwende Europese landen
inderdaad zeer belangrijk om goederen te kunnen importeren. Daarom is het ook
zo positief dat op het einde deviezen binnenkomen door de uitvoer van bier.
En Vandersteen profiteert ervan om de Amerikaanse kauwgom nog eens te laten
opdraven. Doorheen het verhaal worden ook enkele rake opmerkingen
gegeven. Zo luidt de bierwet van Poefke : "Overdaad, leidend tot
dronkenschap, wordt alleen toegestaan aan houders van een
droogleveringsbewijs. (Niet te vergissen met bewijs van burgertrouw !)"[36] Tijdens de belegering van het kasteel wordt Poefke
neerslachtig : "Het lot is mij niet goed gezind ! 'k Drink veel liever
een goeie pint dan met 't scherpe zwaard te zwaaien en Drooglevers weg te
maaien !" Wiske waarschuwt hem : "Ja maar, zeg, Poefke ! Het niet
afstappen en de grote jan komen uithangen als de oorlog voorbij is, he ?"[37]
De Londense regering-Pierlot dus, die bij Vandersteen blijkbaar niet op veel
krediet kan rekenen. En als Cactus de burcht binnenraakt, ziet hij het
helemaal niet meer zitten. "Wat kan onze weerstand hier nog baten,"
zegt Poefke, "'k geloof dat ik beter had gedaan mijn volk niet alleen te
laten !!" Wiske verbetert hem : "Dat is maar een gedacht, Poefke !
Begin dan maar al met een villa in Zwitserland te huren !" Maar Poefke
jammert gewoon verder : "Mijn volk ! Mijn volk ! Ik houd u wel in de
gaten !.. Maar ik heb u toch verlaten ! Beter dan hier staan te kreunen zou
ik in uw midden zijn om u met mijn raad te steunen !"[38]
Dat hier ingespeeld wordt op de kwestie of Leopold III tijdens de oorlog al
dan niet in België moest blijven, is wel duidelijk. Net als die villa in Zwitserland
… En die nacht houdt Poefke het niet langer uit en gaat
hij de stad in om zich onder de bevolking te begeven. Maar hij komt
ontgoocheld terug : "Ik kwam tot mijn volk om 't met mijn woord te
sterken ! maar ze zijn haast allen naar 't Cactusland gaan werken ! Maar, ach
ik ben daarover niet gram ! Ze doen het enkel voor hun boterham !"[39]
Ook hier wordt er verwezen naar de Tweede Wereldoorlog. Waarschijnlijk speelt
Vandersteen hier in op de mensen die tijdens de oorlog (vrijwillig) in
Duitsland gingen werken. Hij verdedigt hen door te zeggen dat ze het enkel
deden om hun brood te verdienen. 9.3.2. "De Bokkerijder"[40] … of is het "De Collaborateur" Het verhaal begint op een morgen dat Wiske net gedroomd
heeft. Tante Sidonie interpreteert de droom en daaruit blijkt dat iemand haar
hulp zal inroepen, maar dat ze daardoor in moeilijkheden zal geraken. Het wordt allemaal nog mysterieuzer door het rare
gedrag van Lambik. Hij verstuurt een mysterieuze brief, hij doet of hij niet
thuis is … kortom, hij doet zeer raar.. Als Suske en Wiske eens gaan zien of
alles wel in orde is, reageert hij geprikkeld : "Wat doet gij hier,
onschuldige wichten ? Verlaat dit huis dat ik met mijn aanwezigheid bezoedeld
heb."[41],
"Bekommer u niet om een verworpene der aarde ! Ieder woord scheurt de
driegdraad van mijn hart verder open ! Laat mij gaan ! Ik zal de schande
uitwissen !"[42]
Daarna verdwijnt hij, hij heeft duidelijk iets te verbergen. Suske en Wiske besluiten dan maar de zolder van Lambik
te doorzoeken en vinden er een kistje met perkamenten in. De documenten
werden in 1772 geschreven door Johan Matheus Lambik, "den droetsten
roever der wrede bokkerijdersbende uit den lande van Limburg"[43],
en voorvader van de hedendaagse Lambik. De man heeft spijt van zijn leven en tekent daarom alles
op. Hij was al een ruziestoker, zat aan de drank, sukkelde in de gevangenis,
en na een ontsnapping werd hij door een gemaskerde uitgenodigd om bokkerijder
te worden. Dat deed hij ook, zodat hij samen met andere bokkerijders op
rooftocht ging. Eén van hun bezigheden was het stelen van zilver uit kerken,
zilver dat ze op een zekere dag omsmolten tot een bok. Maar bij het smelten kwamen de voorvader van Lambik en
een andere bokkerijder een beeld van de Heilige Barbara tegen. Ze weigerden
dat het gesmolten zou worden omdat het de patrones van hun moeder was.
"Ende plots beseften wij dat wij seer snode sondaers ende
heiligschenners waeren. Ende wij stortten tranen van berouw ende wilden ons
seere bekeeren."[44] Ze wilden zich dus gaan aangeven, maar werden door de
andere bendeleden als verraders beschouwd en vastgehouden. Zonder hen werd de
Zilveren Bok dan toch gemaakt en werd de "Geest van den Boze ende het
Kwaad" opgeroepen om in de bok te komen, zodat het beeld kon praten. Johan Matheus Lambik en zijn gezel Thijs slaagden er
toch in om te ontsnappen, maar door een onvoorzichtigheid ontplofte het
rovershol. Lambik was de enige overlevende, en ging zichzelf aangeven :
"Dwaze rechteren vonden het niet noedzakelijck Thijs ende de Silveren
Bok op te graven ende spraeken mijn vonnis uit."[45]
Hij wordt veroordeeld "tot het levenslange plakken van sakskens !"[46] Dit verhaal schreef hij net voor zijn dood op. Aan zijn
nazaten, die dat zouden lezen, vraagt hij twee dingen : Thijs terugvinden en
de zilveren bok laten opgraven om het zilver aan de gestolen kerken terug te
geven. Voor Sidonie wordt alles helder na het lezen van dit
verhaal : "Wel, dat verklaart veel. Lambik is beschaamd omdat een van
zijn voorouders een Bokkerijder was en is op zoek gegaan naar die Thijs
Sprinkhaan en die Zilveren Bok !" "Maar dat is toch al te
belachelijk", reageert Wiske, "Wie heeft er nu al eens geen
bokkerijder in zijn familie ?"[47] Vandersteen legt in dit verhaal duidelijk de band naar
de naoorlogse repressie. Hij gebruikt een verhaal over bokkenrijders om de
houding ten opzichte van collaborateurs aan te klagen. De net vermelde
opmerking van Wiske moet dan ook in die zin geïnterpreteerd worden. Men hoeft
zich niet te schamen als men een bokkenrijder in de familie heeft, net zoals
dat niet nodig is als men een collaborateur in de familie heeft. De houding van Lambik is dus verkeerd, maar toont wel
goed hoe hij zich voelt ten opzichte van de buitenwereld. Hij schaamt zich,
hij bezoedelt zijn huis door zijn aanwezigheid, moet de "schande"
uitwassen en beschouwt zich als een "verworpene der aarde". Daaruit
kan men besluiten dat Vandersteen vindt dat verwanten van collaborateurs te
veel met de vinger gewezen worden. Ook het leven van Lambiks voorvader kan men door de
bril van de repressie bekijken. Door een ongelukkig leven sukkelt hij per
ongeluk in die bokkenrijdersbende, die hem meesleept om allerlei misdrijven
te verrichten. Maar in het diepste van zichzelf blijft hij "goed",
want hij komt door een heilgenbeeldje uiteindelijk tot inkeer. Hij gaat zich
zelf aangeven, maar op een zachtere behandeling moet hij daarom niet hopen :
hij krijgt geen eerlijk proces, en wordt door dwaze rechters tot levenslang
veroordeeld. Omgezet naar de repressie betekent dit : collaborateurs hebben
niet altijd gekozen voor de collaboratie, en zijn er soms onvrijwillig
"ingerold". En eens men erin zit, is het moeilijk zich eruit te
bevrijden. En ook al komt men tot inkeer en geeft men zichzelf aan, dan kan
men nog niet op een rechtvaardige behandeling rekenen, want de rechters
(dwaas, want met te weinig ervaring) spreken veel te zware straffen uit. Even terug naar het verhaal. Lambik is verdwenen en
Suske en Wiske gaan naar hem op zoek in de Limburgse mijnstreek. En daar
gebeuren rare dingen … Zo worden ze bijna ontvoerd door een vliegende
zilveren bok en blijkt Thijs Sprinkhaan, de bokkenrijder-collega van Johan
Matheus Lambik de streek nog onveilig te maken. Zowel Lambik als Suske en
Wiske vallen in zijn handen, en met behulp van zijn zilveren bok tovert hij
dubbelgangers te voorschijn. Deze dubbelgangers zijn de "slechte
ik-en" van de personages, en samen met Thijs gaan deze op rooftocht om
de mensen hun spaarcenten af te pakken. Maar op het einde komt alles terug in orde. Lambik,
Suske en Wiske kunnen zich bevrijden en hun dubbelgangers verdwijnen. De
zilveren bok, met Tijs op zijn rug, slaat op hol, vlucht en komt terecht in
een moeras. Suske en Wiske tonen hem het beeld van de Heilige Barbara, en met
resultaat, want Tijs wilt zich terug bekeren. Het is echter allemaal verloren
moeite, want even later zinkt hij in het moeras. En die nacht verschijnt "de goede en berouwvolle
geest van Thijs !"[48]
Hij brengt de zilveren bok terug en vraagt om het zilver aan de kerken terug
te schenken. Zijn laatste woorden zijn een waarschuwing : "Indien de
beproevingen van het leven u verplichten bankier, doktoor, dagbladbestuurder,
minister, uitgever of een ander bekoorlijk ambt te bekleden, gedenk dan de
laatste ende wijze woorden van Thijs "Gestolen ende gepikt goed gedijt
ende rendeert niet !""[49] In het verhaal zijn nog enkele zeer duidelijke
verwijzingen naar de repressie te vinden. Op een bepaald moment zien Suske,
Wiske en Lambik opeens een brandende wagen in de lucht vliegen. De wagen moet
landen omdat hij een wiel verliest. De aanvoerder van de wagen vertelt tegen
een nieuwsgierige Wiske : "Gij kent zeker de legenden van uw volk niet ?
Op 10 September van den jare 1743 werden hier op de heide mensen ende
personen door redeloze magistraten onschuldig als Bokkerijders veroordeeld
ende aan den galg opgeknoopt !" "Ieder jaar voer ick, Bertus den
Haze, deze onschuldige ende jammerende geesten in dezen vurigen wagen over de
heide tot stichting ende waarschuwing voor de lichtvaardige magistraten
!"[50]
Maar Wiske heeft nog iets toe te voegen : "Met één wagentje ? Maar
jongen toch, de dag van vandaag zoudt ge beter met een trein komen !"[51] Met andere woorden : in 1948 kan men een trein vullen
met onschuldige mensen die door te strenge magistraten als collaborateurs
veroordeeld zijn. De repressie is dus veel te hevig, en allerlei mensen die
het (volgens Vandersteen) niet verdienen, worden gestraft. Patrick Vranken legt in zijn artikel over De
Bokkerijder de link tussen deze "Bertus den Haze" en Bert d'Haese,
Politiek journalist van De Standaard, die "in zijn artikels een polemiek
tegen de misvattingen en onrechtvaardigheden van de repressie" voert.[52] Dezelfde houding neemt Vandersteen aan tegenover
journalisten die slachtoffer zijn van de repressie. In het verhaal wilt Thijs
een "eenzame wandelaar" beroven. "Halt ende uw geld of uw
leven !", roept hij. Maar de man reageert rustig : "Pf !.. Zo'n
leven ! En daarbij ik ben maar een dagbladschrijver. Kultuur en zo … Heb geen
geld !"[53]
Thijs krijgt zelfs medelijden met de man : "Arme kerel ! hier is vijf
frank ende ga in vrede ende tracht liever koereur te worden !"[54] Deze journalist zou volgens Vranken ook Bert d'Haese
kunnen zijn. En ook voor het "tracht liever koereur" te worden
heeft hij een uitleg. Tijdens de oorlog wilden de Duitsers dat feestelijkheden,
en dus ook sportwedstrijden, gewoon doorgingen. En wielerploegen werden wel
eens gesponsord worden door collaborerende kranten. Natuurlijk kregen deze
wielrenners geen last met de repressie, in tegenstelling tot de sport- en
cultuurjournalisten van diezelfde collaborerende kranten.[55]
Deze journalisten kwamen na de oorlog natuurlijk wel in de grootste problemen
terecht. Verder vermeldt hij ook de grote populariteit van het
Bokkenrijdersthema in de jaren na de Tweede Wereldoorlog. Het werd op den
duur een traditionele manier om indirect over de repressie te schrijven.[56] Om te besluiten, nog enkele dubbelzinnige uitspraken
die door Vranken vermeld worden en die inderdaad in het kader van de
repressie kunnen geïnterpreteerd worden. Op een bepaald moment zegt Tante
Sidonie : "Lambik is misschien niet slim maar heeft een goed hart. Men
vraagt zijn hulp en hij gaat … zonder er bij na te denken !"[57]
Dit kan begrepen worden als een verdediging van de Oostfronters, die zo naïef
waren zich te laten misleiden door de Duitse propaganda tegen het communisme. Of nog het liedje waarmee de hoofdpersonages het
verhaal afsluiten : "Wij rusten niet uit ! … Want wij willen vooruit !
Daar de toekomst aan ons behoort !"[58],
wat kan gelezen worden als : "we moeten niet blijven stilstaan bij wat
gebeurd is, laat ons deze zwarte bladzijde omdraaien, de toekomst is
belangrijker dan het verleden."[59]
Net als in de laatste woorden van Thijs een verwijzing kan gezien worden naar
de onbestrafte economische collaboratie. 9.3.3. De Mottenvanger[60], of de oorlogstheorie De centrale thema's van dit verhaal zijn oorlog en
propaganda. Met een in de Ardennen neergekomen Amerikaanse maanraket reizen
Suske, Wiske, Sidonie en Lambik naar de achterkant van de maan. Ze komen
terecht in een aarde-achtig landschap, maar "'t zal later uitkomen dat
het er geen haar beter is dan bij ons !"[61] Het ziet er daar allemaal erg Grieks uit op de maan :
Griekse tempels sieren het landschap, Griekse goden lopen er rond. En de
godin Diana maakt al snel duidelijk welke overeenkomsten er zijn tussen maan-
en aardbewoners : "Ik ben van de godenwereld ! Maar ginds ver achter de
bergen zijn mensen als gij en steeds als gij aardbewoners in twist en
tweedracht levende !"[62] Suske, Wiske, Sidonie en Lambik worden op de rug van
een gevleugeld paard naar een stad gebracht die op Athene lijkt. "Het
blijkt dat er twee volkeren met een Oudgriekse beschaving het maanhalfrond
bevolken. De Feniksen, bij wie onze vrienden verblijven, bewonen de stad
Feniksia. Deze worden door een zee van de stad Orakia gescheiden waar de
bewoners Orakels heten. Beide volkeren drijven in de beste verstandhouding
handel en hebben beide op het gebied van kunst, geest en lichaamscultuur een
hoog peil bereikt."[63] En de aardbewoners vinden al snel hun draai op de maan.
Zo neemt Lambik deel aan de Olympische Spelen in de ploeg van de Feniksen,
die een vijfkamp moeten winnen tegen de Orakels. Maar een geheimzinnige
figuur, de Mottenvanger, heeft duistere plannen. Hij laat Lambik onbewust
vals spelen door zijn schijf te saboteren en zet na de wedstrijd de twee
volkeren tegen elkaar op. "Hun sportfeest dat in vriendschap zal betwist
worden, zal in haat, wrok en wapengekletter eindigen"[64],
dat was de bedoeling van de Mottenvanger, en dat gebeurt ook. De Orakels en
de Feniksen beginnen onder elkaar te vechten. De gevechten houden maar op
door de tussenkomst van Zeus, die hevige donder en bliksem tevoorschijn
tovert. De situatie loopt echter nog verder uit de hand. De
Feniksen roepen Sidonie uit tot hun Keizerin, onder de naam Sidonihera.
Lambik is enorm jaloers, gaat kwaad weg … en wordt even later ontvoerd door
de Mottenvanger. "De Mottenvanger verdwijnt met Lambik in de duisternis.
Dit feit zou een omwenteling worden in de geschiedenis van Feniksia."[65] De betrekkingen tussen Oraklia en Feniksia
verslechteren met de tijd. En ondertussen blijkt dat de Mottenvanger van
Lambik - of Lambikares - zijn "groot orakel" gemaakt heeft :
"Ik heb hem hier gebracht en door mijn invloeden door de Orakels tot
Keizer laten uitroepen opdat hij mij thans zou helpen ! Mijn Glorioldrank en
zijn afgunst op Sidonihera maken hem gehoorzaam !"[66] Als de Mottenvanger ook Keizerin Sidonie in zijn macht
krijgt, is de situatie helemaal om zeep. Er komt een regelrechte oorlog
tussen Feniksia en Oraklia. En ook een echte propagandaoorlog ontketent zich
: de bevolkingen worden tegen elkaar opgehitst, vredelievendheid wordt niet
getolereerd, … Uiteindelijk komt het toch weer in orde. Lambik wordt
door een tegengif terug normaal en Wiske slaagt erin de twee kampen te
verzoenen door de Feniks-vrouwen op de slagveld te brengen. Ineens denken de
mannen aan andere dingen dan aan vechten en een verbroedering volgt. De Mottenvanger onderneemt nog een laatste poging om de
rust te verstoren en vuurt een V1-raket af. Hij wordt echter door de
vliegende bom meegetrokken en beleeft even later zijn laatste momenten. Hij
vertelt zijn verhaal en toont spijt over zijn daden. En daarop keren Suske, Wiske, Sidonie en Lambik terug
naar de aarde met de maanraket : "Joepieee !!… Terug naar de aarde !
Daar zijn tenminste geen Mottenvangers !", "Nee ??… Dat is maar een
gedacht ! Wat zijn anders die ……", "Ssssst !.. Zwijgen Wiske
!!"[67] De Mottenvanger is een geheimzinnige figuur die
verantwoordelijk is voor de oorlog op het maanhalfrond. De lezer krijgt een
eerste keer meer over hem te weten als hij door Sidonie neergeslagen wordt :
"Ik ben … een geest … mijn naam is … Pro-Pagandex … ik ben de
voornaamste dienaar van mars, god van de oorlog ! Ik kreeg van mijn meester
de toelating om op aarde te gaan leren hoe men een oorlog kan ontketenen
!"[68]
Sidonie reageert verbolgen : "Ellendeling !.. Ge hadt beter gaan doppen
! Maar op die ene dag zult ge toch niet veel geleerd hebben !"
"Toch wel", reageert de Mottenvanger, "Ik hoorde een gesproken
dagblad en las enkele kranten ! Ik snapte dadelijk dat er tegenwoordig maar
een middel is … de Leugencampagne !!"[69] Hier wordt al veel duidelijk. De oorzaken van de oorlog
(en van oorlogen in het algemeen ?) zijn propaganda en leugens. Met die
leugencampagne doelt Vandersteen waarschijnlijk op de campagnes rond de
koningskwestie, maar ook andere zaken zijn mogelijk. De Mottenvanger bewerkt zijn slachtoffers met
Glorioldrank, jaloezie, Gouddorst en Sanscrupules-elixir. Zo zorgt hij ervoor
dat de vredelievende Lambik en Sidonie zich ontwikkelen tot wrede
oorlogvoerders. Sidonie wordt een wrede veroveraarster : "Mottenvanger,
ik zou bloed willen zien ! Ik zou willen grenzen verleggen, volkeren
uitroeien en goud vergaren !"[70]
en Lambik en Sidonie kunnen elkaar niet meer uitstaan : "Lambik, de
jaloezigaard", "Sidonie, de valse tik !!"[71],
klinkt het. Hier komt nog een element bij. Sidonie en Lambik,
leiders van de twee strijdende volkeren, zijn zelf niet verantwoordelijk voor
de oorlog, ze worden opgehitst door de propaganda en de middeltjes van de
Mottenvanger. De Mottenvanger heeft dan weer wel een reden om oorlog
te voeren : zichzelf verrijken door aan de twee partijen wapens te leveren.
"Gij moet uw volk laten vechten en het zelf de oorlogskosten doen
betalen ! Hits respectievelijk de Feniksen en Orakels tegen elkaar op en doe
hen veel belastingen betalen waarmee gij dan bij mij wapens … zult kopen !
Helmen, zwaarden, pijlen. Ik lever alles aan de beide partijen en laat aan u,
mijn stromannen, een flinke percent ! Elke druppel bloed met mijn zwaarden
vergoten, brengt u elk een slordig 5 fr. stuk op."[72] En de aanpak werkt : "Mijn Orakels staan vechtens
gereed ! Lever mij direct twee stootwagens !", zegt Lambik. Sidonie
blijft niet achter en bestelt ook. De Mottenvanger doet er zelfs een schepje
bovenop : "Als de zaak goed gaat, geef ik zelfs een heel klein pensioen
aan de weduwen der gesneuvelden !"[73] De kosten van de oorlog blijken ook later nog eens, als
Sidonie opmerkt : "Verdorie, aan die zware stukken is een schone stuiver
verdiend ! Voor de prijs van zo een kan men zeker 20 werkmanswoningen
bouwen."[74] En dat de Mottenvanger voordeel heeft bij de oorlog en
echt geen geweten heeft, blijkt duidelijk op het einde van het verhaal. Net
als de vrede nabij is, lanceert de Mottenvanger een nieuw offensief. Hij zet
raketbommen in en bombardeert er gebouwen mee. "Gevuld met brandstof en
voortbewogen met een opgedraaide schroef is dit tuig het geschikte wapen om
een doodbloeiende oorlog nog wat te rekken ! Dat verbittert de vredelievenden
en geeft de verliezers nieuwe moed ! He ! He ! Waar zou deze nu terecht komen
?"[75]
Op het einde van het verhaal geeft de stervende
Mottenvanger dan toch een uitleg voor zijn daden : "Toen ik nog in leven
was, oefende ik het winstgevend bedrijf van wapenfabrikant uit ! En de
Feniksen en de Orakels, die toen nog halve wilden waren, voerden oorlog om de
tijd te doden ! De zaken draaiden goed … maar toen kwam de crisis …… ze
werden beschaafd … ze lanten niet meer af … en ik bleef met een formidabele
stock wapens zitten … Ik ging dood van honger en hartvreterij … Maar mijn
geest …… kon geen rust vinden en keerde weer om die stock wapens te
likwideren ! Na mijn reis naar de aarde wist ik dat ik met een goed gevoerde
leugencampagne er nog middel was om beschaafde volkeren in 't harnas te jagen
! En gij hebt gezien hoe die massa ondanks haar beschavingsvernis, zich liet
vangen … stomweg … door wat … leugens … Maar nu is mijn …… pijp uit… Ik ga
deemoedig voor de Hoogste Goden verschijnen … om recht te laten spreken over
mijn afschuwelijke drijverijen ……"[76] Als Wiske opmerkt dat hij nog niets gezegd heeft over
dat mottenvangen, gaat hij verder : "Och, dat Mottenvangen … Luister …
Ik besefte dat ondanks al mijn oorlogsstokerij de ogen van de mensen TOCH
eens zouden opengaan en mijn voor de mensheid schandelijk bedrijf zou
stilvallen ! Geen mensen meer kunnen vangen … zou voor mij de verveling
betekend hebben … In dit vooruitzicht oefende ik mij in 't motten vangen ……
om als de oorlogen uitgeschakeld waren … een bezigheid te hebben, waarvangen
en doden mee gemoeid waren ! Vaarwel ! En mogen alle stokers van mijn soort
met twee molenstenen aan de hals …… Fwt… Vaarwel !!"[77] De twee volkeren van het maanhalfrond hebben eigenlijk
weinig redenen om vijandig tegenover elkaar te staan. Propagandaredevoeringen
spelen dan ook een grote rol. Zoals deze van Lambik : "… zodus, volk en
mensen van Oraklia, wij zijn het rijkste volk van het maanhalfrond en moeten
verdekke zien dat we't blijven ! Maar … en hier krijgt mijn stem een holle
klank …… dat zal bloed, zweet en tranen kosten !"[78]
"Er zal moeten afgelapt worden ! Sedert wij de Feniksen blokkeren om de
vrede te bewaren, maken zij alles in erzats ! Zij maken al katoen uit
gedroogde botermelk en volksstrijdwagens uit gekauwd papier ! maar wij zullen
naar de wapens grijpen en er zolang op rammelen dat ze terug onze producten
kopen ! En omdat wij geen sukkels hebben om 't voor ons te doen, roepen wij
dus zelf "Oorlog aan Feniksia" !!!"[79]
De toespraak heeft effect, want de omstaanders beginnen allemaal
"oorlog" te roepen. Lambik gebruikt hier vooral economische
argumenten, de Feniksen moeten overwonnen worden omdat ze belangrijk zijn als
afzetmarkt. En Lambikares is zeer zeker van zichzelf. Enkele jonge
meisjes komen hem iets vragen : "Lambikares, machtig Nieuw Orakel,
waarom het bloed vergieten van onze echtgenoten, broeders en verloofden
?"[80]
Maar zijn antwoord is kortweg : "Troost u, maskes van Oraklia. 't Is 't
bloed van de Feniksen dat zal vloeien ! Want ons kunnen ze niet raken ! Wij
zijn de beste krijgers onder alle krijgers !"[81] En "ondertussen begint Sidonie haar
oorlogspropaganda". Ze schreeuwt het uit tegen de bevolking : "Wij
zijn de goei en de rest zijn de slechten ! We zullen voortaan geen honing,
vijgen of brood meer kopen maar …… zwaarden, speren en strijdwagens !"[82]
Ze weet zelfs een middel om de bevolking tot een oorlog te krijgen : "…
als ik hen wijsmaak dat het voor de vrede is !"[83]
En ja, "de propaganda van Sidonie en enkele goed betaalde posten deden
de Feniksen oorlogszuchtig worden."[84]
Vredelievendheid wordt niet echt op prijs gesteld. Na
de agressieve toespraak van Keizer Lambik heeft één van de toehoorders een
vraag : "… ik zal zelfs niet vechten ! Ik ben lid van "'t Gebroken
Zwaard" en heb aan mijn kinderen geleerd "Gij zult niet
aflappen" ! " Lambik kan er niet echt mee lachen : "Ja, maar
ge moet niet beginnen te zeveren, he ! Wacht eens … Als gij zo vredelievend
zijt, moet ge uw gebroken zwaard weer aan elkaar plakken, want … vrede is een
periode tussen twee oorlogen ! Dus moeten we eerst oorlog voeren om vrede te
bekomen ! Simpel, he ?"[85] Ook Suske en Wiske moeten van Sidonie meedoen :
"Hewel ?.. Niks anders te doen dan verzen lezen en duiven te verzorgen
?!? Ik ga naar Oraklia de oorlog verklaren, verstaan !?! En ik reken op u
beiden om zelfs de onnozele kinderen naar de wapens te doen grijpen !"[86]
Wiske ziet dat echt niet zitten : "Maar … heu …
Keizerlijke Tante … wat hebt u nu ? … Ik speel liever met de duifjes !"
Sidonie reageert kwaad : "Ha gij weigert ?.. Gij wilt mij een affaire
van 5 fr. de bloeddruppel doen missen, he ? Saboteurs ! Separatisten !
Staatsgevaarlijke elementen ! Kom hier dat ik u de vaderlandsliefde
inklop."[87]
Waarop Sidonie haar zwaard trekt en Suske en Wiske laat opsluiten. In de gevangenis hebben Suske en Wiske een gesprek :
"Ik begrijp alleen niet hoe ze de Feniksen er zal toe krijgen lasten te
betalen om oorlog te voeren." "Dat is nogal 't simpel. Degene die
niet betaalt of niet wil vechten zal door de Gendarmarmex worden opgeschept
!" "Dat is allemaal goed en wel ! Maar waarmee zal ze dan de
soldaten van de Gendarmarex …… betalen ?" "Pf Ook met het geld der
lastenbetalers, natuurlijk ! 't Zit goed in elkaar, jong !"[88]
Het volk betaalt het repressieapparaat dat hen verplicht te betalen, het zit
inderdaad goed in elkaar, en dat zint Vandersteen duidelijk niet. Het belang van propaganda blijkt misschien nog het
meest uit de volgende uitspraak van Sidonie : "Seffens komt de
Mottenvanger mij leren wat ge aan de mensen moet wijsmaken als ge een slag
verloren hebt !"[89]
Het verhaal bevat ook duidelijke kritiek op de houding
van (leger)leiders in oorlogssituatie. Zo vraagt Lambik op een bepaald moment
of de generaals nog op hun posten zijn. Ze zijn er nog, en daaruit
concludeert hij : "Dan is er nog geen gevaar ! Ik zal dan eens efkens
heldhaftig gaan zijn !"[90]
Of nog deze : "Jakkes ! 't Wordt hier te gevaarlijk ! Ik ga de leiding
van het Ver-van-achter-thuisfront nemen !"[91],
"Oei ! Liever bange Lambik dat gevangen Lambik !"[92] En ook met Sidonie is het net hetzelfde. Haar
terugtrekkende troepen maakt ze uit voor lafaards, maar zelf durft ze niets
te ondernemen : "Al wat ik zou kunnen doen is zelf het voorbeeld geven
en in eerste lijn gaan vechten ! Patrick Vranken legt in zijn artikel[93]
over De Mottenvanger de link tussen Feniksia en Engeland en tussen Oraklia en
Duitsland. Sidonie staat dan voor de Engelse "Queen", Lambik voor
Hitler. Dit laatste wordt nog versterkt door de fysieke gelijkenis tussen
Lambik en de Duitse Führer. Zoals altijd bij Vandersteen, kloppen bepaalde
elementen niet volledig bij deze interpretatie. Zo vinden de Olympische
Spelen plaats in Feniksia (Engeland) en niet in Oraklia (Duitsland), waar ze
in 1936 effectief plaatsvonden. De benaming "'t Nieuw Orakel" kan gezien worden
als een verwijzing naar de "Nieuwe Orde". En ook enkele gestrekte
armen bij een oorlogstoespraak van Lambik wijzen naar het nazi-regime. Ook een hoop andere elementen zijn geïnspireerd op de
Tweede Wereldoorlog. Een aanvalsscène van de Feniksen lijkt geïnspireerd op
de landing in Normandië (en net als Hitler slaapt Lambik tijdens deze
landing). Het mislukte tegenoffensief van de Orakels tegen de Feniksen kan
gezien worden als een verwijzing naar het mislukte Duitse Ardennenoffensief.
En om het helemaal volledig te maken vuren de Orakels tegen het einde
V1-bommen af. Tot besluit is het verhaal heel gemakkelijk samen te
vatten. De mens is zeer gemakkelijk tot oorlog te verleiden, ook al is hij
"beschaafd". En externe invloeden spelen daarin een zeer grote rol
: propaganda, leugens, stoken, repressie tegen vredelievenden, … En door verschillende opmerkingen is het duidelijk dat
Vandersteen doorheen de maanbewoners eigenlijk de aardbewoners viseert. Zo
zegt hij in het begin van het verhaal al dat het er geen haar beter is dan
bij ons. Of nog de opmerking van de godin Diana die zegt dat zowel maan- als
aardbewoners constant in "twist en tweedracht" leven. En ook in het
afsluitende gesprek wordt die link gelegd. Het gebruik van de Griekse
beschaving op de maan wijst er dan weer op dat "beschaafde"
volkeren met een hoog cultuurpeil heel goed in staat zijn om wrede oorlogen
te voeren. Achter deze oorlog zit de Mottenvanger, alias
Propagandex, een wapenhandelaar die rijk wordt door aan beide partijen te
leveren. Leveringen waar de leiders ook percenten van krijgen. De leiders
verrijken zich dus met de belastingen van de bevolking. In het verhaal zijn beide partijen even slecht, ze zijn
allebei even dom zich in een oorlog te storten. En uiteindelijk komt alles
weer goed dankzij een grote verbroedering. Vandersteen schuift de schuld van
de oorlog ook volledig af op de Mottenvanger, Sidonie en Lambik hebben zich
alleen laten meeslepen. Weer een verborgen verdediging van de collaboratie …
En als men de link legt naar de Tweede Wereldoorlog, de vaststelling dat
beide partijen even slecht waren. 9.3.4.
Lambiorix, of de koning is weg[94] "Het verhaal begint in het jaar 54 voor Chr.
Julius Caesar, de Romeinse veldheer, verovert Gallië maar krijgt ambras met
de Belgen, een volk van Kelten en Germanen, die van niks bang waren, ondereen
veel ruzie maakten, veel met de teerlingen speelden en geren een pot pakten
en nog veel liever twee."[95]
De oude Belgen hebben de reputatie dapper, barbaars en twistziek te zijn,
hoewel ze dat laatste niet graag horen. Lambiorix, stamhoofd van de Eburonen, belegt een
vergadering met de naburige stamhoofden om te praten over het Romeinse
gevaar. Hij wil tegen de Romeinen gaan vechten, maar een druïde ziet dan wel
een probleem : "Lambiorix, mijn vorst, als gij tegen de Juul Cesar ten
strijde trekt, wie zal dan de Eburonen regeren ?" "Wel heu, … dat
kan Arrivix doen, he ! Die kan toch niet mee met zijn verstuikte knoesels
!", weet Lambiorix. Maar toch is het een gevaarlijke oplossing, vindt de
druïde : "Hm ! Dan zoudt ge bij uw terugkeer de troon wel eens bezet
kunnen vinden want …… Arrivix loert al lang op een vaste djob !"[96] De druïde lost het op door voor een plaatsvervanger te
zorgen. Hij laat Suske, Wiske, Tante Sidonie en Lambik uit 1949 naar zijn
eigen tijd slingeren. Even later geeft Lambik zijn vrienden een beetje uitleg
: "Wel ja, he ! Ik ben zo wat ver weg familie van de Lambiorix en nu hij
ten strijde moet gaan …… heeft hij mij omwille van mijn intelligentie tot
voorzitter van het College der Generale Secretarissen benoemd !"[97] En dan loopt het mis… Lambiorix is nog maar pas weg of
Arrivix begint met Lambik te dobbelen. De druïde is er niet gerust in en
vreest voor de toekomst van zijn volk en voor zijn vaste job. De dobbelaars
spelen om de macht, en een eerste keer gooien ze gelijk. Arrivix wil nog eens
spelen, maar Lambik is zeer terughoudend. "Lambik, speel niet met de
teerlingen en de voeten van 't volk !!", probeert Sidonie op hem in te
praten. Maar dat heeft geen enkel effect : "Waarom niet, Sidonie ? 't Is
zo plezant !"[98]
Hij laat zich dus overtuigen, want "Als ik verlies, kan ik nog altijd
ambras zoeken !"[99] Het onvermijdelijke gebeurt : Arrivix krijgt de macht
in handen. Suske en Wiske kunnen al vechtend uit het dorp ontsnappen, maar alle
andere Lambiorixgezinden worden aangehouden. "t Is er een hel !!"[100]
De situatie loopt volledig uit de hand. "Ondertussen heeft Arrivix zijn
slag geslagen. Onder zijn leiding heeft het uitschot van de stam de huizen
der Lambiorixgezinden geplunderd en voert nu karrenvrachten buit en
gevangenen weg."[101]
4 Lambik probeert ondertussen dubbel spel te spelen :
door onderdanig te doen tegenover Arrivix mag hij het dorp blijven besturen,
en zo kan hij de situatie toch een beetje onder controle houden. De enige hoop van de Eburonen is een mysterieuze
figuur, de Vrijschutter, die het tegen de Arrivixisten opneemt. Suske en
Wiske en de Eburonen sluiten met hem een bondgenootschap en zetten samen de
strijd in. Met resultaat, na een tijdje wordt Arrivix verslagen door de
Vrijschutter, die niemand minder dan Lambiorix zelf blijkt te zijn. De Eburonen hebben hun koning terug en het komt tot een
algemene verzoening. En tovert de druïde Suske, Wiske, Lambik en Sidonie
terug naar hun eigen tijd : "Dat het dondere en blikseme ! Het hemelse
vuur zal gen terugvoeren naar 't land van patekens en frites … en …… klein
kasteeltjes !!"[104] Dat dit verhaal inspeelt op de koningskwestie, moet
niet gezegd worden. Situaties worden geprojecteerd op de oude Belgen, die net
als de moderne Belgen tijdens de Koningskwestie onderling veel ruzie maken.
De basissituatie is vrij duidelijk. Lambiorix, de koning, moet omwille van
een oorlog zijn land verlaten, en Arrivix profiteert ervan om zijn plaats in
te nemen. Maar uiteindelijk wordt de usurpator verslagen en keert de enige echte
koning terug op zijn troon. Ook in allerlei opmerkingen wordt er ingespeeld op de
koningskwestie. Als Lambik net benoemd is als vervanger van Lambiorix, vraagt
Sidonie hem : ""Oeijoei ! Lambik, is dat geen ondankbare taak,
jongen !"[105]
Inderdaad, koning zijn in oorlogssituatie is zeer ondankbaar, en regent in de
periode erna misschien nog meer. En op een ander moment laat Lambik weten :
"Ik ben Generale Secretaris en moet bij mijn volk blijven ! [106]
Weer een verdediging van Leopold, die tijdens de oorlog bij zijn volk bleef.
Hetzelfde gebeurt ook verder in het verhaal. Lambik wilt naar zijn vrienden
gaan zoeken, maar bedenkt zich en zegt tegen de druïde : "Lambik, blijf
hier ! Denk aan uw volk !" ?"[107] Ook wordt er verschillende keren verwezen naar de
terugkeer van de koning : "Wij zullen hier een leger van boogschutters
vormen om de koning bij zijn terugkeer bij te staan !"[108],
"Daar de koning nu niet kan weerkomen, …"[109] En dat koning zijn geen zekerheid biedt, blijkt uit het
volgende. Sidonie wijst een huwelijksaanzoek van Arrivix af met de woorden :
"Pf … sukkelaar ! Als ik ooit zal trouwen, zal het met iemand met een
vaste positie zijn en niet met een koning !"[110] Ook de eindscène van het verhaal gaat over de terugkeer
van de koning. Nadat de personages terug aangekomen zijn in hun eigen tijd,
vindt Sidonie op straat een oud stuk "gazet". Ze kijkt eens wat er
tijdens hun afwezigheid gebeurd is : "Wel verdorie ! Hij is lang weg
geweest maar eindelijk terug !" "Wat ??… Volksraadpleging geweest
??!! Eindelijk terug !! Hoera leve de koning !", reageert Lambik al
enthousiast. Maar Sidonie moet hem teleurstellen : "Ach nee, Lambik … 't
Is jammer dat ik u moet teleurstellen … Het gaat hier over Opsinjoorke
!"[111]
In december 1949 werd het Mechelse beeldje Opsinjoorke inderdaad
"gekidnapt", en na een maand teruggebracht. Door het verhaal De Bokkerijder wordt zeer veel
verdacht. Zo ook de volgende zin : "En na een rijp beraad wordt besloten
: Dat Lambik als Generale Secretaris verder het dorp zal besturen omdat
anders Arrivix het zelf zou doen."[112]
Als men De Bokkerijder in het achterhoofd houdt, kan dit gelezen worden als
een verdediging van de politiek van het minste kwaad. Op post blijven (en
meewerken) om te verhinderen dat de bezetter alle macht in handen krijgt. De
link naar de oorlogssituatie wordt nog duidelijker door het feit dat Lambik
aangesteld is als "secretaris-generaal". Politieke leiders krijgen er in het verhaal ook van
langs. Lambik denkt alleen aan zichzelf laat duidelijk horen dat hij het
plezant vindt met de voeten van het volk te spelen. En Arrivix is het alleen
te doen om de macht. Bij de machtsovername door Arrivix komt het land
terecht in een echte oorlogssituatie. Het leven wordt een hel, Lambiorixgezinden
worden gevangengenomen en hun huizen geplunderd. De goede burgers die trouw
blijven aan hun koning hebben dus sterk te lijden. En tot overmaat van ramp
wordt er voedsel opgeëist : "Ondertussen is Lambik, vergezeld van
Arrivixisten in het dorp de patatten gaan opeisen. De oude Belgen, die zo
goed als de nieuwe, al niet veel te eten hadden, zijn natuurlijk
razend."[113] De medewerkers van Arrivix noemt Vandersteen
"uitschot". Ze mishandelen de Lambiorixgezinden, plegen een
moordaanslag op de druïde, steken het dorp van de Eburonen in brand. Zij
kunnen alleszins op minder begrip van Vandersteen rekenen dan de echte
collaborateurs. Arrivix is dan ook nog een onbetrouwbaar heerschap.
Tegen het einde van het verhaal komt hij zogezegd tot inkeer : "Ik heb
berouw over mijn kemelstreken ! Laten wij vrede sluiten, er is al ambras
genoeg geweest in ons klein apenland ! Komt met al uw vrienden naar 't
kasteel, we zullen dat eens zonder veel zever op papier zetten !"[114]
En dat terwijl hij gewoon van plan is ze in de val te lokken.
7 Ook andere politieke grappen sluipen het verhaal
binnen. Sidonie probeert Lambik ervan te weerhouden zijn macht te verspelen
door te dobbelen. "Denk "au bon sens des belges" !", zegt ze. Maar Lambik wil daar
niet van horen : "Sidonie, moei u niet en spaar dat slagwoord tegen dat
ik moet devalueren !"[119]
Drie dagen voordien werd de Belgische frank gedevalueerd, waarschijnlijk met
deze woorden. Of nog dit gesprek waarin Lambiorix de "nieuwe
Belgen" bedankt voor hun optreden. "Och, onder Belgskens verstaat
men zich wel, he, Sire de Koning !", relativeert Lambik. Maar Wiske wilt
het laatste woord : "Als er geen konings-, school-, taal-, loon-,
belastings- en repressie-, devaluatie- en werkloosheidskwesties zijn, dan
gaat dat wel, he !"[120] 9.3.5.
De Stalen
Bloempot[121] De Stalen Bloempot is een vervolg van Op het eiland
Amoras. Weer staan twee groepen tegenover elkaar, alleen ziet de situatie er
iets anders uit. Amoras wordt nu geregeerd door stadhouder Alowisius
Blaaskop, broer van Jef uit het vorige Amoras-verhaal. Er is blijkbaar geld
te veel in de staatskas en daarom zet hij een plan op : hij wilt de
kathedraal van Antwerpen op Amoras laten nabouwen. Spijtig genoeg voor hem
heeft een geheimzinnige groepering zich opgeworpen als tegenstander van het
plan. De Stalen Bloempotters, zoals ze zichzelf noemen, doen er alles aan om
de bouw van de kathedraal te verhinderen. En natuurlijk geraken Suske, Wiske bij de zaak betrokken.
Ze worden ontvoerd door de Stalen Bloempotters, waarna Tante Sidonie en
Lambik hen achterna reizen. Uiteindelijk slagen ze er samen in de rust en
orde op Amoras te herstellen De Koningskwestie, en vooral het verloop ervan, is het
centrale element van het verhaal. Het begint allemaal al in de eerste strook,
waar een dialoog tussen twee regenwormen het verhaal opent : "Opgepast !
Daar is de Mens ! Het is Zondag : hij zal weer gaan vissen !",
"Bijlange niet ! Als 't Zondag is, moet hij naar de stembus !",
"Allee, dat kan niet ! De Mens is pas naar de stembus geweest !",
"Pf !… Ge ziet die dingens waar hij op loopt he !.. Hewel, dat heet de
Mens "voeten" .. en .. Ho !.. Als ge moest weten hoe daar mee
gespeeld wordt !!!"[122] De verkiezingen volgen elkaar inderdaad nogal snel op :
26 juni 1949, volksraadpleging op 12 maart 1950 en weer verkiezingen op 4
juni 1950. En veel meer dan met de mensen hun voeten spelen lijkt Vandersteen
dat niet te vinden. De Volksraadpleging wordt trouwens gewoon
"volksbeetneming"[123]
genoemd. Vandersteen klaagt hiermee het feit aan dat er twee maanden na de
volksraadpleging (en de ja-meerderheid) nog altijd geen oplossing is. Al snel komt het element "koning" in het
verhaal aan bod. De Stalen Bloempotters ontvoeren Suske om hem koning te
laten worden en zo meer macht in handen te krijgen : "Na de regering van
Wiske ging het op Amoras geruime tijd goed ! Nu zijn er nieuwe moeilijkheden
gerezen en het volk wil weer een koning om een oplossing te brengen."[124]
En ook stadhouder Blaaskop ziet een nieuwe koning wel zitten om zijn plan te
steunen. In allerlei dialogen wordt ingespeeld op de situatie in
België. Zo zegt Sidonie : "Ik ben nu toch eens kurieus wat er hier mag
gaande zijn ! Het is niet zeker dat Suske als koning overal welkom zal zijn !"[125]
En twee roddeltantes voeren een dubbelzinnig gesprek : "En hewel he,
Farajilde … en hewel he … ze zeggen dat hem terug komt … en hewel he … ze
zeggen dat hij het "Plan" zal doen uitvoeren zeggen ze !"[126] Wat "het plan" precies inhoudt, komt de lezer
later te weten. Op een bepaald moment gaan Wiske, Sidonie en Lambik op bezoek
bij stadhouder Blaaskop, die hen vertelt wat er precies aan de hand is.
"Alowisius Blaaskop vertelt dan dat iedereen op Amoras welvarend is en
geld te veel heeft daar de barbaarse gewoonte van belastingen te betalen
reeds lang is afgeschaft."[127] "De bevolking", vertelt hij, "heeft
spontaan het teveel aan geld in de Staatskas gestort en mij verzocht er iets
mee aan te vangen en de Hemel te danken voor onze welvaart ! Ik heb dan een
Plan uitgewerkt dat echter door een meerderheid in de Raad moet gestemd
worden ! En hier begint het spel scheef te lopen."[128]
En het loopt scheef omdat, "de duivel weet waarom"[129],
de Stalen Bloempotters tegen het plan zijn. En daarom vreest hij dat zijn
plan niet zal kunnen doorgaan : "De Bloempotters hebben een
lastercampagne op touw gezet ! Het volk zal "Neen" stemmen ! Alleen
de steun van een nieuwe koning kan mij reden !"[130] Over de afkeer van Vandersteen voor belastingen, kom ik
verder nog terug. Wat hier merkwaardig is, is het religieuze aspect. De
Kathedraal moet gebouwd worden om de hemel te danken, een mooie illustratie
van het katholieke (Vlaamse) karakter van de inwoners van Amoras, en dan
vooral van de aanhangers van Blaaskop. Maar nu terug naar de campagne : Sidonie, Wiske en
Lambik schieten in actie en zetten "een grootscheepse propaganda ten
voordele van het plan" op. Een enorme affiche wordt opgehangen :
"Burgers van Amoras. Suske, onze nieuwe koning zal morgen de troon
bestijgen ! Zijn ordewoord is "Voor een politiek van dankbaarheid steunt
het plan Blaaskop."[131]
Met als resultaat dat de bevolking zingend door de straten begint te dansen :
"Hoera ! De Koning komt !", "Leve de Koning !",
"Stemt het plan !", "Wij eisen een kathedraal !"[132] De situatie evolueert echter in het voordeel van
Blaaskop en zijn kathedraal. "Suske doet zijn intrede, bestijgt de troon
en eer het avond is, is de kiezing uit de voeten en het plan gestemd."[133]
Er wordt dus gestart met de bouw van de kathedraal en de Bloempotters
verhuizen naar een naburig eiland. De hoofdbloempot blijft aan het hof met
enkele getrouwen om zo verder de werken aan de kathedraal te saboteren. Uiteindelijk proberen de Bloempotters vanop zee een
aanval op Amoras te doen. De aanval is vooral bedoeld als afleidingsmanoeuvre,
om de aandacht af te leiden en zo toe te laten dat Bloempotters de kathedraal
kunnen ondermijnen. Maar uiteindelijk komt alles goed. Ondertussen is de
kwakzalver Kanegem erin geslaagd een "aqua ameliorates" te maken.
Bedoeling is om van de Hoofdbloempot een beter mens te maken. Het lukt, want
hij draait volledig bij, waarna alle Bloempotters ingespoten worden en er een
algemene verzoening komt. De Stalen Bloempotters zijn een bende geheimzinnigen
die rondlopen in tunieken en een omgekeerde bloempot op hun hoofd dragen. Ze
typeren zichzelf als een "klein maar machtig stel samenzweerders"[134].
Hun leider, de Hoofdbloempot, draagt boven op zijn bloempot nog een bloem.
Zoals al gezegd, verzetten ze zich tegen het plan van Blaaskop om op Amoras een
kathedraal te bouwen. En om dit te verhinderen, zijn ze tot alles in staat.
Ze plegen een aanslag op de stadhouder, willen de voormalige koningin Wiske
uitschakelen, willen Lambik, de bouwmeester van de kathedraal, vergiftigen en
blazen de haven op, zodat aanvoer van bouwmaterialen niet meer mogelijk is. Ze hebben trouwens ook een alternatief plan. In plaats
van een kathedraal willen ze een toren van Babel laten bouwen. De
Hoofdbloempot geeft uitleg bij zijn plannen : "Kijk, Sire, dat is het
waar wij voor strijden en uw stem verlangen !" En terwijl een voorwerp
onder een doek de ruimte binnengebracht wordt, gaat hij verder : "Wel,
de bevolking heeft geld teveel en Blaaskop de Stadhouder wil daarmee een
kathedraal bouwen om de Hemel te bedanken voor de Welvaart op Amoras ! Maar
ik … Hoofdbloempot van de Bloempotters van de Stalen Bloempot zal dat
beletten !"[135]
"Al de leden van de Stalen Bloempot zijn of waren parlementsleden,
ministers, senatoren, volksvertegenwoordigers !!! En wij beweren dat de
welvaart op Amoras niet te danken is aan de hemel maar ……… aan ons
onverdroten, hardnekkig en uren lang gepraat ! Onze redevoeringen !! Onze
slagwoorden …… ons gezever … pardon .. ons gebabbel !! En wij besloten de
eredienst van 't babbelen in te richten en hier ziet ge onze hoop …… Babellar
!!!"[136]
Net op dat moment trekt de Hoofdbloempot het doek van
het voorwerp : er blijkt een mini-reproductie van de toren van Babel onder te
zitten. "Dit is natuurlijk maar een model van wat eens een machtig
bouwwerk zal zijn … De toren van Babellar ! Een hulde aan het resultaat van
het gebabbel !!! Hoog zal hij rijzen !!! Een nieuwe toren van Babel !!! Hoger
dan de wolken !! Hoger dan de hemel !!!"[137] Suske reageert geprikkeld : "Daar komt niks van !
Dat is heidense prietpraat en tegen de geest van de bevolking die naar
Vlaamse tradities leeft !… Op Amoras komt geen toren van Babel, maar een
kathedraal !!!"[138] Die nacht plakken de Stalen Bloempotters "de muren
van de stad vol met een geraffineerde propaganda."[139]
Een ganse hoop affiches gaan zo het straatbeeld bepalen : "Burgers, laat
u niets wijsmaken ! De koning zal de troon niet bestijgen ! Hij is zelfs niet
in 't land. STOP het plan Blaaskop ! STEMT NEEN.", "Hoe hoger de
kathedraal hoe lager de frank van Amoras ! Stemt Neen !"[140] Hun plannen met Suske als koning zijn ook niet van de
poes : "De Stalen Bloempotters zijn een klein maar machtig stel
samenzweerders ! Gij zult slechts koning worden als gij onze geheime plannen
dient … zo niet … zullen uw vrienden een wrede dood sterven !"[141]
Een koning moet hen dus dienen of uit de weg geruimd worden, zoals verder nog
blijkt : "Allee, ga-de-weg, met een koning doet ge nu toch wat ge wilt,
zeker ! Als hij niet naar onze pijpen danst, wippen we hem buiten ! Dat is de
oplossing !"[142] De tegenstelling tussen de twee partijen is duidelijk,
en de link naar de echte wereld niet moeilijk te leggen. Stadhouder Blaaskop
en de bevolking die hem steunt symboliseren het katholieke Vlaanderen. Zij
willen een koning, maar zijn er niets slecht mee van plan. Daar tegenover staan de "heidense" Stalen
Bloempotters, tegenstanders van de kathedraal. Deze Bloempotters staan
natuurlijk voor de Belgische "neen"-stemmers, met andere woorden :
de socialisten. Zij vinden de hemel maar zever en willen een toren ter ere
van hun gebabbel. De groepering bestaat uit ministers en parlementsleden, en
is tot alles in staat : laster- en leugencampagnes, aanslagen, en zelfs
oorlog. De neen-propaganda stelt dan nog niet zoveel voor. En misschien wel
het belangrijkste : een koning is voor hen wel OK, zolang hij maar naar hun
pijpen danst. Hoewel er dus duidelijk een link gelegd wordt naar de Belgische
politiek, worden er geen politici persoonlijk geviseerd. De link met de Belgische koningskwestie wordt nog
benadrukt door een broer-kwestie. De stadhouder (Alowisius Blaaskop) en de
Hoofdbloempot (Dokus Blaaskop) zijn tweelingbroers. De stemming over het plan staat duidelijk voor de
volksraadpleging, temeer omdat het plan met een meerderheid goedgekeurd
wordt. Maar de Bloempotters leggen zich (net als de socialisten in het
werkelijke leven) niet neer bij de uitslag en beginnen een oorlog om toch de
kathedraal te saboteren : "Ge kunt doen wat ge wilt maar die kathedraal
komt nooit klaar ! Nooit, hoort ge !! Wij Bloempotters zullen haar tot de laatste
steen weer afbreken en er een toren van Babellar mee bouwen die een tempel
zal zijn voor degenen die liever babbelen dan bidden !"[143]
Ze drijven hun wil dus door, tegen die van de meerderheid. Over die meerderheid die niet gerespecteerd wordt
vallen trouwens enkele venijnige grappen, zoals wanneer Suske de
Hoofdbloempot wilt laten oppakken : "Ha ! Deze keer hebben we hem ! Hij
is alleen ! Maar pas op, dat we geen rammel krijgen want wij hebben de
volstrekte meerderheid !"[144]
Of nog deze meer algemene opmerking : "Alhoewel men de laatste tijd niet
te veel kan rekenen op orde en wetten is de wet van de zwaartekracht nog
altijd van tel en Lambik die zich mistrapt dondert naar beneden."[145] J. De Schuyteneer gaat redelijk ver met het
interpreteren van de Stalen Bloempotters. Het staal legt volgens hem de link
naar Wallonië, gezien de niet onbelangrijke Waalse staalindustrie. Verder
schrijft hij : "Het idee van de bloempot die deze mannen omgekeerd op
het hoofd dragen verwijst waarschijnlijk naar het feit dat ze, volgens
Vandersteen, doof en blind zijn voor het goede dat de Koning gedaan heeft
voor België. Het zal dan ook geen toeval zijn dat de Hoofdbloempot en de
koningsgezinde stadhouder broers zijn van elkaar : ze staan symbool voor
Wallonië en Vlaanderen die allebei kinderen zijn van de Belgische staat.
Vandersteen gelooft er blijkbaar in dat de anti-koningsgezinden kunnen
overtuigd worden van hun ongelijk."[146] Tenslotte moeten de Belgische ministers het ook
rechtstreeks ontgelden. Op het einde van het verhaal vraagt Lambik aan de
kwakzalver of hij geen spuitjes "aqua ameliorates" mag meenemen
naar zijn vaderland. Kanegem moet hem echter teleurstellen, " op
ministers pakt het niet !"[147] Interessant aan "De Witte Uil" is de situatie
waar de personages in terechtkomen. Basis van het verhaal is de tweestrijd
tussen twee volkeren van het "Verborgen Rijk" in China. De
Kortstaarten worden er onderdrukt door de Langstaarten en hun leider
Sjam-Foe-Tchek. Een legende doet de Kortstaarten geloven dat er ooit
een witte vogel zal komen om hen uit hun slavernij te verlossen. En uit vrees
voor die legende laat Sjam-Foe-Tchek alle "zonderlinge vliegende
wezens" over de wereld gevangen nemen, waaronder Arthur, de vliegende
broer van Lambik uit "De Vliegende Aap". Aan de zijde van Prinses Tchi-Tchi nemen de
hoofdpersonages het tegen de Langstaarten op, waarbij Lambik zich zelfs
voordoet als de reddende "Witte Uil". Maar de vrede wordt maar
gebracht door het verschijnen van de echte vredesvogel : een kleine duif die
een grote atoombom meesleept. Suske begrijpt het niet : "Maar duifke
toch ! Die atoombom zal de goeden en de slechten samen vernietigen ! Dat is
toch geen oplossing !"[149]
Maar de duif stelt hem gerust, deze atoombom is niet door mensenhanden[150]
gemaakt. Door een pijl die Sjam-Foe-Tchek afschiet, valt de bom
neer : "Met een vreselijke knal ontploft de atoombom van de Goede Geest.
De duistere harten der Langstaarten worden hierdoor uit hun borst gerukt
zodat ze eigenlijk steendood moesten zijn mar de resten van de Gouden Pagode
smelten door de radioaktiviteit tot gouden harten die in de lege borstkassen
der Langstaarten neerdalen."[151] "Ge hebt er geen gedacht van hoe zo'n gouden hart
de mensen verandert. Gedaan met haat, nijd, vechten en aflappen, één atoombom
(zo een als daarjuist, he !) en Kort- en Langstaarten verbroederen dat het
een aard heeft."[152]
Sjam-Foe-Tchek en Tchi-Tchi besluiten om voortaan samen te regeren, waarna ze
aan de wederopbouw beginnen. Zoals zo dikwijls bij Vandersteen, gaat het verhaal
over een strijd tussen twee partijen die uiteindelijk tot een grote
verzoening komen. Interpretatie in het licht van de koningskwestie kan,
hoewel moet opgelet worden voor overdreven interpretaties. Prinses Tchi-Tchi
neemt het op tegen Sjam-Foe-Tchek omdat deze haar opzijgeschoven heeft na de
dood van haar vader, de Mandarijn. Suske en Wiske kiezen natuurlijk haar
kant, de kant van de opzijgeschoven vorst. Ook het klassieke oorlogspatroon
strijd-verbroedering-wederopbouw is aanwezig. De naam van de slechte Sjam-Foe-Tchek is niet
onschuldig gekozen. Hij verwijst niet alleen naar de nationalistische Chinese
leider Tsjang Kai Tsjek, men kan er ook het woord "sjamfoeter" in
herkennen, wat zoveel betekent als "schelm". Merkwaardig is het gebruik van de atoombom voor vredelievende
doeleinden. Vandersteen zweert het gebruik van de echte atoombom duidelijk
af, en laat Suske zeggen dat dat geen oplossing is. Een atoombom die door
mensen gemaakt is kan alleen grote schade aanbrengen. Maar deze is dus een
speciale soort, en daarvan ziet Vandersteen het gebruik wel zitten.
Uitvindingen die vrede kunnen brengen mogen er voor hem dus zeker komen. 9.4. … en politieke elementen Vooraleer te beginnen, moet er gezegd worden dat wat
volgt geen exhaustieve lijst is. De meeste elementen staan erin, maar bij te
veel herhaling werden sommige onderdelen achterwege gelaten. Elementen die in
verschillende categorieën konden ondergebracht werden, zijn geplaatst waar ze
het best pasten.[153] 9.4.1. Benelux, Marshallplan, VN Zowel over de Benelux als het Marshallplan worden er
grapjes gemaakt, zonder dat er verder op ingegaan wordt. Het heeft wel elke
keer met dromen te maken. Op een nacht heeft Wiske heel slecht geslapen door
een nachtmerrie. Suske weet er niets beter op te zeggen dan : "Zeker
weer van de economische voordelen van de Benelux gedroomd, he ?"[154]
En even later is het weer zover : "Maar Wiske toch, hoe komt gij aan
zo'n rare dromen ? Is dat soms omdat ze dat fameus
"Marcheer-maar-al"-plan hebben gestemd ?"[155]
Heel positief klinkt dat niet, als de economische voordelen van de Benelux
een nachtmerrie zijn. En het Marshallplan wordt op die manier amper
belachelijk gemaakt. Ook de Verenigde Naties komen aan bod, en in nog
negatievere zin. Op een bende vechtende rovers zegt Wiske : "Mensenlief,
ziet al die rovers onder elkaar vechten ! Precies een vergadering van de UNO
!"[156] Het bleek al uit de reeds besproken verhalen :
Vandersteen heeft iets tegen belastingen. Hij vindt het een barbaarse
gewoonte om de mensen hun geld te ontroven. Een hele hoop
belastingsopmerkingen kleuren dan ook alle verhalen. Waarom gaat Lambik in Bibbergoud op zoek naar een
goudmijn ? : "Wel om mijn belastingen te kunnen betalen, natuurlijk
!" [157]
En na aftrek van die (veel te hoge) belastingen, hoopt hij nog millionnair te
zijn.[158] De radiotaks is ook populair. In Prinses Zagemeel
gelooft Lambik dat hij de enige is die zijn radiotaks betaald heeft.[159]
En in hetzelfde verhaal kijkt Lambik in volle woestijn rond om na te gaan of
er geen controleurs in de buurt zijn "want vool dat
"plotatifke" is nog geen taks betaald !"[160]
Nu het toch over de woestijn gaat, een man wordt daar
opgepakt omdat hij op een paard zonder taksplaat reed.[161] Een huwelijksinzegening bij de Indianen klinkt zo :
"Dan verklaar ik u voor Wacondha en de Fiscus tot …"[162]
En een magische spreuk "die het vuur-dat-alles-tot-niets- herleidt zal
doen ontbranden !" klinkt als volgt :
"Af-Pers-Fiscu-Salem-So-Cialem-Taxamet !!"[163] En ook de belastingsontvangers moeten het ontgelden.
Als Wiske in De Koning Drinkt aan een beul vraagt of hij dan geen hart heeft,
antwoordt deze gewoonweg : "Wie ? Ik ? Bijlange niet ! Ik was vroeger
belastingsontvanger."[164] De ergste opmerkingen staan echter in De Bokkerijder.
Als Suske en Wiske horen wat de Bokkenrijders van plan zijn, namelijk
"De onnozele lieden brandschatten en hun spaarcenten afpakken !",
merken ze op : "Wat nu ? Zouden ze een belastingskantoor willen openen
?"[165] En Bokkerijder Thijs ondervindt de gevolgen van
belastingen aan den lijve. Een man die hij wilt overvallen, laat zich niet
doen. "Ik ben controleur van Taksen en afdokken !", zegt hij,
"Hoe zwaar is die Zilveren Bok ? Hoe lang hebt ge hem en hebt ge er al
luxetaks voor betaald ?" "Taksen ende afdokken ? Wat is dat
?", vraagt Thijs zich af. "Wel luister dan goed en beantwoord mijn
vragen ! en ziezo ! Een Zilveren Bok van 80 kgr, met 200 jaar terugwerkende
kracht plus boete is samen 250.000.000 fr. ! Betaalbaar binnen de vijf dagen
!"[166] De sprekende Zilveren Bok is verontwaardigd : "'t
Is wreed ende krimineel ! Een officiële dienst voor het opsporen ende
afpakken van centen ! Wij Bokkerijders kunnen beter gaan stempelen ende
doppen ! Wat baat het dat wij roevers ende Bokkerijders zijn als de mensen
zelf stelen ?"[167] Samengevat : de belastingen zijn veel te hoog en zijn
een goed gevonden middel van de overheid om het geld van de burgers op
geïnstitutionaliseerde wijze af te nemen. Belastingen zijn niet alleen
barbaars, maar ook crimineel en worden geïnd door gevoelloze ambtenaren. 9.4.3. De Koningskwestie De Koningskwestie is al uitgebreid aan bod gekomen,
maar ook in andere verhalen sluipt het thema binnen. In Prinses Zagemeel is
Lambik het gedoe rond voddenpop Schalulleke meer dan beu : "En dat
allemaal vool een plinses uit 't zagemeel ? Als 't niet was vool mijn
lugploblemen zou ik wel iets betels weten ! Ik weet een hele Koninklijke
familie in de belgen zitten !"[168]
En als Schalulleke in het zelfde verhaal tegen Wiske zegt dat ze zich moet
haasten, krijgt ze als antwoord : "Niet zagen, he zagemeelke ! Ik ken
prinsenkinderen die er zo erg aan toe zijn als gij maar die nogal wat meer
geduld hebben !"[169] In Bibbergoud wordt de Sachem, die "weg is",
vervangen door "een halve gare Sachem-regent".[170]
Vandersteen schijnt regentschappen niet erg te appreciëren. En in De
Stierentemmer blijven Lambik en Wiske met hun parachute hangen aan een
rotspunt. Lambik kan zich niet houden : "Hopla !! Wij stuiken er in ! Nu
zijn we gelijk de koningskwestie !" "Hoe dat, Lambik ?",
vraagt Wiske. "Wel, we zijn een hangende zaak, he !"[171]
Maar het meest opvallend is het einde van De
Stierentemmer, waarin de personages per vliegtuig vanuit Spanje terug naar
België reizen. "Het vliegtuig verlaat weldra het land waar de appelsienen
groeien …… en zweeft na een goede reis boven het land van Ja en Neen.",
schrijft Vandersteen. In volle vlucht gooit Lambik een spandoek door de ruit,
waarop te lezen staat : "Ja … Morgen begint ons nieuw avontuur : De
Stalen Bloempot !" En Wiske voegt eraan toe : "Zou dat OOK zo lang
duren, Lambik ?"[172]
De verwijzing naar de koningskwestie is wel duidelijk,
net als de kritiek op het aanslepen van de zaak. Deze twee laatste stroken
worden gepubliceerd op 15 mei 1950, dus tussen de volksraadpleging en de verkiezingen.
De situatie kondigt trouwens ook het koningskwestie-karakter van De Stalen
Bloempot aan. 9.4.4. De IJzertoren, taaltoestanden en andere Vlaamse elementen De IJzertoren, het Vlaamse element bij uitstek, mag bij
Vandersteen zeker niet ontbreken. Zo droomt Lambik op een keer dat de toren
er weer staat. Als hij wakker wordt, is hij natuurlijk diep ontgoocheld omdat
het maar een droom was.[173]
Nadat Lambik en zijn broer Arthur in De Witte Uil
zogezegd verdronken zijn, zegt Wiske : "En nu is de zee hun graf ! maar
.. snik .. daar zullen ze toch geen gendarmen moeten bijzetten om het te doen
eerbiedigen !"[174]
De verwijzing naar de geschonden graven van "oorlogshelden" aan de
IJzertoren is hier ook wel duidelijk. De heropbouw is belangrijk. Op het einde van Prinses
Zagemeel vliegen Suske, Wiske en Lambik met de gyronef over Vlaanderen. Wiske
vraagt zich af of er tijdens hun afwezigheid veel veranderd zou zijn. Maar
neen, de IJzertoren ligt nog altijd in puin.[175] En een grapje over het aanslepende onderzoek sluipt
Lambiorix binnen. Als Arrivix absoluut wilt weten wie de Vrijschutter is,
antwoordt Wiske hem : "Zo simpel is dat niet, Vixke ! Zie eens hoelang
ze nu al de daders van de IJzertoren aanslag zoeken !"[176] Ook aan de Belgische taaltoestanden wordt aandacht
besteed. Bijvoorbeeld in Het Zingende Nijlpaard, waarin een Egyptische prins
in een glazen bol kijkt om een gouden trompet terug te vinden : "Zij
werd door blanken gevonden en pronkt thans in een museum … De bewakers
spreken Frans …… dat moet in … Vlaanderen zijn !"[177]
In Vlaanderen spreekt men Frans, dat is bekend. In Bibbergoud schrijft Vandersteen het volgende :
"Maar even voor de waterval staat een beer te vissen. Met een slag van
zijn voorpoot werpt hij de vissen aan wal. Dat is intelligent, he ? Maar 't
ziet er een slimme uit want hij spreekt zelfs Vlaams."[178]
Dieren die Vlaams spreken, zijn duidelijk een bedreigde soort, blijkt uit de
volgende reactie van Wiske : "Hewel, ik ga zien ! Een zilveren bok die
Vlaams spreekt, dat bestaat niet ! Ik ken teveel ezels die het zelfs niet
willen spreken !"[179] De Franstaligen die geen Vlaams kunnen of willen
spreken worden hier duidelijk op de korrel genomen. En als ze het toch
proberen, loopt het verkeerd : "Hotel Gaulois men spreken de
Vlaams"[180],
kan men langs de weg lezen in De Mottenvanger. Verder wordt Chinees in De
Witte Uil vergeleken met "Brussels-Frans".[181] En op verschillende momenten komt het Vlaamse karakter
van Suske en Wiske duidelijk naar voor. In De Stalen Bloempot filosofeert
Lambik over het Vlaamse volk : "Als ge dat zo eens na gaat dan zijn wij
toch nogal eens een volk, he ! Havens, dijken en torens bouwen ! Mannen als
Artevelde, Jan Breydel, Tijl Uilenspiegel zijn zonen van ons volk en …"
Wiske voegt er wel aan toe : "Als ge maar niet vergeet dat de makker van
Uilenspiegel … Lamme Goedzak heette moogt ge voort declameren, Lambik !"[182] Na een gevaarlijke scène voor Suske en Wiske, schrijft
Vandersteen : "Doch Suske en Wiske zijn niet dood. Bijlange niet !
Rasechte Vlamingen worden zo maar niet door de eerste de beste stomme reus
verpletterd."[183]
Een duidelijke boodschap dat de Vlamingen zich zomaar niet laten doen. Verder wenst "Vliegende Aap" Arthur voor zijn
terechtstelling nog eens Pallieter te lezen en lost Suske als Chinese
aanvalskreet : "Wat lang van staart is, vals is ! Sla half lam
!"[184] Veel meer politiek getint is de volgende opmerking van
Wiske bij hun landing op de maan : "Hoera ! Vlamingen veroveren de maan
! Laat ze nu maar komen met hun "geografisch parlement !!"[185] 9.4.5. Niet heel Vlaanderen zat in de collaboratie De collaboratie komt niet alleen in De Bokkerijder aan
bod. In De Mottenvanger komen Suske en Wiske op de maan een leeuw tegen.
Suske wilt ingrijpen, maar Wiske raadt hem aan niet te hard te zijn, "'t
Is misschien familie van onze Vlaamse Leeuw !" "Dat kan niet,
Wiske, dan zou hij vastzitten !"[186],
antwoordt Suske. Vandersteen klaagt hier duidelijk aan dat de Vlaamse
Beweging hard aangepakt werd bij de repressie, hij insinueert zelfs dat al
wie met de Vlaamse Leeuw te maken heeft, in de gevangenis zit. In een interview verklaart Vandersteen over deze scène
: "Verbolgen lezers
hebben daar heftig op gereageerd in de aard van : Als u soms denkt, dat wij,
Vlamingen, allemaal zwarten zijn ! En de krant heeft er heel wat abonnementen
door verloren."[187]
De man overdreef wel eens graag, maar het voorval illustreert mooi de impact
die de opmerkingen van Vandersteen kunnen hebben. 9.4.6. Officiële en andere prijzen De officiële prijzen blijken Vandersteen wel bezig te
houden. In de openingsscène van Prinses Zagemeel gaan Suske en Wiske naar de
markt : "Suske, nu gaan we naar de groentenmarkt en we laten ons niet
beetnemen, he !" De verkoper garandeert hen dat hij aan officiële
prijzen verkoopt, maar het "radioke" van Suske oordeelt daar anders
over : "Hier comité voor opleiding van mensen die veel willen kopen voor
weinig geld ! Officiële prijzen van groenten en fruit ! …… Peren 4 tot 12
frank het kgr !.. Ajuin 7 fr. …"[188]
Waarop Suske en Wiske naar huis gaan met een ganse zak groenten :"Ha !
Ha ! Die prijzen waren rap veranderd, he, Wiske !"[189] Ook het volgende speelt waarschijnlijk in op de normale
prijzen-campagne : de reus "Poze-khes-oep, die nog nooit met een
propaganda van twintig miljoen fr. is bewerkt, laat zich beetnemen en verkleint
zich om zich in de kruik te verbergen."[190]
En ook in de Mottenvanger wordt er ingespeeld op de campagne, door middel van
de slagspreuk "Laat u niet beetnemen".[191] De andere vermeldingen van de prijsregeling komen ook
allemaal uit Prinses Zagemeel. Het feit dat het verhaal gepubliceerd werd ten
tijde van de "normale prijzen"-campagne is daar natuurlijk niet
vreemd aan. Een Oosterling die Lambik een deken wilt verkopen tegen honderd
frank, krijgt als antwoord : "Ik laat mij niet beetnemen ! Dat is onder
de officiële prijs !"[192]
Een andere Irakese verkoper verzekert Suske dat hij "alles tegen normale
prijzen"[193]
verkoopt. En Wiske vertelt een mop tegen een mossel, in de hoop dat die van
het lachen zou opengaan : "Zeg eens, mossel, kent ge die mop van dat
boerke die naar de stad ging om alles aan de laagste prijzen te kopen omdat
hij een opgeleide koper was ? Hewel, hij is niet geweest ! Nee … de
treintarieven waren te hoog !"[194] Dat brengt ons meteen naar tram- en andere tarieven die
volgens Vandersteen te hoog zijn. Zo hangt Lambik de held uit door in volle
vlucht het wiel van een vliegtuig te gaan deblokkeren, want "ik heb
betaald om aan te komen en ik heb geen goesting om nog eens tram te betalen
!"[195] In De Bokkerijder wilt Wiske de "dood" van
Lambik aankondigen. "O, Suske, 't is toch zo'n triestig nieuws !",
zegt ze. "'k Weet het al Wiske !", reageert hij, "'s Zondags
een frank meer op de tram, he ?"[196]
En op de Amerikaanse maanraket uit De Mottenvanger reageert Lambik : "Pf
! Nu willen ze weer naar de maan !.. Wat gaat dat weeral kosten ?… 50 meter
tram kost Zondags al 3 fr !"[197] En ook dokters (die niet altijd even bekwaam zijn)
durven veel geld vragen. Geïmproviseerde tandarts Lambik tegen een stier met
tandpijn : "Oeijoeijoej ! Een rotte kies ! Met twee gouden kransen en
een "bridge" in plastic komt u dat op 1500 fr., makker !"[198] 9.4.7. Politici, verkiezingen en wetten Als een Sachem hem ervan verdenkt met een
"gespleten tong" te spreken, reageert Lambik geprikkeld :
"Gespleten tong … Gij denkt zeker dat ik een politieker ben ?"[199]
Dit vat de houding van Vandersteen ten opzichte van politici perfect samen.
Ook in De Stalen Bloempot worden politici afgeschilderd als leugenaars. En op het bericht dat in De Mottenvanger de Amerikaanse
maanraket aankondigt, zegt hij : "Maar dat is allemaal zever !
Gazettenvulsel ! Als dat moest waar zijn, zouden er al veel grote kopstukken
per raket naar de maan gevlucht zijn en vandaar langs de radio zeggen dat we
maar moeten berusten ! Nee, nee ! Lambik vangen ze daar niet mee !"[200]
Een duidelijke kritiek op de Londense regering-Pierlot … Verkiezingen[201]
komen maar terloops aan bod, net als propaganda[202].
Ook het vrouwenstemrecht wordt vermeld, zij het in een iets andere context.
Tegen een Sachem die Lambik op een brandstapel wilt terechtstellen, zegt een
oude Indiaan : "De Sachem … hij het stemrecht der squaws vergeten !
Gevangene … hij mogen leven … als meisje van onze stam … zij hem nemen als
echtgenoot !"[203]
En dit twee dagen na de eerste verkiezingen met vrouwenstemrecht. "Maar bij de Flatfeets is een wet nog een wet en
weldra komen de squaws van de stam Lambik in ogenschouw nemen."[204]
En ook Lambik kan de wet niet ontduiken : "Donders ! Daar heb ik niet
aan gedacht ! En ik mag hier de wetten niet schenden want die kerels zijn nog
niet beschaafd !"[205] Zo reageert Vandersteen op de situatie. In
België en andere "beschaafde" landen durven politici en andere
mensen volgens hem wel eens hun de wet aan hun laars lappen. De populairste wet van het moment blijkt trouwens de
Wet De Taeye te zijn. Op de bouwvergunning voor de kathedraal van Amoras
wordt de wet vermeld[206],
en ook in Het Zingende Nijlpaard komt de wet aan bod. Wel in negatieve zin.
Nadat hij in een piramide door de vloer gezakt is, wijt Lambik dat aan het
feit dat het bouwwerk zeker met de "wet de Taaie" gezet is.[207] En ook de operatie-Gutt krijgt ervan langs. Bij een
overval door de Bokkenrijders, reageert Sidonie : "Geld ! Geld ! Gijlie
hebt zeker nooit van Gutt horen spreken ?"[208]
Gutt is hier dus duidelijk niet de man die de inflatie voorkwam, maar de man
die de mensen hun geld afnam. 9.4.8. Politieagenten, ambtenaren en stakende arbeiders In De Witte Uil stopt een agent een achtervolging omdat
zijn diensttijd om is : "Wat een geluk dat ik dat gezien heb of 'k zou
nog overuren gemaakt hebben !"[209]
Waarmee de politie zich dan tijdens de uren mee bezighoudt, zien we in Het
Zingende Nijlpaard, waarin een agent aanbelt om te zeggen dat ze de
vuilnisbak moeten binnen zetten. Ambtenaren krijgen hetzelfde etiket van mensen die zich
niet meer uitsloven dan nodig. In De Stierentemmer dringt een rover de kamer
van Wiske binnen ; hij probeert haar wakker te krijgen : "Een
karabijnschot zou een bediende van 't ministerio wekken !"[210] Ook arbeiders zijn lui en gaan liever in staking dan te
werken. Zo zegt een arbeiders eens : "Verdorie, zo'n zware zak ! Ik zal
hem hier afkappen en eens gaan horen of 't soms geen staking is !"[211]
En als op een dag een blik tegen het hoofd van de postbode schopt, reageert
die bijna dankbaar : "'t is niks, Wiske ! Nu kan in eens in assurantie
gaan om in mijn hof te werken !"[212] In Bibbergoud vallen enkele opmerkingen over geld. Een
Amerikaan zegt tegen Lambik dat geld niet gelukkig maakt, maar Lambik vindt
dat allemaal "praatpriet" : "Ik wil rijk zijn ! Schatrijk ! …
Millionnair !!.. Zo dat ik er niet meer op moet zien om een tramkaart te
kopen ! Ik wil het gouden kalf der moderne beschaving !… Geld !"[213] En niet alleen voor het kopen van tramkaarten is geld
nuttig : "Met goud koopt ge de boter en ik nog geen margarine ! Saluut
!"[214]
Boter is blijkbaar nog altijd een luxeproduct. Maar de algemene houding tegenover geld in het verhaal
is toch overwegend negatief. Zo verklaart een betoverde totem tegen Lambik :
"Blanke man, hij mijn goud willen ! Maar ik boze geest, ik niet met zij,
mijn voeten laten spelen ! Ik weten, blanken, zij niet edel genoeg om zij
edel goud te beheren ! Zij beginnen met goud grote zaken om zij arme lieden
uit te zuigen en zij te worden nog rijker ! Goud maakt, blanken zij
hardvochtig en wreed ! Maar ik, eeuwenoude goudbewaker dat weten en ik met
zij, al mijn toverkrachten, blanken bestrijden !"[215]
Hier neemt Vandersteen vooral het grootkapitaal op de korrel. Mensen die geld
in handen krijgen, doen er alles aan om nog rijker te worden ten nadele van
de armen. En Lambik besluit het verhaal met deze filosofische
noot : "Och ja … ik heb natuurlijk weer de ezel uitgehangen … Maar ik
heb nu toch begrepen dat rijk worden zonder werken een mens stommiteiten laat
doen … Maar allee … einde alles, goed is goed, he !"[216] 9.4.10. Godsdienst en katholieke geest We hebben al gezien hoe op Amoras de bouw van de
kathedraal de katholieke Vlaamse geest van de bevolking symboliseert. Maar
ook op andere momenten gaat Vandersteen de "religieuze" toer op. Zo
steekt Sidonie een kaars aan voor een heiligenbeeldje nadat ze een brief
gelezen heeft van Lambik waarin hij vertelt dat hij naar het
vreemdelingenlegioen vertrokken is.[217] In Bibbergoud verspreiden rooksignalen de boodschap dat
Lambik met een Indiaanse gaat trouwen. Suske en Wiske lezen ze : "Wiske,
dat moeten we beletten. Als Lambik ooit trouwt, zal het in de kerk zijn
!"[218] En in sommige uitspraken wordt verwezen naar het
religieuze : "Alsof de duivel hen op de hielen zat"[219],
"Wiske, als ik u niet meer moest zien, "rendez-vous" aan de
poort van de hemel he !"[220],
"Wiske ! Laat mij toch nog eerst eens bidden !"[221],
"Als ge voor mij in de hemel zijt …"[222],
"De hemel wee wat we er gaan vinden."[223]
Ook doen personages in nood wel eens hun akte van berouw[224]
en wordt "het goede"[225]
geassocieerd met de hemel. En in De Bokkerijder, bij de ontdubbeling van Suske in
een goede en een slechte "ik", schrijft Vandersteen : "Al het
kwaad dat in Suske zit en dat hij jarenlang met bidden en braaf zijn
bedwongen heeft, komt door het draaien aan de staart van de bok onder de vorm
van een tweede Suske te voorschijn."[226] Hetzelfde gemoraliseer komt ook voor in De
Stierentemmer, waar Wiske de kleine Sprotje (na zijn avondgebed) duidelijk
maakt dat hij zijn vijanden niet mag haten, maar hen in tegendeel moet
vergeven.[227] 9.4.11. Oorlog Doorheen de verhalen staan verschillende verwijzingen
naar de Tweede Wereldoorlog. Zo worden een "luftschutzraum"[228],
"Carpet-Bombing"[229],
een luchtalarm[230]
vermeld, natuurlijk allemaal buiten de context. Tegenover oorlog in het algemeen wordt een zeer
negatieve houding aangenomen. Niet zo verwonderlijk in een tijd waarin er net
een vreselijke achter de rug is. Zo wordt Koning Poefke geprezen als een
brave man die nooit oorlog voert voor zijn plezier !" Maar Wiske heeft
er weer iets op te zeggen : "Dat is dan niet zoals bij ons ! De laatste
oorlog is maar pas gedaan of een vredesconferentie komt bijeen om de
"allerlaatste" te organiseren."[231] De vredesconferenties kunnen bij Vandersteen blijkbaar
op niet veel krediet rekenen. Net als de geallieerden trouwens. Doorheen
enkele opmerkingen neemt Vandersteen een negatieve houding aan ten opzichte
van de geallieerden. Zo bijvoorbeeld in De Koning Drinkt, waarin Suske, Wiske
en Sidonie in een magische spiegel de Middeleeuwse Sidonie zien die
lastiggevallen wordt door een soldaat. Suske reageert geprikkeld : "He !
Ambrasmaker !.. Dat was zeker een vijandelijke of een geallieerde bezetter,
Tante ?"[232]
De geallieerden als bezetters, ook Leopold III maakte deze vergelijking in
zijn politiek testament. Maar ook bombardementfouten worden de geallieerden
aangewreven. Als Wiske in De Mottenvanger vertelt dat de kraters op de maan
het gevolg zijn van inslagen van brokstukken, verbetert Lambik haar :
"Bijlange niet ! Dat zijn trechters van bommen die onder de oorlog naast
de wereld zijn gevolgen bij het bombarderen van militaire-burger-objectieven
!"[233] Verder wordt er gezegd dat mensen die vechten altijd
stom doen[234],
benadrukt Wiske dat ze niet op mensen schiet, ook al zijn ze vijanden zijn[235],
en vindt diezelfde Wiske : "Een weerloze vijand laat ge met rust …… als
ge een mens zijt !"[236]
Elementaire regels vegen machtige leiders onder tafel. Zo negeert
Sjam-Foe-Tchek een witte vlag : "Pf !… Als ik me dat allemaal moest
aantrekken zou ik nooit zo machtig geworden zijn !"[237] De atoombom wordt vermeld, volledig buiten de context.
In Prinses Zagemeel krijgt een reus van zijn baas een "atoombommeke om
op te zabberen !" als beloning. "Whoehahaha.. haha !! Een
atoombommeke !! Wat zal ik snoepen !"[238] 9.4.12. Beschaving In De Mottenvanger bleek al dat de beschaving zeker
geen garantie is voor vrede. Volgens Lambik is er een oplossing om de mensen
in vrede te doen leven : hen allemaal paardenmanieren leren : "'t Is
toch waar, he ?.. Als we konden leven als een paard zouden we niets dan haver
moeten kopen ! Geen zware huishuur meer, geen expansiezucht meer ! We breken
alle huizen af en dan ieder zijn stukske weiland ….. en aan meststoffen zal
het niet ontbreken, he ! En dan nooit geen oorlog meer … deze keer echt ..
want hebt … … ge al eens paarden gezien die atoombommen uitvinden, of ambras
maken op een vredesconferentie ? Nee he !. Dus …"[239] Later bedenkt hij zich, hij gaat zijn plannen laten
vallen : "Want ik zou dan eerst in de Volkeldingens moeten gaan en dan
als een paald met al die ezels diskutelen, nee hool !!"[240]
Met andere woorden : de Verenigde Naties staan gelijk met ezels die ruzie
maken op vredesconferenties ! Wapenfabrikanten zijn onverbeterbaar. Barabas vertelt
over een man : "het was een agent van een wapenfabriek die de Stalen
Stier wou kopen om hem met springstof te vullen … … en er in serie
oorlogsmateriaal van te maken. Die heren zijn er altijd als de kippen bij om
van een prachtige uitvinding een moordtuig te maken !"[241] En blanken zijn niet beter dan anderen, ze zijn volgens
Vandersteen zelfs wreder. "Aan uw wreedheid zou men zeggen dat ge een
blanke zijt !"[242],
merkt Lambik op in Bibbergoud. De auteur vindt wreedheid en geweld zelfs een
modeverschijnsel. Zo wil het arenapubliek in Spanje absoluut een stier zien
doden : "Wij zijn proper gesteven burgers maar 't is de mode, wij willen
bloed zien !!"[243] In De Koning Drinkt wilt Sidonia een vleermuis
neerschieten, maar Wiske wijst haar op de dierenbescherming. "O ! Wat is
dat edel ! Een bond voor dierenbescherming !!!", reageert Sidonia. Maar
Wiske weet wel beter : "Ja… De dag dat ze nu nog een bond voor
mensenbescherming stichten is alles O.K.!"[244] Tenslotte nog deze, waaruit blijkt dat Suske en Wiske
niet erg in de wereld meer geloven. Terwijl ze in Amoras als vagebonden
gekleed rondlopen, krijgen ze een mantel "om uw armoede te stoppen die
een schande is voor onze welvarenden staat !" Wiske reageert echt
verbaasd : "Een welvarende staat !?. Lieve edelmoedige mensen !?. Het is
juist een sprookje !"[245] 9.4.13. De staat van de wegen, compassiebons, het bewijs van burgertrouw en andere alledaagsheden … Lambiorix, 54 v.C., Suske vraagt aan Wiske waar ze
ergens zouden zitten : "Aan de slechte wegen te zien nog altijd in
België Suske !"[246] In hetzelfde verhaal zet Lambik bij het dobbelen heel
zijn "dop" en al zijn "compassiebons" in. "Maar het
spel is Lambik niet gunstig gezind en hij verliest zelfs het mandaat van zijn
frontstrepen en zijn tramkaart ![247]
En nog gaat hij door met dobbelen : "Allee, nog
één spelleke met de teerlingskes ! 'k Heb nog iets heel zeldzaam en kostbaar
!", "Ik draag het aan een lintje op mijn borst en 't is ingekaderd
! Laten wij er om dobbelen !.. 't is mijn bewijs van burgerdeugd !" Maar
tegenspeler Arrivix moet er niet van weten : "Ik ken dat niet ! Ik speel
alleen voor iets dat waarde heeft !"[248]
Het bewijs van burgerdeugd, dat voor Belgen anno 1949 zo veel betekent, heeft
voor buitenstaanders dus geen enkele waarde. Vandersteen geeft op die manier
zijn kritiek op de maatregel. In Prinses Zagemeel vergelijkt Sidi-ben-Moka
trouwens het "fantastische" verhaal van de pop Schalulleke met
"de geschiedenis van een bewijs van burgertrouw !"[249]
En bij een ondervraging in De Witte Uil vraagt Arthur : "Moet ge soms
mijn bewijs van apendeugd zien ?"[250] De kathedraal van Antwerpen en haar stelling zijn nog
zoiets. Bij de voorstelling van de plannen voor de kathedraal van Amoras,
merkt Lambik op dat het voornaamste ontbreekt : "Een stelling, makker
!!.. Een gebinte van zware balken moet jaar in jaar uit aan de slanke toren
hangen !!… Met eeuwfeesten en zo kunt ge die wel eens binnen pakken !… Maar
anders is het slagwoord …… Een kathedraal !!… Een stelling !"[251]
Het is misschien een traditie, maar Lambik schijnt ze niet erg te
appreciëren. Op het einde van het verhaal neemt hij een zaag mee naar
Antwerpen "om in Antwerpen de stelling van de kathedraal te zagen
!"[252] Tenslotte worden de woekeraars en hamsteraars
aangepakt. "Lambikske, er is geen suiker in uw koffie, hoor ! De
woekeraars zijn weer aan 't stockeren !", zegt Sidonie. En de reactie
van Lambik is verre van mals : "Is 't weer zo, ja ? Die bloedzuigers
moesten een nek hebben als ik ! Daar kunnen vijf stroppen ineens rond !"[253] 9.4.14. Rusland en Amerika "Saluut ! .. Ik verkies de vrijheid !!"[254],
roept Lambik al vluchtend voor een oude Indiaanse die met hem wil trouwen.
Deze verwijzing naar het bekende boek is ongeveer het enige wat er over
Rusland te lezen valt. De Verenigde Staten komen veel meer aan bod. De import
van Amerikaans voedsel, een belangrijk thema in de eerste verhalen, duikt nog
eens op, deze keer in de woestijn, met "de oase van Cacocalo".[255]
Ook de Amerikaanse kolen worden vermeld[256],
en ze blijken van zeer slechte kwaliteit te zijn. "Hij zal ons in een
betoverde vuurhaard werpen waarin zelfs Amerikaanse kolen zouden branden
!" [257],
wordt er in Prinses Zagemeel gezegd. Verder komt in Bibbergoud vooral een traditioneel Far
West-beeld van de VS naar boven. En Vandersteen neemt het daarbij blijkbaar
op voor de Indianen. Zo zegt Wiske vanuit het vliegtuig dat ze dacht dat het
New Yorkse vrijheidsbeeld een "grafzerk was voor de uitgeroeide Indianen
!"[258] 9.4.15. … en de rest "Vene ! Vindi ! Vichy "[259],
roept Lambik uit in De Stierentemmer. Het Latijnse "vici" kan in
moderne uitspraak als "vichy" uitgesproken worden, maar ondertussen
staat het woord "Vichy", hoofdstad van het collaborerende
Frankrijk, er toch maar. En de link naar de collaboratie wordt nog
duidelijker als Lambik enkele stroken verder aan Wiske uitlegt wat voor een
land Spanje is. Hij begint natuurlijk over appelsienen, Carmen, enzovoort en
zegt dan "Dat is al wat ik … … er van weet ! .. Ha, ja … Er komen
toeristen, die soms Leon heten !"[260]
De familienaam van die Leon is soms ook Degrelle, en soms is die persoon in
België ter dood veroordeeld voor collaboratie … In De Stalen Bloempot komt Wiske bij het zien van een
vogel op het idee een luchtbrug te maken om materiaal voor de kathedraal aan
te voeren.[261]
En in De Witte Uil heeft de vredesvogel vertraging omdat hij uit het Westen
komt : "De luchtcorridor, waar hij door moet, is nog niet geschuurd
!"[262] 9.5. Vandersteen en de politiek Zoals we hebben kunnen zien, zijn de Suske en
Wiske-verhalen van Vandersteen zeer politiek geladen. Hij klaagt de te
strenge repressie aan, verdedigt zelfs de collaborateurs, kiest de kant van
Leopold III in de koningskwestie, ontleedt de oorlog als een groot propagandaspel,
enz. Verschillende verhalen draaien echt rond een politiek thema, in andere
blijft het bij allerlei knipogen en situaties. Politici worden afgeschilderd als leugenaars die de
mensen vanalles "wijsmaken", belastingen worden als barbaars en veel
te hoog beschouwd, maatregelen als het bewijs van burgertrouw worden amper
belachelijk gemaakt, de IJzertoren moet duidelijk heropgebouwd worden, de
oorlog wordt afgekeurd en de geallieerden bekritiseerd, de
"beschaving" van de mens wordt in twijfel getrokken en enige
godsdienstige elementen zijn nooit ver weg. In de repressie-, de konings- en andere kwesties volgt
de auteur duidelijk de lijn van de krant De Standaard. Vandersteenkenners
houden zich dan ook bezig met de vraag of Vandersteen zelf echt zo politiek
geëngageerd was, of gewoon de geest van de krant volgde. Peter van Hooydonck, biograaf van Vandersteen, vertelt
in een interview dat het feit dat de tekenaar in 1947 voor de "zwarte
gazet" De Standaard ging werken, helemaal niet zo evident was. Maar toch
relativeert hij het politiek engagement van de auteur zeer sterk : "Ik
denk dat je Vandersteen veel meer moet zien als iemand die op dat moment zijn
broodheer dient en zegt : dat is het standpunt van de krant, we gaan daarin
mee.", "Dat is trouwens ook zo met de koningskwestie. Hoe meer
mensen ik gesproken heb die hem goed gekend hebben, hoe meer me duidelijk
werd dat hij zelf volledig a-politiek was. Eigenlijk had hij geen echte
gefundeerde standpunten, of toch geen echte op literatuur en nadenken gebaseerde
overtuiging. Hij was volledig gedesinteresseerd in alles wat politiek was,
trouwens ook wat godsdienst betreft. Hij was een workaholic, hij wou creëren,
vertellen van 's morgens tot 's avonds en daarna pintelieren. Ik stel het
karikaturaal voor, maar daar komt het in essentie op neer. Hij is nooit
partijgebonden geweest. Je kan hem misschien kwalijk nemen dat hij zich
bepaalde zaken in de mond heeft laten leggen, maar ik denk dus dat je het
moet zien in de context van de krant waarin zijn strips verschenen. Het gaat
tenslotte om commentaartjes tussendoor, die passen in de krant van die
dag."[263] Over de koningskwestie, waaraan toch enkele verhalen
gewijd werden zegt hij dat dit onderwerp blijkbaar toch wel dieper zat :
"Ik denk dus dat die zaak hem persoonlijk meer aangegrepen heeft en ik
kan me nauwelijks inbeelden dat zoiets in opdracht zou geweest zijn, dat de
Standaard zou zeggen : "maak eens een Suske en Wiske rond de
koningskwestie"."[264] Ook Patrick Vranken schrijft de politieke stellingnamen
in de verhalen vooral toe aan de invloed van de krant. Vandersteen bleek
namelijk twee gezichten te hebben : in De Standaard publiceerde hij kritiek
op de repressie en de geallieerden, in het tijdschrift "Franc Jeu"
leverde hij in 1945 pro-geallieerde en anti-collaboratietekeningen. Zijn
stelling is dan ook dat Vandersteen zich gemakkelijk aanpaste aan zijn
werkgever, en in De Standaard dus de standpunten van "rechts katholiek
Vlaanderen" volgde. Maar dat verhinderde niet dat hij zich daar dan echt
voor engageerde.[265] Vandersteen zelf gaf in een interview uit 1984 toe
vroeger politiek geëngageerd geweest te zijn : "Ik heb wel zo'n periode gehad, zoals elke
jonge mens. Ik was zeer Vlaams gericht in de tijd. Maar je komt daar vlug van
terug."[266] Wat ook de precieze ideeën van Vandersteen en de invloed van de krant
waren, doet er al bij al niet zo veel toe. Veel belangrijker is dat deze
politiek zwaar geladen verhalen in De Standaard en Het Nieuwsblad
gepubliceerd werden en zo via fictie de standpunten van de krant versterkten. 9.6. Besluit Het "echte" Nieuwsblad en De Standaard
verschijnen in april en mei 1947 terug op de markt en beginnen onmiddellijk
na hun herverschijnen strips te publiceren. Het Nieuwsblad begint met het
primitieve "De Zwarte van Mijnheer De Wit", waarna de twee kranten
samen het Britse Zonnedal publiceren. Daarna slagen de kranten erin Vandersteen te laten
overstappen, en dat zorgt ervoor dat deze de kranten op stripvlak gaat
monopoliseren : dagelijks Suske en Wiske, wekelijks De Familie Snoek en ook
wekelijks reeksen in Ons Volkske. Eén dagelijkse reeks is vrij weinig, maar
er verschijnen wel telkens twee stroken. Vandersteen is een begrip. Zijn naam wordt dan ook
volop uitgespeeld in aankondigingen, en wordt steevast in de titels van de
reeksen vermeld. Aankondigingen verschijnen vooral in de beginperiode bij de
vleet (tot negen per verhaal), als de strijd met de Gids-groep nog hevig
woedt. Na het derde verhaal wordt er geleidelijk afgebouwd, zodat de laatste
verhalen maar één keer aangekondigd worden. Bij de start van een verhaal
wordt ook twee keer een volledig artikel gepubliceerd. En ook buiten de
verhalen wordt er aan Vandersteen aandacht besteed. Eind juli 1949 verschijnt
tussen de korte berichten de aankondiging van de geboorte van zijn dochter. Politiek gezien zijn de verhalen van Vandersteen zeer
rijk. In de konings- en repressiekwestie worden ze mee ingeschakeld in de
propaganda van de krant. En ook over een hele reeks andere zaken neemt
Vandersteen standpunten in, zodat men kan zeggen
dat hij de meest politiek geladen stripauteur is in de Belgische pers van dat
moment. Andere tekenaars leveren soms (of over een korte periode) zulke
politieke verhalen af, bij Vandersteen is het blijkbaar een handelsmerk. |
[1] Hetzelfde formaat als dat van Het
Nieuwsblad van De Gids, zodat de gelijkenigs zeer groot is.
[2] Durnez (Gaston)1. Op. Cit., p. 535-555
[3] Durnez (Gaston)2. Op. Cit., p. 46
[4] Durnez (Gaston)1. Op. Cit., p. 540
[5] Durnez
(Gaston)3. Op. Cit., p. 2846
[6] Durnez (Gaston)2. Op. Cit., p. 45
[7] Durnez (Gaston)2. Op. Cit., p. 50-51
[8] HNB, aankondiging op 9/4/1947,
p. 1
[9] Anoniem (W. Vandersteen – E. Van
den Broeck – P. Heyns). De Zwarte van Mijnheer De Wit. (HNB, 9/4/1947)
[10] Van
Hooydonck (Peter)1. Op. Cit., p. 79 ; Van
Hooydonck (Peter)2. De Standaard contra De Gids (Vandersteen-collectie 9).
Wilrijk, 't Vlaams Stripcentrum, 1988, p. 12
[11] Over deze auteur heb ik niets
kunnen terugvinden. Het verhaal is waarschijnlijk van Belgische oorsprong, door
het feit dat de auteur "onbekend" is, er geen copyright aangegeven
is, én er op een bepaald moment in frank geteld wordt.
[12] Gert Ronde. Sikkie en zijn
Baasje. (DS, 15/5/1947)
[13] Auteur hiervan is waarschijnlijk
Hugh Mc Clelland, van wie La Libre Belgique de reeks Jimpy publiceert. De
manier om de stroken te nummeren en de tekenstijl van de twee reeksen komen
overeen. "Zonnedal" is waarschijnlijk de vertaling van zijn
"Sunshine Falls".
[14] Willy Vandersteen. De Familie
Snoek. (DS, 15/7/1950)
[15] L.H. Op bezoek bij Willy
Vandersteen. (DS, 27/6/1947, p. 1 & 4)
[16] DS, aankondiging op 30/10/1947,
p. 1
[17] DS, aankondiging op 31/10/1947,
p. 1
[18] HNB, aankondigingen op
2/11/1947, 3/11/1947, 4/11/1947, 5/11/1947, 6/11/1947 & 7/11/1947, telkens
op de eerste pagina. De tekst is elke keer dezelfde.
[19] DS, aankondiging op 18/3/1948,
p. 1
[20] HNB, aankondiging op 3/6/1948,
p. 3. Natuurlijk toevallig net als 't Vrije Volksblad, volksblad van De Gids en
vroeger Nieuwsblad, overgaat naar Het Nieuws van den Dag.
[21] De teksen in de tekeningen zijn
in het Nederlands, het copyright vermeldt "Copyright Belgian Trafic
Agencies".
[22] Prinses Zagemeel, De Witte Uil,
Bibbergoud, De Stierentemmer & Het Zingende Nijlpaard.
[23] Willy Vandersteen. De Koning Drinkt. (DS,
2/7/1947 - 7/11/1947)
[24] Idem, str. 16 (DS, 10/7/1947)
[25] Idem, str. 21 (DS, 14/7/1947)
[26] Idem, str. 53 (DS, 1/8/1947)
[27] Idem, str. 61 (DS, 6/8/1947)
[28] Idem, str. 93 (DS, 26/8/1947)
[29] Idem, str. 94 (DS, 26/8/1947)
[30] Idem, str. 98 (DS, 28/8/1947)
[31] Idem, str.
108 (DS, 3/9/1947)
[32] Idem, str.
111 (DS, 5/9/1947)
[33] Idem, str. 112
(DS, 5/9/1947)
[34] Idem, str.
142 (DS, 23/9/1947)
[35] Idem, str.
214 (DS, 5/11/1947)
[36] Idem, str.
41 (DS, 25/7/1947)
[37] Idem, str.
142 (DS, 23/9/1947)
[38] Idem, str.
178 (DS, 14/10/1947)
[39] Idem, str.
180 (DS, 15/10/1947)
[40] Willy Vandersteen. De Bokkerijder.
(DS, 22/3/1948 – 27/7/1948)
[41] Idem, str. 20 (DS, 1/4/1948)
[42] Idem, str. 21 (DS, 2/4/1948)
[43] Idem, str. 32 (DS, 8/4/1948)
[44] Idem, str. 38 (DS, 12/4/1948)
[45] Idem, str. 46 (DS, 16/4/1948)
[46] Idem, str. 46 (DS, 16/4/1948)
[47] Idem, str. 47-48 (DS, 17/4/1948)
[48] Idem, str.
217 (DS, 27/7/1948)
[49] Idem, str.
219 (DS, 28/7/1948)
[50] Idem, str.
153-154 (DS, 19/6/1948)
[51] Idem, str.
154 (DS, 19/6/1948)
[52] Vranken (Patrick)3. De voorzichtige Vandersteen, deel 1 :Journalistieke
collaboratie en repressie. In : Brabant Strip Magazine, nr. 51 (1997/8),
p. 14. Verder
vermeldt hij ook dat sommige elementen die naar de repressie verwijzen in de
albumversie, die pas acht jaar later verscheen, gecensureerd werden.
[53] Idem, str.
197 (DS, 15/7/1948)
[54] Idem, str. 197
(DS, 15/7/1948)
[55] Vranken (Patrick)3. Op. Cit., p. 15
[56] Vranken (Patrick)3. Op. Cit., p. 16
[57] Idem, str.
48 (DS, 17/4/1948)
[58] Idem, str.
220 (DS, 28/7/1948)
[59] Vranken (Patrick)3. Op. Cit., p. 16
[60] Willy Vandersteen. De
Mottenvanger. (DS, 9/12/1948 – 15/4/1949)
[61] Idem, str. 45 (DS, 4/1/1949)
[62] Idem, str. 56 (DS, 10/1/1949)
[63] Idem, str. 71 (DS, 19/1/1949)
[64] Idem, str. 76 (DS, 21/1/1949)
[65] Idem, str. 92 (DS, 31/1/1949)
[66] Idem, str. 109 (DS, 10/2/1949)
[67] Idem, str. 220 (DS, 15/4/1949)
[68] Idem, str. 125
(DS, 19/2/1949)
[69] Idem, str.
125 (DS, 19/2/1949)
[70] Idem, str.
128 (DS, 21/2/1949)
[71] Idem, str.
128 (DS, 21/2/1949)
[72] Idem, str.
129-130 (DS, 22/2/1949)
[73] Idem, str.
130 (DS, 22/2/1949)
[74] Idem, str.
143 (DS, 2/3/1949)
[75] Idem, str.
201 (DS, 5/4/1949)
[76] Idem, str.
217-218 (DS, 14/4/1949)
[77] Idem, str.
219 (DS, 15/4/1949)
[78] Idem, str.
117 (DS, 15/2/1949)
[79] Idem, str.
118-119 (DS, 15/2/1949 & 16/2/1949)
[80] Idem, str.
137 (DS, 26/2/1949)
[81] Idem, str.
138 (DS, 26/2/1949)
[82] Idem, str.
134 (DS, 24/2/1949)
[83] Idem, str.
130 (DS, 22/2/1949)
[84] Idem, str.
134 (DS, 24/2/1949)
[85] Idem, str.
120-121 (DS, 16/2/1949 & 17/2/1949)
[86] Idem, str.
131 (DS, 23/2/1949)
[87] Idem, str.
131 (DS, 23/2/1949)
[88] Idem, str.
133 (DS, 24/2/1949)
[89] Idem, str.
153 (DS, 8/3/1949)
[90] Idem, str.
139 (DS, 28/2/1949)
[91] Idem, str.
142 (DS, 1/3/1949)
[92] Idem, str.
185 (DS, 26/3/1949)
[93] Vranken
(Patrick)4. De Voorzichtige Vandersteen,
deel 2 : De goeden en de slechten. In : Brabant Strip Magazine, nr. 53
(1997/10), p. 11-13
[94] Willy Vandersteen. Lambiorix. (DS,
26/8/1949 - 4/1/1950)
[95] Idem, str. 1 (DS, 26/8/1949)
[96] Idem, str. 9 (DS, 31/8/1949)
[97] Idem, str. 37 (DS, 17/9/1949)
[98] Idem, str. 53 (DS, 27/9/1949)
[99] Idem, str.
49 (DS, 24/9/1949)
[100] Idem, str.
59 (DS, 30/9/1949)
[101] Idem, str.
63 (DS, 3/10/1949)
[102] Idem, str.
64 (DS, 3/10/1949)
[103] Idem, str.
64 (DS, 3/10/1949)
[104] Idem, str.
217 (DS, 3/1/1950)
[105] Idem, str.
38 (DS, 17/9/1949)
[106] Idem, str.
60 (DS, 30/9/1949)
[107] Idem, str.
72 (DS, 7/10/1949)
[108] Idem, str.
109 (DS, 29/10/1949)
[109] Idem, str.
128 (DS, 9/11/1949)
[110] Idem, str.
197 (DS, 20/12/1949)
[111] Idem, str.
220 (DS, 4/1/1950
[112] Idem, str.
79 (DS, 12/10/1949)
[113] Idem, str.
93 (DS, 20/10/1949)
[114] Idem, str.
165 (DS, 1/12/1949)
[115] Idem, str.
214 (DS, 30/12/1949)
[116] Idem, str.
215 (DS, 31/12/1949)
[117] Idem, str.
216 (DS, 31/12/1949)
[118]
http://www.kleinkasteeltje.be/nl/kleinkasteeltje/historiek/historiek.htm
(8/7/2003)
[119] Idem, str.
50 (DS, 24/9/1949)
[120] Idem, str.
215 (DS, 31/12/1949)
[121] Willy Vandersteen. De Stalen
Bloempot. (DS, 17/5/1950 – 22/9/1950)
[122] Idem, str. 1 (DS, 17/5/1950)
[123] Wiske herinnert Suske aan een
weddenschap om een stuk chocolade : "Dat doet er mij aan denken dat ge mij
nog een stuk moet van toen we gewed hebben dat de Koning een week na de
Volksbeetneming zou thuis zijn !" (Idem, str. 14 - DS, 24/5/1950)
[124] Idem, str.
45 (DS, 12/6/1950)
[125] Idem, str.
68 (DS, 24/6/1950)
[126] Idem, str.
70 (DS, 26/6/1950)
[127] Idem, str.
85 (DS, 5/7/1950)
[128] Idem, str.
85 (DS, 5/7/1950)
[129] Idem, str.
86 (DS, 5/7/1950)
[130] Idem, str.
88 (DS, 6/7/1950)
[131] Idem, str.
89 (DS, 7/7/1950)
[132] Idem, str.
90 (DS, 7/7/1950)
[133] Idem, str.
109 (DS, 19/7/1950)
[134] Idem, str.
46 (DS, 12/6/1950)
[135] Idem, str.
93 (DS, 10/7/1950)
[136] Idem, str.
94 (DS, 10/7/1950)
[137] Idem, str.
95 (DS, 11/7/1950)
[138] Idem, str.
95 (DS, 11/7/1950)
[139] Idem, str. 97
(DS, 12/7/1950)
[140] Idem, str.
97 (DS, 12/7/1950)
[141] Idem, str.
46 (DS, 12/6/1950)
[142] Idem, str.
78 (DS, 30/6/1950)
[143] Idem, str.
165 (DS, 21/8/1950)
[144] Idem, str.
143 (DS, 8/8/1950)
[145] Idem, str.
157 (DS, 16/8/1950)
[146] De
Schuyteneer (Jeroen). Op.
Cit., p. 47-48
[147] Idem, str.
217 (DS, 20/9/1950)
[148] Willy Vandersteen. De Witte Uil.
(DS, 30/7/1948 – 7/12/1948)
[149] Idem, str. 214 (DS, 3/12/1948)
[150] "Maar goed dat de Goede
Geest rekening heeft gehouden met de menselijke dwaasheid en een bom van zijn maaksel
heeft meegegeven !" (Idem, str. 215 - DS, 4/12/1948)
[151] Idem, str.
215 (DS, 4/12/1948)
[152] Idem, str.
216 (DS, 4/12/1948)
[153] Voor de verwijzingen wordt er in
dit deel gebruik gemaakt van afkortingen. De Koning Drinkt = K° ; Prinses
Zagemeel = Zagemeel ; De Bokkerijder = Bok ; De Witte Uil = Uil ; De
Mottenvanger = Mot ; Bibbergoud = Goud ; Lambiorix = Lam ; De Stierentemmer =
Stier ; De Stalen Bloempot = Bloem ; Het Zingende Nijlpaard = Nijl.
[154] Bok, str. 4 (DS, 23/3/1948)
[155] Bok, str. 8 (DS, 25/3/1948)
[156] Bok, str. 39 (DS, 13/4/1948)
[157] Goud, str. 117 (DS, 24/6/1949)
[158] Goud, str. 56 (DS, 19/5/1949)
[159] Zagemeel, str. 36 (DS,
29/11/1947)
[160] Zagemeel, str. 54 (DS,
10/12/1947). Lambik loopt in Prinses Zagemeel het grootste deel van het verhaal
rond met het onderlijf van een paard. En daardoor krijgt hij ook een
spraakgebrek, vandaar dus deze "l"-spelling.
[161] Nijl, str. 68 (DS, 2/11/1950)
[162] Goud, str. 146 (DS, 11/7/1949)
[163] Zagemeel, str. 196 & 207
(DS, 5/3/1948 & 12/3/1948)
[164] K°, str. 101 (DS, 30/8/1947)
[165] Bok, str. 139 (DS, 11/6/1948)
[166] Bok, str. 199 (DS, 16/7/1948)
[167] Bok, str. 200 (DS, 16/7/1948)
[168] Zagemeel, str. 92 (DS, 5/1/1948)
[169] Zagemeel, str. 183 (DS,
27/2/1948)
[170] Goud, str. 100 (DS, 14/6/1949)
[171] Stier, str. 54 (DS, 6/2/1950)
[172] Stier, str. 219-220 (DS,
15/5/1950). Zoals op de tekening te zien is, is van ver alleen de
"ja" te lezen.
[173] Uil,
str. 34 (DS, 18/8/1948)
[174] Uil,
str. 66 (DS, 7/9/1948)
[175] Zagemeel, str. 219-220 (DS,
19/3/1948)
[176] Lam,
str. 178 (DS, 8/12/1949)
[177] Nijl, str. 12 (DS, 30/9/1950)
[178] Goud, str. 185 (DS, 4/8/1949)
[179] Bok, str. 111 (DS, 26/5/1948)
[180] Mot, str. 7 (DS,
13/12/1948)
[181] Uil,
str. 29 (DS, 16/8/1948)
[182] Bloem, str. 98 (DS, 12/7/1950)
[183] Zagemeel, str. 135
(DS,30/1/1948)
[184] Uil, str. 179 (DS, 13/11/1948) Vervorming
van de bekende kreet uit De Leeuw van Vlaanderen "Wat Wals is, vals is ! Sla dood !"
[185] Mot, str. 39 (DS,
31/12/1948)
[186] Mot, str. 53 (DS,
8/1/1949)
[187] Willy
Vandersteen. In : Florquin (Joos). Op. Cit.,
p. 122
[188] Zagemeel, str. 1 (DS,
10/11/1947)
[189] Zagemeel, str. 2 (DS,
10/11/1947)
[190] Zagemeel, str. 134 (DS,
29/1/1948)
[191] Mot, str. 83 (DS,
26/1/1949)
[192] Zagemeel, str. 12 (DS,
15/11/1947)
[193] Zagemeel, str. 45 (DS,
5/12/1947)
[194] Zagemeel, str. 147 (DS,
6/2/1948)
[195] Stier, str.
48 (DS, 2/2/1950)
[196] Bok, str. 73 (DS, 4/5/1948)
[197] Mot, str. 19 (DS, 20/12/1948)
[198] Stier, str. 84 (DS, 23/2/1950)
[199] Goud, str. 117 (DS, 24/6/1949)
[200] Mot, str. 5 (DS, 11/12/1948)
[201] Als Suske Wiske uit het
drijfzand helpt, zegt ze : "Gered !!… Met de kiezing kunnen ze allemaal
fluiten !… Ik stem voor Suske !" Goud, str. 79 (DS, 2/6/1949)
[202] "Dat is geen echt vuur !
Dat is maar propaganda !", zegt Wiske over de vuurwagen van Bertus den
Haeze in De Bokkerijder. (Bok, str. 155 (DS, 21/6/1948)
[203] Goud, str. 124 (DS, 28/6/1949)
[204] Goud, str. 126 (DS, 29/6/1949)
[205] Goud, str. 125 (DS, 29/6/1949)
[206] Bloem, aankondigingsstrook. (DS,
16/5/1950)
[207] Nijl, str. 154 (DS, 22/12/1950)
[208] Bok, str. 158 (DS, 22/6/1948)
[209] Uil, str. 47 (DS, 26/8/1948)
[210] Stier, str. 62 (DS, 10/2/1950)
[211] Uil,
str. 43 (DS, 24/8/1948)
[212] Bok, str. 10 (DS, 26/3/1948)
[213] Goud, str. 168 (DS, 23/7/1949)
[214] Goud, str. 181 (DS, 2/8/1949)
[215] Goud, str. 199 (DS, 12/8/1949)
[216] Goud, str. 218 (DS, 23/8/1949)
[217] Nijl, str. 35 (DS, 14/10/1950)
[218] Goud, str. 133 (DS, 4/7/1949)
[219] K°, str. 50 (DS, 30/7/1947)
[220] K°, str. 196 (DS, 24/10/1947)
[221] Bok, str. 126 (DS, 3/6/1948)
[222] Bloem, str. 56 (DS, 17/6/1950)
[223] Bloem, str. 60 (DS, 20/6/1950)
[224] Bloem, str. 102 & 180 (DS,
14/7/1950 & 29/9/1950)
[225] Bloem, str. 219 (DS, 21/9/1950)
[226] Bok, str. 137 (DS, 10/6/1948)
[227] Stier, str. 103-104 (DS,
7/3/1950)
[228] Nijl, str. 141 (DS, 15/12/1950)
[229] Nijl, str. 142 (DS, 15/12/1950)
[230] K°, str. 74 (DS, 13/8/1947)
[231] K°, str. 21 (DS, 14/7/1947)
[232] K°, str. 14 (DS, 9/7/1947)
[233] Mot, str. 45 (DS, 4/1/1949)
[234] Lam, str. 196 (DS, 19/12/1949)
[235] Goud, str. 144 (DS, 9/7/1949)
[236] Zagemeel, str. 172 (DS,
20/2/1948)
[237] Uil,
str. 204 (DS, 27/11/1948)
[238] Zagemeel, str. 124 (DS,
24/1/1948)
[239] Zagemeel, str. 9-10 (DS, 14/11/1947)
[240] Zagemeel, str. 40 (DS,
2/12/1947)
[241] Stier, str.
218 (DS, 13/5/1950)
[242] Goud, str. 121 (DS, 27/6/1949)
[243] Stier, str. 180 (DS, 21/4/1950)
[244] K°, str. 71 (DS, 12/8/1947)
[245] Bloem, str. 72 (DS, 27/6/1950)
[246] Lam,
str. 35 (DS, 15/9/1949)
[247] Lam,
str. 24 (DS, 8/9/1949)
[248] Lam,
str. 24-25 (DS, 8/9/1949 & 9/9/1949)
[249] Zagemeel, str. 51 (DS,
9/12/1947)
[250] Uil,
str. 155 (DS, 29/10/1948)
[251] Bloem, str. 96 (DS, 11/7/1950)
[252] Bloem, str. 219 (DS, 21/9/1950)
[253] Bloem, str. 122 (DS, 27/7/1950)
[254] Goud, str. 130 (DS, 1/7/1949)
[255] Nijl, str. 4 (DS, 26/9/1950)
[256] Bok, str. 50 (DS, 19/4/1948)
[257] Zagemeel, str. 192 (DS,
3/3/1948)
[258] Goud, str. 58 (DS, 20/5/1949)
[259] Stier, str. 44 (DS, 31/1/1950)
[260] Stier, str. 56 (DS, 7/2/1950)
[261] Bloem, str. 183 (DS, 31/8/1950)
[262] Uil, str. 203 (DS, 27/11/1948)
[263] Vranken
(Patrick)8. Interview met Peter Van
Hooydonck. In : Brabant Strip
Magazine, nr. 19 (1994), p. 7-8
[264] Vranken (Patrick)8. Op. Cit., p. 8
[265] Vranken
(Patrick)6. De voorzichtige
Vandersteen, deel 4 : De geheimzinnige schuilnamen. In : Brabant Strip Magazine, nr. 57bis (1998),
p. 21
[266] Vranken (Patrick)7. Op. Cit., p. 24