Inhoudstafel

Startpagina

 

 

7. De Nieuwe Standaard / Het Nieuwsblad

 

7.1. Historiek en situering

 

7.2. De doorbraak van Vandersteen

7.2.1. Rikki, Wiske, Suske en de Snoeks

7.2.2. Willy Vandersteen

7.2.3. Suske en Wiske bij De Nieuwe Standaard

7.2.4. Politiek in Suske en Wiske

 

7.3. De Verhalen

7.3.1. Rikki en Wiske, op spionnenjacht in Chocowakije

7.3.2. Op het eiland Amoras : strijd, vergevingsgezindheid, de beschaving en andere verwijzingen

7.3.3. De Sprietatoom : uitvindingen en vrede

7.3.4. De vliegende aap

7.3.5. De Zwarte Madam : Gutt, terrorisme, repressie en verkiezingen

7.3.6. Vandersteen en politiek in De Nieuwe Standaard

 

7.4. Besluit

 

 

 

7. De Nieuwe Standaard / Het Nieuwsblad

 

7.1. Historiek en situering

Voor de Eerste Wereldoorlog werden de eerste stappen gezet die naar de oprichting van De Standaard zouden leiden. Door de vijandelijkheden moest de publicatie echter uitgesteld worden tot 4 december 1918. Vanaf het einde van de jaren 1920 ging de krant een sterk flamingantische koers varen en in 1929 zag de volkseditie Het Nieuwsblad het licht. Deze zou een breed publiek aanspreken en zo de financiële basis van de krant versterken. Tijdens de Tweede Wereldoorlog stopte de publicatie van De Standaard, en gaf het bedrijf Het Algemeen Nieuws uit, wel onder Duitse controle. Dit zorgde ervoor dat de krant na de bevrijding onder sekwester geplaatst werd en dus niet meer mocht verschijnen.[1]

Al tijdens de Tweede Wereldoorlog voorzagen enkele mensen dat de NV De Standaard na de bevrijding in de problemen zou komen. Deze mensen, afkomstig uit de kringen rond de West-Vlaamse industriëlen Tony Herbert en Léon Bekaert "wilden een poging wagen om de onderneming te redden en haar dienstbaar te maken aan de door hen in Vlaanderen en België nagestreefde vernieuwingen". Nog tijdens de oorlog benaderden ze de familie Sap, eigenaar van de krant, die inzag dat met deze mensen samenwerken de enige oplossing was. En zo werd een huurovereenkomst gesloten voor de gebouwen, de drukkerij en de titels, die zou lopen tot begin 1947.

En zo komt het dat op 5 oktober 1944 De Standaard terug verschijnt. Camille Van Deyck wordt directeur, Betsy Hollants hoofdredacteur. Maar Tony Herbert is en blijft het "brein" achter de hele onderneming, terwijl zijn collega Bekaert vooral voor de financiële kant zorgt. Om de krant uit te geven wordt op 8 november 1944 de NV De Gids opgericht.

Twee dagen later verandert de titel in De Nieuwe Standaard, terwijl de ondertitel uitgebreid wordt tot "Dagblad voor staatkundige, cultureele, sociale en economische belangen". Een terechte wijziging, want het gaat inderdaad om een nieuwe krant, die afstand neemt van het Vlaams-nationalisme van haar vooroorlogse voorganger. Tegenover de oude Standaard is De Nieuwe Standaard nogal Belgicistisch te noemen : er wordt gepleit voor Belgische solidariteit en voor de ontvoogding van Vlaanderen binnen België via taalwetten. Verder wordt er onder andere gepleit voor een humane bestraffing van de collaboratie, voor trouw aan Leopold III, voor sociale rechtvaardigheid en solidariteit, voor economische samenwerking, enz. De eigenzinnige standpunten zorgen natuurlijk voor kritiek, zowel uit linkse als uit Vlaams-nationalistische hoek.

Zoals al gezegd, wordt de geest van de krant vooral bepaald door de industrieel Tony Herbert, hij speelt op zijn manier ook een beetje hoofdredacteur. En het minste wat over hen kan gezegd worden, is dat hij heel ambitieus is. Hij ziet alles heel groot, zijn droom is om een soort "Vlaamse Times" te maken. En daarvoor neemt hij een hoop mensen in dienst zonder te veel na te denken over het prijskaartje van al die aanwervingen.

De aanwerfpolitiek van Herbert zorgt ervoor dat allerlei mensen op De Nieuwe Standaard terechtkomen : oud-VNV'ers, verzetlslieden, staatskatholieken, linksen, vrijzinnigen, … Maar toch is er een zeer sterke band met de CVP : "Door de nauwe binding met een belangrijke groep in de nieuwe partij, was de krant vanzelfsprekend CVP-conformistisch. "Er bestond inderdaad een interactie tussen partij en krant", getuigde Jan De Spot. "Zolang hij leefde, was De Nieuwe Standaard, op enkele nuances na, eigenlijk een partijblad.""[2]

In mei 1945 wordt Betsy Hollants vervangen door Maurice Roelants, maar deze blijft ook niet zo lang aan. Als dan ook nog Camille Van Deyck zijn directeurspost verlaat, gaan de functies van hoofdredacteur en directeur samen uitgeoefend worden door Jan De Spot.

Maar het Nieuwe Standaard-avontuur zou niet blijven duren. In oktober 1946 wordt het sekwester op De Standaard opgeheven, en rond diezelfde tijd loopt ook de overeenkomst tussen de NV's De Standaard en De Gids af. De mensen van De Gids willen echter hun verworven positie behouden, zodat ze proberen de overeenkomst te verlengen of te vernieuwen. Spijtig genoeg voor hen lukt dat niet en na een conflictueuze periode stopt op 11 april 1947 de publicatie van De Nieuwe Standaard.

De NV De Gids zou niet alleen De Standaard nieuw leven inblazen. Naast dat "blad voor de bovenlaag" is ook de volkseditie Het Nieuwsblad van de partij. De oplage en het drukken van de kosten zijn daarbij de voornaamste redenen : "Om een goede Standaard te kunnen maken, was een sterk Nieuwsblad nodig. Het dure blad voor intellectuelen moest worden gedragen door de populaire editie waarmee men een breed publiek kon bereiken."[3] Er wordt dan ook veel aandacht besteed aan deze volkseditie. En om het grote publiek te bereiken, wordt er veel belang gehecht aan sport. Hoofdredacteur van dienst is Paul De Ryck. De "De Gids-versie" van het Nieuwsblad stopt op 31 maart 1947.[4]

Op het hoogtepunt bereiken de oplages 60.000 voor De Nieuwe Standaard en 140.000 voor Het Nieuwsblad.[5] In de beginperiode verschijnt de krant zes keer per week, vanaf mei 1946 wordt dat zeven keer. De strips verschijnen (meestal) van maandag tot zaterdag. De Nieuwe Standaard bevat tussen de 4 en de 8 pagina's op groot (40/60) formaat, terwijl Het Nieuwsblad, dat op een kleiner formaat (30/43) verschijnt, tot 12 pagina's telt.

 

7.2. De doorbraak van Vandersteen

7.2.1. Rikki, Wiske, Suske en de Snoeks

Dat De Nieuwe Standaard ambitieus is, blijkt ook uit de strips. Al op 30 maart 1945 verschijnen de eerste twee stroken van "De avonturen van Rikki en Wiske" van Willy Vandersteen, en daarmee is De Nieuwe Standaard één van de eerste[6] kranten om na de bevrijding strips op te nemen. Een dag voordien werd in een kadertje op pagina 4 het verhaal aangekondigd : "Ter Verpoozing. In ons nummer van morgen begint in "De Nieuwe Standaard" een spannend vervolgverhaal in prentenvorm. Wij zijn er van overtuigd dat jong en oud aan : "De Avonturen van Rikki en Wiske veel genoegen zal beleven. Het loont werkelijk de moeite dit onverschrokken paar op zijn avontuurlijke wegen van nabij te volgen."[7] Het verhaal zou, redelijk onregelmatig, tot december van dat jaar lopen.

De opvolgers van Rikki en Wiske worden … Suske en Wiske, nog altijd door Vandersteen. "Op het eiland Amoras" gaat op 20 december 1945 van start, en twee dagen later start een tweede reeks van Vandersteen : De Familie Snoek[8]. De lotgevallen van deze familie worden vanaf dan verhaald door middel van een wekelijkse gagplaat, die gepubliceerd wordt op zaterdag, zondag of maandag.

Na "Op het eiland Amoras" volgen in De Nieuwe Standaard nog twee volledige verhalen van Suske en Wiske : De Sprietatoom en De Vliegende Aap. Het vierde Sus- en Wisverhaal, De Zwarte Madam, wordt gestart in De Nieuwe Standaard en loopt door in De Nieuwe Gids.

 

7.2.2. Willy Vandersteen

Willy Vandersteen werd op 15 februari 1913 geboren in Antwerpen als zoon van een houtbewerker. Hij groeide op in de Seefhoek, de Antwerpse arbeiderswijk. Hij volgde zijn lagere school aan het Sint-Eligiusinstituut, waarna hij, in de voetsporen van zijn vader, het vak van beeldhouwer en ornamenteur leerde. Eerst als avondcursus aan de Antwerpse Academie voor Schone Kunsten, later in het bedrijf waar zijn vader werkte. Vanaf 1928 was hij actief in de katholieke scoutsbeweging[9], waar hij aangemoedigd werd zijn tekentalent verder uit te werken.[10]

Aangezien de vraag naar ornamentkunst er in de jaren dertig op achteruitging, werd Vandersteen verplicht zijn kost te verdienen met andere karweitjes. Zo werd hij in 1936 etaleur bij de "Innovation", waar hij in het personeelsblad "Entre Nous" in 1940 zijn eerste tekeningen zou publiceren.[11]

Vanaf 1939 was hij namelijk begonnen op een serieuzere manier strips te tekenen, met de bedoeling ze gepubliceerd te krijgen. De oorlog kon daarbij blijkbaar geen al te grote rem zijn. Hij werd wel gemobiliseerd, maar keerde in september 1940 al terug naar bezet België en bood zijn diensten aan als tekenaar.[12]

Biograaf Peter Van Hooydonck vertelt : "In de oorlogsperiode hadden de weinige kranten die aan het publicatieverbod van de Duitse bezetter konden ontsnappen, een nijpend gebrek aan tekenstrips. De Amerikaanse strips die vóór de oorlog Europa overspoeld hadden, konden het continent niet meer bereiken. Naarstig keek men uit naar plaatselijke tekentalenten om de dagbladen wat op te frissen met illustraties. Vandersteen liet deze kans uiteraard niet voorbijgaan."[13]

Zo tekende hij tijdens de oorlog onder andere "Tor de holbewoner" voor "De Dag", illustreerde hij het blad van de Landbouw- en Voedingscorporatie en publiceerde hij vanaf 1943 in het jeugdblad Bravo de strips "Tori", "Simbad de zeerover" en "Lancelot". Een groot deel van de publicaties waarvoor hij tijdens de oorlog werkte, stopten bij de bevrijding. Alleen Bravo overleefde, en Vandersteen bleef ervoor werken tot in 1946.[14]

Maar Vandersteen zou wel meer uitgespookt hebben tijdens de oorlog. Hij wordt namelijk wel eens geassocieerd met de tekenaar Kaproen, die in de collaboratiepers (Volk en Staat, De Nationaalsocialist) anti-joodse en anti-geallieerde cartoons en strips tekende. De associatie blijkt alleszins erg waarschijnlijk te zijn, onder meer door de contacten tussen Vandersteen en VNV-er Bert Peleman, die hij leerde kennen op de Landbouw- en Voedingscorporatie.[15]

Na de oorlog zou Vandersteen terug in een reeks tijdschriften publiceren, waaronder Franc Jeu, Perce-Neige, Le Petit Monde, Ons Volk en Ons Volkske, 't Kapoentje, Kuifje/Tintin, …[16]

 

7.2.3. Suske en Wiske bij De Nieuwe Standaard

Begin 1944 liep Vandersteen zijn jeugdvriend Stan Govaerts tegen het lijf. Via diens broer Jan kwam hij in contact met de N.V. Standaard-Boekhandel. Op het einde van 1944 maakte de directie (directeur Maurits de Meyer en onderdirecteur Wim Goderis) een afspraak met de tekenaar, met als plan het uitgeven van een reeks kinderboekjes. Vandersteen kwam dan ook met zijn eigen plannen naar voor : een verhaal in een krant voorpubliceren en het na afloop uitgeven onder de vorm van een album. De directie zag er blijkbaar wel wat in en zocht contacten om het verhaal in een krant te publiceren : "Een dagelijkse publicatie van twee stroken in een Vlaamse krant moest de lezer nieuwsgierig maken zodat hij de volgende dag de krant opnieuw zou kopen. Het kwam erop neer de spanning erin te houden, en elke dag te eindigen met een vraagteken. Dat nodigde uit tot lezen, besloot hij."[17] Vandersteen besefte dus heel goed dat de publicatie van een strip een meerwaarde voor een krant kon betekenen.

Zijn tekeningen kwamen terecht op de krant De Nieuwe Standaard, bij directeur Tony Herbert. Maar ondanks het positieve oordeel van huistekenaar Marc Sleen, vroeg Herbert bedenktijd. Enkele maanden later was het echter zo ver : Rikki en Wiske verschenen in de krant. En blijkbaar met succes : "De strip werd zeer gunstig onthaald. Het publiek reageerde enthousiast op de dagelijkse portie humor die het 's morgens bij het ontbijt voorgezet kreeg."[18] En Tony Herbert was blijkbaar ook enthousiast, want hij vroeg aan Vandersteen een tweede reeks op te zetten : het werd de Familie Snoek.[19]

 

7.2.4. Politiek in Suske en Wiske

Zoals men van een bekende reeks als Suske en Wiske kan verwachten, is al zeer dikwijls de aandacht gevestigd op de politieke inhoud van de verhalen. Zeer interessant is de artikelenreeks "De voorzichtige Vandersteen"[20], die Patrick Vranken in 1997-1998 in Brabant Strip Magazine publiceerde. In deze artikels gaat hij in op enkele verhalen uit de beginperiode. Een tweede voorbeeld is de licentieverhandeling van Jeroen De Schuyteneer[21], die de band met de maatschappij van vijf volledige Vlaamse stripreeksen bestudeert.

Het spreekt voor zich dat de analyses die hierop volgen, volledig op de verhalen zelf gebaseerd zijn, al kan lectuur natuurlijk inspiratie leveren. Als elementen echt uit deze of andere analyses overgenomen worden, zal dat ook vermeld worden.

 

7.3. De Verhalen

Vandersteen zou er van bij de start op politiek vlak goed invliegen. De meeste van zijn verhalen staan vol met politieke verwijzingen, als ze al niet opgebouwd zijn rond een politiek thema. Hieronder zullen de vijf verhalen besproken worden die in De Nieuwe Standaard verschenen : "Rikki en Wiske", "Op het eiland Amoras", "De Sprietatoom", "De Vliegende Aap" en "De Zwarte Madam". De andere verhalen zullen behandeld worden in het deel over De Standaard.

 

7.3.1. Rikki en Wiske, op spionnenjacht in Chocowakije

De hoofdpersonages van dit eerste verhaal zijn de bokskampioen Rikki, zijn zusje Wiske en hun tante Sidonie. Tijdens een wandeling ontdekken Rikki en Wiske dat een geheimzinnige spion de villa van ingenieur Wargaren bespioneert.

Wargaren werkt voor het Ministerie van Landsverdediging aan een nieuwe uitvinding, de "Rakettank". Hij geeft Rikki uitleg : "Kijk Rikki, mijn uitvinding is een zegen voor de menscheid. Door haar hooge snelheid zal de rakettank de oorlogen veel verkorten. Is een. En ten tweede. Hoe sneller er ook een nieuwe kan volgen. Hetgeen dan weer goed is voor de zwarte markt."[22]

Ondertussen komt de spion thuis en neemt hij via radio contact op met zijn chef, die het volgende laat weten : "Hallo !… Hier Chocowakije … Praak Vierkantenowitz ezelkopski van 'n X 29 … Orders van den chef … Plannen moeten kostwakotchka in onze pollevieskis komen … Anders zal 't stinkowitz. Gebruik de groote middelen … Eropski en eroverowitz !! Compriska ?!?"[23]

Die nacht breekt de man bij Wargaren binnen om de plannen te stelen, waarna hij naar de Chocowakijsche hoofdstad Praak vlucht. En vanaf dat de politie merkt dat de Chocowakijsche spionagedienst erachter zit, trekt ze samen met Rikki (en Wiske) naar de Minister van Bewapening. Deze doet Rikki een voorstel : aangezien hij toch naar Praak moet voor een boksmatch, kan hij beter wat vroeger vertrekken en een onderzoek instellen naar de gestolen plannen.

In Chocowakije wordt Rikki ontvangen door de Belgische detectief-generaal, J. Jansens. Maar de Chocowakijsche spionagedienst heeft hen in de gaten, en heeft opdracht gekregen de Belgen uit te schakelen. Ondertussen heeft Rikki ook Wiske, die hem achternagereisd was, teruggevonden.

En ook Sidonie houdt anoniem de boel in het oog. Maar ze wordt al snel opgepakt door een agent van de Gestaco (Geheimenos Staatscontrolowitz), en in de gevangenis opgesloten. Ze kan echter snel weer ontsnappen.

Ondertussen zetten Rikki en Wiske hun onderzoek voort. In Praak dringen ze binnen op een receptie van de president. Daar blijkt ook een vergadering over de rakettank gepland te zijn. Het moment om in te grijpen : Rikki valt de vergadering binnen en bedreigt de bende met een pistool : "Wij Belgen laten ons zoo maar niet vloeren hoor !! Hier die plannen, en van den eerste die verroert blaas ik zijn kaars uit !!"[24] En even later ontsnappen Rikki en Wiske mét de plannen.

"In de residentie is het groot alarm. De gansche Chocowakijsche spionagedienst is gealarmeerd om onze vrienden op te sporen. Vliegende brigades doorkruisen de stad. Overal loeren agenten der Gestaco. Paspoort-controle is aan de orde van de dag. Alles echter vergeefsch. Onze helden houden zich schuil in een woud niet ver van Praak. De chef der Chocowakijsche spionnagediensten is om gek te worden van razernij."[25]

De spionagedienst probeert het dan maar op een andere manier : de boksmatch van Rikki wordt vervroegd om hem te laten opduiken. Er wordt gehoopt dat Bukovin, zijn tegenstander, hem knock-out zou slaan. Maar natuurlijk gebeurt net het omgekeerde : Bukovin wordt neergeslagen en Rikki, Wiske en Sidonie vluchten met de rakettank. "Het Chocowakijsche legerbevel kondigt de staat van oorlog af. Het leger wordt gemobiliseerd en krijgt opdracht te beletten dat de rakettank Chocowakije verlaat."[26]

Zelfs jachtvliegtuigen en bommenwerpers worden ingezet, maar tevergeefs : de Belgen zijn de Chocowakijers telkens te slim af. En tenslotte bereiken ze de Belgische grens. "In volle vaart raast de rakettank door het Vlaamsche landschap naar Antwerpen. Te Antwerpen defileert de feestelijk getooide rakettank door de straten, geestdriftig door een dichte menigte toegejuicht."[27] Waarna ze uit onoplettendheid het stedelijk zwemdok induiken.

 

De Tweede Wereldoorlog en de naoorlogse situatie hebben Vandersteen hier duidelijk geïnspireerd. Het verhaal draait rond het recupereren van raketplannen die door de Chocowakijsche spionagedienst werden gestolen. Maar de Belgen laten zich duidelijk niet doen : niet alleen krijgen ze de plannen terug, ze slagen er ook nog in de rakettank mee naar België te nemen. Op het einde van het verhaal slagen enkele Belgen erin het hele Chocowakijsche leger- en politieapparaat voor schut te zetten.

Voor de interpretatie van Chocowakije zijn verschillende mogelijkheden. Sommige elementen, waaronder het opvoeren van de Gestaco (vervorming van Gestapo), wijzen op Duitsland[28]. De namen Chocowakije en Praak wijzen dan weer op Tsjechoslowakijke / Praag. Sommige namen[29] en uitgangen[30] uit het verhaal klinken alleszins erg oosters.

Het beeld van Chocowakije dat uit het verhaal voortkomt, is niet zo positief te noemen. Op een bepaald moment leest Rikki een boek over het land. De nationale spreuk luidt "Meeroz dopitz Minderoz werkitz", de industrie bestaat vooral uit het uitvoeren van tutters, en de landbouw draait op macaroniplantages. De staatsvorm is "Kopperatifski"[31]. Verder is het land een republiek, die over een spionagedienst beschikt me een departement "plannenpikeroz".[32]

"Kopperatifski" als staatsvorm wijst ook weer duidelijk naar de Sovjetunie. Het land is alleszins goed georganiseerd op gebied van spionage, ze hebben zelfs een speciale dienst om plannen te stelen. Ze zijn blijkbaar zelf niet in staat om plannen uit te werken. Trouwens, overdreven zin voor initiatief kan men de Chocowakijers moeilijk aanwrijven : zowel de legerleiding als de president zijn bang voor het minste gevaar. Bij de finale achtervolging durven ze alleen naar de plaats van de rakettank gaan, als ze zeker zijn dat er geen gevaar meer is.[33] Dit is dan ook weer een algemene kritiek op legerleidingen die graag orders geven, maar zelf geen enkel risico willen lopen.

Tenslotte speelt Vandersteen nog in op de reacties van de bevolking tijdens een oorlog. Als in Chocowakije de mobilisatie uitgeroepen wordt, geeft hij enkele reacties van bewoners mee. De ene gaat bij de viswinkel al aanschuiven voor haring[34] en een boer denkt onmiddellijk aan het profijt dat hij uit de situatie kan slaan : "Ha ! Haowitz ! Direct mijn boterochka opslaan en mijn patattenowitz wegsteken." En een gemobiliseerde zegt tegen zijn vrouw : "Niet weenen vrouw ! Wij krijgen toch 30 centiemenowitz per dag en het PAK van den soldaatowitz !!!"[35] Oorlog gaat duidelijk gepaard met rantsoenering en aanschuiven bij de winkels, en natuurlijk met zwarte markt : de boer in kwestie wil boter en patatten wegsteken om die later tegen veel hogere prijzen te kunnen verkopen. De soldaat die tevreden is met 30 centiemen[36] dagloon lijkt dan weer ironisch bedoeld, en te wijzen op de lage vergoeding van gemobiliseerden. Net als de uitleg van Wargaren aan het begin van het verhaal zeer ironisch is : het nut van zijn uitvinding is oorlog verkorten. Maar niet opdat het sneller voorbij zou zijn. Nee, opdat er sneller een nieuwe kan volgen en de zwarte markt weer eens kan bloeien. Alternatieve geesten vindt men blijkbaar overal.

In dit verhaal staan dus vooral de Oost-West-tegenstelling en de vrees voor een nieuwe oorlog centraal. Door hun moed slagen Rikki en Wiske er echter in de Chocowakijsche bewapening te stoppen en zo (voorlopig) de vrede te redden. En ze tonen dat de Belgen zich niet (meer) laten doen.

 

7.3.2. Op het eiland Amoras : strijd, vergevingsgezindheid, de beschaving en andere verwijzingen

In "Op het eiland Amoras" gaan Wiske en Tante Sidonie[37], die ondertussen de stotterende Professor Barabas hebben leren kennen, op zoek naar het eiland Amoras. Een fles in de Schelde, met een bericht van een zekere Sus Antigoon, bracht hen op het spoor van het eiland. Tijdens een expeditie in 1541 strandde deze galjoenkapitein met zijn schip Antverpia op een verlaten eiland. "Ik doop het eiland "Amoras" en sticht met mijn lotgenoten een staat waar wij de tradities en den geest van het Vlaamse volk in ere houden."[38]

Na een lange reis met de gyronef, een helikopterachtige uitvinding van Barabas, bereikt het drietal het eiland. Amoras ziet eruit als een middeleeuws stadje, en lijkt ook wel erg op Antwerpen. Maar er blijkt iets merkwaardigs aan de hand te zijn op het eiland. In de stad wonen "Vetten", die een vijandige houding aannemen tegenover de bezoekers. De "Mageren" wonen in "nederige hutten" buiten de stad, en zijn wel erg gastvrij.

Eén van de Mageren is de jonge Suske, die de bezoekers uitleg geeft over het eiland. Hij vertelt dat hij de enige overlevende afstammeling van Sus Antigoon is. Die had een staat gesticht waar iedereen gelukkig was, maar na zijn dood zetten de Vetten de Mageren de stad uit, en sindsdien durven deze laatste zich niet meer in de stad te vertonen. De Vetten worden geregeerd door stadhouder Jef Blaaskop.

Samen met Suske besluiten Wiske, Sidonie en Barabas iets aan die situatie te doen. Ze bereiden allerlei plannen voor om de Mageren in opstand te laten komen en Blaaskop, de "tyran", van de troon te werpen. Ze worden daarbij zelfs geholpen door het spook van Sus Antigoon.

De plannen slagen : de bestorming van de stad door de Mageren is een succes ! "Bij het krieken van de dag zijn de Mageren meester van de stad en wordt Wiske tot koningin van Amoras uitgeroepen."[39] Jef Blaaskop en zijn kornuiten kunnen echter ontsnappen, en laten een vijfde colonne in Amoras achter om "zoveel mogelijk herrie te schoppen". Dat in afwachting dat ze herbewapend terug zouden komen om de Mageren uit te roeien.

De regering van Wiske begint echter slecht : voor hun vertrek hebben de Vetten alle voedselvoorraden vernietigd. De kersverse koningin besluit dan maar allerlei plechtigheden te laten plaatshebben om de aandacht af te leiden. Ze benoemt Suske, Sidonie en Barabas tot minister en verheft hen in de adelstand.

Maar ondertussen verslechtert de sfeer : de honger laat zich voelen én de Vetten dreigen met een "vreselijk offensief". Het volk begint te betogen voor minder werk en meer eten. Ze betogen zelfs voor het paleis, maar daar is ook niets te eten. En ja : "Tengevolge van den nijpenden honger breken op Amoras overal werkstakingen uit. Wiske begeeft zich tussen het volk om dezes moraal op te monteren."[40]

Ondertussen krijgt de vijfde colonne, een bende mysterieuze gemaskerden in een lang gewaad die elkaar aanspreken met nummers, een opdracht van Jef Blaaskop. De opdracht, een bomaanslag op Wiske, mislukt echter. En volgende opdracht lukt echter wel : de vijfde colonners slagen erin Barabas te ontvoeren. "Na de ontvoering van den Professor neemt de onrust op Amoras toe. De voedselschaarste doet zich meer en meer voelen en de vijfde colonne zaait overal paniek."[41]

De winkels zijn volledig leeg, en de colonners lachen ermee. Ze brengen borden aan met allerlei opschriften : "Heden geen brood", "Bestrijdt de zwarte markt. Eet meer gras.", "Proeft onze fijne aardappelschillen", "Doet een kuur met boomschors", "Ha ! Ha ! Ha ! Vijfde colonne."[42]

Ondertussen is Jef Blaaskop klaar voor zijn tegenoffensief. Hij vaart met zijn vloot naar Amoras en bombardeert het eiland. De Mageren slaan eerst op de vlucht, maar door toedoen van Suske en Wiske worden de Vetten verslagen, waarna het leven terug opgebouwd wordt. Professor Barabas ontwerpt een nieuwe vistechniek en een systeem voor kunstmatige besproeiing en beschijning van het land.

En als het voedselprobleem opgelost is, wordt er overgegaan tot het proces van de "Vette Boosdoeners". Ze komen er vanaf met een heropvoedingscursus. Blaaskop en co vliegen dus terug naar de schoolbanken … met resultaat, want na enkele lessen volgt een verzoening met Wiske, die hem alles vergeeft.[43] En dan komt de tijd van het afscheid. "Onze vrienden verlaten Amoras en zetten koers naar Vlaanderen"[44], en Suske besluit mee te reizen. Bij hun landing op de Antwerpse Grote Markt worden ze door de bevolking begroet.

En ondertussen gaat op Amoras het leven vredig voort. Jef Blaaskop is een brave tandentrekker geworden, en wapens werden omgesmolten tot landbouwgerief. "Voor hen was één les voldoende"[45], besluit de verteller.

Vandersteen gebruikt hier allerlei elementen uit de Tweede Wereldoorlog. Allereerst al het gegeven "oorlog" zelf. De Mageren en de Vetten op Amoras, eigenlijk allemaal van hetzelfde volk, nemen het tegen elkaar op. En waarschijnlijk weten ze niet eens goed waarom. Maar op het einde van het verhaal lijkt de vrede definitief hersteld. "Voor hen was één les voldoende", schrijft Vandersteen. Hij geeft hiermee de tegenstelling aan met de mensen in de gewone wereld, die het waarschijnlijk nooit zullen leren naast elkaar in vrede te leven. Het is ook een les in nederigheid. De arrogante en zelfzekere Vetten worden verslagen door de onderdrukte Mageren.

De tweestrijd tussen Mageren en Vetten kan ook gezien worden als de tweestrijd ten gevolge van de Koningskwestie in België. Vooral de twee groepen uit hetzelfde volk kunnen daarop wijzen, al is deze link in dit verhaal nog niet zo duidelijk.[46] Maar als men deze lijn doortrekt, kan men enkele elementen in het licht van de Koningskwestie interpreteren. Koningin Wiske die in haar paleis ook niets te eten heeft en die zich onder het volk begeeft om morele steun te verlenen. Dat kan zeer goed geïnterpreteerd worden als een steun aan de houding van Leopold tijdens de oorlog.

Een ander belangrijk element van het verhaal is de vergevingsgezindheid. De toespraak van Koningin Wiske zet daarbij de toon : "Ik, Wiske, Koningin van Amoras, besluit dat, aangezien het onmogelijk is een land weer op te bouwen in haat, de Vette boosdoeners een heropvoedingscursus zullen moeten volgen, tot ze weer hun normaal gewicht en een fatsoenlijke moraal herwonnen hebben !"[47] De Vetten worden na hun nederlaag niet echt gestraft, ze moeten alleen heropgevoed worden.

Dit verwijst duidelijk naar de repressie. Volgens Wiske (en Vandersteen) kan een land niet heropgebouwd worden in haat, maar dat is net wat er gebeurt als men alle (grote en kleine) collaborateurs veroordeelt. Een veel betere oplossing is van deze mensen hun daden uit het verleden te vergeven en terug op te nemen in de samenleving.

Op verschillende momenten wordt er verwezen naar Amerikaans voedsel. Voor hun reis naar Amoras neemt het gezelschap dozen eierpoeder mee : "eggs U.S.A.", staat er op de verpakking.[48] En op het eiland zelf geeft Koningin Wiske aan Barabas – de nieuwe Minister van eten en drinken - de opdracht om in Amerika voedsel te gaan kopen. Ze zegt er nog bij "En vooral geen eierpoeder, hé ?"[49] Een tijdje later komt Barabas dan terug, met de langverwachte voedselpaketten : "Ik .. Ik .. heb veel eten bij, en ze vr… vr… vragen of we geen f… f… f… films willen kopen !"[50] Het enthousiasme van de bevolking over de voedselpaketten is echter van zeer korte duur : er blijkt alleen "chewing gum" in te zitten.

De Amerikaanse import blijkt dus niet zo populair te zijn. Het eierpoeder zou in latere verhalen trouwens nog enkele keren voorkomen. Maar het toont wel duidelijk aan dat de invloed van de Verenigde Staten na de oorlog belangrijk was. Zo wordt er ook verwezen naar de Amerikaanse films die ons land binnendringen.

Merkwaardig is dat het thema "beschaving" regelmatig terugkomt. Een eerste keer tijdens een tussenstop op een "paradijslijk eiland". Barabas vraagt zich af waarom hij verder zou zoeken naar Amoras : "'t is hier een echt paradijs. Onbeschaafde maar echt hartelijke mensen ! En wie weet wat ik op Amoras vindt ?" Maar Sidonie weet raad : "Treur niet, professor ! Op Amoras zullen de mensen ook niet helemaal beschaafd zijn dus er is veel kans dat ze ook nog erg vriendelijk zijn !"[51] Hier blijkt al duidelijk dat Vandersteen geen al te hoge dunk heeft van de invulling die aan het begrip "beschaving" gegeven wordt.

En als enkele Mageren om een been vechten, probeert Sidonie hen de les te lezen, voor ze zich bedenkt : "Schaamt U, magere sukkelaars. Gij zoudt elkander verscheuren om een been ! De Vetten profiteren van Uw onderlingen twisten om U te onderdrukken … Dat is zelfs in de beschaafde … Hm ! Brrr ! Pardon, ik verslik mij !…"[52] Inderdaad, bij ons is het niet beter, de "beschaafde wereld" is dus zo beschaafd nog niet.

Ook tijdens de eerste ontmoeting van de reizigers met Jef Blaaskop, komt de beschaving ter sprake : "Ha ! Gij komt van Antwerpen, en de beschaving is daar al veel verder ! Zo ! Zo ! Ik heb nog geen concentratiekampen, zover …… is de beschaving hier nog niet ! Maar sluit hen op in de kelders van 't Steen !"[53] En ook op bij de terugkeer naar Antwerpen komt de "beschaving" eraan te pas. Voor de landing waarschuwt Wiske Suske dat hij met de beschaving kennis gaat maken. "Ja, ik zie het al !"[54], merkt Suske op. Door een verrekijker ziet hij een "Tentoonstelling van Moderne oorlogstuigen". Het is dus zeer triestig gesteld, als "beschaafde wereld" geassocieerd wordt met concentratiekampen en moderne wapens.

Tenslotte moeten nog twee verwijzingen vermeld worden. Zo ontsnapt de Gutt-operatie niet aan een grapje. Tijdens de reis geraakt de schroef van de gyronef geblokkeerd, waarop Sidonie zegt : "Ja, dat ken ik, Professor. Zo gelijk mijn geld op de Bank. Maar zo gemakkelijk krijgt ge dat niet los, hoor !"[55]

En ook op Amoras willen de mensen niet te lang werken. Wiske besluit één van haar toespraken met de volgende woorden : "En nu, mijn liefste onderdanen, besluit ik deze plechtigheid met de volgende woorden !.. .. … Omdat wij … arbeiders zijn !!……zullen … wij ons leven lang …… arbeiden !" Tot haar grote verbazing verandert het hoera- en bravo-geroep van de bevolking dan ineens in een hoop "awoe's", maar ze herpakt zich : "Heu !.. Hm !.. Heu !.. Heu !.. Tot 65 jaar dan !!"[56]

 

7.3.3. De Sprietatoom : uitvindingen en vrede

In De Sprietatoom ontwerpt Professor Barabas een nieuwe uitvinding door het splitsen en terug aan elkaar plakken van sprietatomen. "Professor Barabas legt uit hoe hij een geheime formule ontdekte, volgens dewelke hij met bestraling van gloeiende sprietatomen er in gelukte mensen, dieren en voorwerpen tien tot honderd maal kleiner te maken, naargelang den duur der bestraling."[57]

Wiske vindt de uitvinding fantastisch, omdat belastingsbrieven ermee kunnen verkleind worden. Maar iemand anders gebruikt de uitvinding op een minder aangename manier. De helper van Barabas, een zekere Savantas, heeft namelijk de formule gestolen en terroriseert nu de Kempen met de uitvinding. Voorlopig blijft het bij de Kempen, maar de man is blijkbaar van plan om gans België te verkleinen.

Wiske besluit ten strijde te trekken : "Vooruit Suske, ten strijde !!.. Spriet en vaderland !! … Niets kan ons weerhouden !"[58] En ter plaatse maken ze kennis met Lambik, een slungelachtige "loodgieter-detectief", door Barabas ingehuurd om de formule terug te vinden. Samen werken ze een strijdplan tegen Savantas uit, waarna er een achtervolging doorheen heel België tot ontwikkeling komt.

Bij de achtervolging wordt Savantas verkleind en opgeslokt door een vogel. Zijn geest dient zich aan in de hel, maar daar mag hij niet binnen omdat hij geen kolenkaart bijheeft.[59] In de hemel krijgt hij de opdracht eerst op aarde een goed werk te gaan verrichten en dan eens terug te komen. Van de hemelportier krijgt hij de tip dat hij misschien kan gaan helpen op de Vredesconferentie.[60]

Maar Savantas gaat een bezoek brengen aan Barabas. Hij vindt dat het de uitvindingen van Barabas zijn die van hem een slecht mens gemaakt hebben, en nu wilt hij dat hij ze vernietigt omdat "zij de wereld slechts onheil kunnen brengen."[61] Barabas is heel moeilijk te overtuigen, maar geeft uiteindelijk toch toe : "Spookachtig overblijfsel van Savantas, ge hebt gelijk !!! Zolang onze uitvindingen het mensdom niet ten goede komen en slechts gebruikt worden om het te vernietigen, zouden wij geleerden beter doen op het gemeentehuis zegeltjes te plakken ! Vaarwel Savantas ! Ik ga grote kuis houden in mijn laboratorium !"[62]

Waarop Barabas een hoop maakt met al zijn uitvindingen en de ganse boel opblaast. Savantas heeft zijn goede daad volbracht en Sidonie begrijpt de reactie van de prof : "Ik begrijp het, kinderen, de Professor wil niet dat zijn uitvindingen voor slechte doeleinden dienen … en de mensen zijn nu eenmaal niet slimmer !"[63]

En naast een tekening van een vredesduif spreekt Barabas het slotwoord uit : "Voortaan ga ik gedichten schrijven …… Luister Laten wij elkaar beminnen en elkanders lasten dragen. Zo zullen wij de eendracht winnen en zal de zon van den vrede dagen !"[64]

 

Het belangrijkste politieke element van dit verhaal is de moraliserende vredesboodschap op het einde. Uitvindingen moeten gebruikt worden om de mensen ten goede te komen, en aangezien de mensen daarvoor niet slim genoeg zijn, en uitvindingen dus altijd verkeerd gebruiken, moeten deze vernietigd worden. In het verhaal wordt toch een nuttige uitvinding gedaan : het autootje Vitamitje, dat niet op benzine rijdt, maar op eender welk voedsel. Maar de andere uitvindingen, met voorop de sprietatoom, worden misbruikt.

Het feit dat er atomen aan te pas komen, is natuurlijk niet toevallig. De atoombom is op het moment van de publicatie niet uit de actualiteit weg te denken. Eind juni 1946 beginnen de Amerikanen trouwens weer met kernproeven op het Bikini-atoll. Maar hier wordt atoomkracht voor iets anders gebruikt, en dat kan wijzen op een sterk geloof in allerlei mogelijke toepassingen van atoomsplitsing.

Verder is er in het verhaal sprake van het verkleinen van belastingsbrieven, het tekort aan kolen en de zwarte markt, de Vredesconferentie, controles op voedsel[65], de rantsoenering[66], lage lonen[67] en de prijs van treinkaartjes[68].

Vandersteen gebruikt in zijn eerste verhalen ook soms katholieke elementen, maar deze blijven vrij onopvallend. In De Sprietatoom vindt men in een huis een heiligenbeeldje op de kast en een wijwatervat aan de muur.[69] En de inwoners zeggen bij nachtelijk geklop op de deur : "God beware ons !!"[70]

 

7.3.4. De vliegende aap

In De Vliegende Aap gaan Suske, Wiske en Lambik op zoek naar Arthur, de vliegende broer van Lambik, die in de wouden van "de kolonie" Dongo leeft. Daarbij komen ze in contact met inboorlingen die een negertaaltje spreken, zeer snel bang zijn, enz. Het gezelschap krijgt hulp van het zwarte meisje Banana, terwijl ze tegengewerkt worden door de blanke Serpentos, die absoluut Arthur wilt vangen.

Bij de Jambaba's, een stam die rondloopt in rokjes, met knoken in hun haar, en met oorbellen, arm- en enkelbanden, belanden ze in de kookpot. Maar de inboorlingen reageren zo vijandig omdat ze in de macht van Serpentos zijn. Zoals ik in de inleiding gezegd heb, zal ik niet verder ingaan op de beeldvorming van deze en andere vreemde volkeren.

Wel belangrijk is dat Banana vroeger koningin van de Jambaba's was, maar Serpentos zette haar stamgenoten tegen haar op. Met de hulp van Suske en Wiske en co , die Serpentos verslaan, wordt ze terug koningin. Dit lijkt vrij onschuldig, maar gezien de dubbele bodems die Vandersteen in zijn verhalen legt, kan het gezien worden als een steun voor Leopold III.

En om wraak te nemen op Serpentos, wilt ze hem aan de tijgers laten werpen. Wiske is het daar echter niet mee eens : "Nee hoor ! Hij heeft al lang berouw over zijn streken. Wij zullen hem meenemen en er een goeie van maken. Al wat hij noodig heeft is vast werk."[71] Serpentos wordt zo bewaker in de zoo van Antwerpen. Net als in "Op het eiland Amoras" is Vandersteen hier weer enorm vergevingsgezind, de anti-repressielijn kan dus doorgetrokken worden.

Vandersteen grijpt het verhaal ook aan om enkele politieke grapjes te plaatsen. Als het moment om naar België terug te keren aangebroken is, beslist Arthur in de wildernis te blijven : "Waarom zou ik weggaan en een onnoozele lastenbetaler worden ?"[72] En op een bepaald moment luisteren de personages in de wildernis naar de radio : "Geachte luisteraars ! Thans volgt een spreekbeurt over "De rantsoenering der menseneterij in onze kolonie op tekst van Mr Lemans !"[73]

En hij gaat nog verder, een neger vertelt tegen het gezelschap in de kookpot : "Gij veel geluk hebben ! Wij soep van u maken !… En nu nog margarine kunnen vinden hebben op de zwarte markt. Mmm ! Gij lekker zijn zullen !"[74] Maar hoewel de negers ook een zwarte markt hebben, vindt Wiske zichzelf nog altijd beschaafder. Vanuit de kookpot komt ze in opstand : "Mijne heren, ik vertegenwoordig hier de wet ! En mijn vrienden zijn het symbool van mensenrecht en beschaving ! Ik eis dat wij …"[75] En wat dan juist als "beschaving" beschouwd wordt, blijkt uit de volgende opmerking van Sidonie : "Daar begint die nikker zwaar te swingen !… Hij is beschaafder dan ik dacht !"[76]

Tenslotte moet nog een grapje over de Brabançonne vermeld worden. Als Lambik aan zijn broer vraagt om zijn hoed eens af te doen, vraagt deze : "Waarom ? Ze spelen toch nergens de "barbaçon" !"[77]

 

7.3.5. De Zwarte Madam : Gutt, terrorisme, repressie en verkiezingen

In "De Zwarte Madam" maakt een bende spoken België onveilig. De schuldigen zijn De Zwarte Madam zelf (ook wel de "kwade hand" genoemd), Kludde en Lange Wapper. Ze kwellen de bevolking door water uit de gasleiding en inkt uit de waterleiding te laten stromen, en andere streken van dezelfde aard.

Maar ze gaan ook veel verder, op een dag stelen ze het goud van de Nationale Bank. De radio verspreidt het bericht : "Geachte luisteraars ! Het Ministerie van Lood en Centen deelt mede dat het goud van de Nationale Bank op geheimzinnige wijze verdwenen is. Tevens wordt gemeld dat een golf van onverklaarbare voorvallen ons land teistert !"[78] Een man zet als gevolg van dit bericht zelfs vuilnisbakken met bankbiljetten aan de deur, het geld heeft toch geen waarde meer.

De spoken besluiten Lambik in te schakelen om hun verder plannen uit te voeren. In de kelders van het Antwerpse Steen komt hij met hen in contact. Lambik is hun "uitverkorene" en even later krijgt hij een opdracht. Ze laten hem het Belfort van Kortrijk opblazen met een lading dynamiet. Ze maken hem echter wijs dat het voor een goed doel is : de toren zou scheefstaan en door die dynamiet zou hij recht te trekken zijn. Lambik is zo overtuigd om voor de "geheime wederopbouw" te werken.

En ondertussen gaan de spoken door : in Antwerpen verdwijnt het standbeeld van Rubens, in Brugge vliegt een tram rond het Belfort, in Brussel komt er een knoop in de Congreskolom. Maar Suske en Wiske krijgen Lambik aan hun kant, tegen de spoken. Waarvoor de Zwarte Madam en haar kornuiten natuurlijk wraak willen nemen : ze proberen de bevolking tegen Lambik op te zetten.

Suske en Wiske besluiten op zoek te gaan naar het goud van de Nationale Bank. En ondertussen worden ook de verdere plannen van de Zwarte Madam duidelijk. Ze wilt "oorlogen en revoluties" ontketenen, en het mensdom voor haar doen "bibberen en beven". Het goud willen de spoken de dag nadien per schip naar Dendermonde varen.

Suske en Wiske dringen het schip binnen en een gevecht ontwikkelt zich, waarbij het schip zinkt. De spoken vliegen op hun bezems weg naar het stadhuis van Dendermonde, waar het "spokenparlement" bijeenkomt. Daar wilt de Zwarte Madam absoluut herkozen worden tot "Algemeen Spookleider", maar ze verliest de verkiezing van haar tegenkandidaat Sus Antigoon.

Er komt een algemene verzoening en alles komt dus uiteindelijk goed. Lambik, Suske en Wiske halen het goud uit het gezonken schip en "Een weinig later doen Suske, Wiske, Lambik en Tante Sidonie met hun kostbare vracht hun plechtige intrede te Brussel om het goud aan de Nationale Bank af te leveren."[79] De bevolking juicht hen toe, terwijl twee vrouwen de zaak bespreken : "Marie-Angèle ze zaan doe !", "Wie es da, Yolande ?", "He ben ! Se sont dij kadeejeune uit de presse flamin newoe !", "'k Paasde al da ze den argent blokké gelibereerd hadden !"[80]

 

Die laatste opmerking geeft een extra betekenis aan het verhaal. Er wordt zo verwezen naar het geld dat door de Gutt-operatie geblokkeerd werd en door latere regeringen geleidelijk aan terug vrijgemaakt werd.

Uit de (mislukte) aanslag van Lambik op het Belfort van Kortrijk kunnen twee elementen naar voor gebracht worden. Allereerst kan men de link leggen met de IJzertoren, die een jaar voordien tot puin herleid werd. En ten tweede wordt ermee verwezen naar de moeilijkheden die met de wederopbouw gepaard gaan. Lambik vertelt tegen Suske en Wiske : "Wel, kinderen, ge kent me nu al lang, hé ? En ge weet ook dat ik zo maar … de eerste de beste niet ben, hé ? Wel, de Zwarte Madam, de Lange Wapper en Kludde de waterduivel, hadden dat seffens gezien. Ze kozen mij uit om mede te helpen aan de geheime wederopbouw  van het land. Als geesten beschikken zij over wondere krachten en hebben dus geen bergen paperassen nodig voor ze iets wederopbouwen …"[81] Met andere woorden, de ganse administratieve rompslomp zorgt ervoor dat de heropbouw van het land niet op een efficiënte manier kan verwezenlijkt worden.

Ook de repressie speelt in dit verhaal weer een grote rol. Om de bevolking tegen Lambik op te zetten, wijst  de Zwarte Madam hem langs de radio aan als de dief van het goud van de Nationale Bank en lanceert ze een oproep tot : "alle mannen die gaarne met een hele hoop iemand aframmelen om de genaamde Lambik op te sporen, te verklikken, te vangen te radbraken of van kant te maken. "Bien compris" om de rust in het land te verzekeren ! En avant, waarde medeburgers, dood aan Lambik !  Ik dank u !"[82]

En het resultaat blijft niet uit : een ganse bende woestelingen bestormt het huis van Sidonie, waar Lambik zich bevindt. Gewapend met hamers, rieken en ander gereedschap, roepen ze "Awoe !.. Awoe !.. Awoe ! Dood aan Lambik !" Wiske probeert ze nog tegen te houden : "Ge zijt een bende misleide leeglopers. Ga naar huis met de duiven spelen dat zal u beter staan !"[83] Maar de bende valt toch het huis binnen en voert Lambik mee : "Komt, mannen ! We gaan hem ergens een paar keren rustig fusilleren !"[84] Lambik wordt vastgebonden aan een paal, de aanvallers richten hun geweren en … Lambik kan door het gebruik van een toverspreuk ontsnappen.

Als aanklacht tegen de (overdreven en onterechte) volksrepressie kan dat tellen. Het volstaat dat iemand aan oproep lanceert, en zonder de feiten ook maar te controleren, wordt het slachtoffer uit zijn huis gehaald en (bijna) gefusilleerd. Om aan de volkswoede te ontsnappen moet Lambik zelfs, verkleed als aap, in de Antwerpse dierentuin in veiligheid gebracht worden. Maar de aanvallers kunnen toch rekenen op verzachtende omstandigheden : ze zijn "misleide leeglopers". Misleid, en dus zelf niet volledig schuldig, anderen zetten hen aan zo te handelen.

J. De Schuyteneer geeft een gelijkaardige interpretatie[85] voor Lambik die het belfort wilt opblazen. Lambik zou daar symbool staan voor de Vlaamse collaboratie. Hij is zelf niet schuldig omdat hij door de spoken misleid werd. Zo werden ook de collaborateurs door de nazi's misleid. Als we die lijn doortrekken, kan men stellen dat Vandersteen de verantwoordelijkheid telkens doorschuift. Mensen die aan de straatrepressie deelnemen, worden misleid door opjutters, net als de collaborateurs tijdens de oorlog misleid werden.

En ook in dit verhaal duikt de Vandersteen-vergevingsgezindheid weer op. Op het einde smeken de drie spoken Sus Antigoon om vergiffenis, en deze laat zijn goed hart zien : "Allee, allee ! 't Is al lang goed ! Als ge belooft voortaan slechts bij stoute kinderen en ontvangers van belasting te spoken, is alles vergeten !"[86] En Wiske voegt er nog aan toe dat ze bij eierpoederfabrikanten ook mogen langsgaan.

De bedoelingen van de spoken worden zeer duidelijk op het einde van het verhaal. De mensen moeten getreiterd worden, oorlogen en revoluties moeten losbarsten. Ook in haar toespraak tot het spokenparlement, gaat de Zwarte Madam dezelfde toer op : "Waarde spookgenoten. "Gardavoe" ik heb goed nieuws ! Het goud van de Nationale Bank is verzonken ! De mensen gaan beginnen te sukkelen ! Stemt allen voor mij ! Ik zal er voor zorgen dat ze meer kanonnen dan margarine krijgen !"[87]

Sus Antigoon is het daar echter niet mee eens : "nu ik de baas ben moet het gedaan zijn met brave mensen te plagen !", "Als ex-mensen past het ons niet de stervelingen te judassen ! Ze hebben ondereen al last genoeg. Atoombommen, tramstakingen, enz…!…"[88]

De boodschap is wel duidelijk. De mensen hebben genoeg van oorlog, bewapening en atoombommen, en het is tijd om zich met de echte problemen van de mensen bezig te houden. Wie precies geviseerd wordt door de spoken op te voeren, is niet zo duidelijk. Opvallend is wel dat de Zwarte Madam constant allerlei Franse woorden tussen haar Nederlands mengt : "Alabonneur", "Gardavoe", "nespa", "imbécile", "arriveert", "mes amis", "zut", "bien compris", …

Verder worden ook weer de traditionele grapjes gemaakt. Suske, Wiske en Lambik rijden vanuit België Nederland binnen en zien het onmiddellijk aan de staat van de weg : "We zijn aan de grens. 't Is gedaan met op kinderkeikopkens te rijden !"[89] En inderdaad, op de tekening worden de kasseien vervangen door een mooie vlakke weg. Aan de Belgische wegen is er blijkbaar veel werk.

En bij de Nederlandse douaneovergang verschijnt Lange Wapper uit de valies van Lambik. "Lange Wapper de kwelgeest", zegt Lambik. En tegen de verschrikte douanebeambte geeft hij meer uitleg : "Wel ja … heu … een … dingens … allee … zoiets als een Indonesiër, he !"[90] Nederland bevindt zich op dat moment in volle Indonesische onafhankelijkheidsstrijd.

Verder komen nog de vrije prijzen op textiel[91], voedselzegels[92], belastingsontvangers[93] en de import van Amerikaanse "Corned Beaf"[94] aan bod.

 

7.3.6. Vandersteen en politiek in De Nieuwe Standaard

We zagen al in het deel over Het Laatste Nieuws dat het werk van Vandersteen bij deze krant geweigerd werd. Bij De Nieuwe Standaard heeft men blijkbaar geen problemen met het collaboratiepersverleden van de tekenaar. Dat past perfect in het plaatje dat mensen van allerlei afkomst en strekkingen op deze krant terechtkwamen.

De verhalen van Vandersteen zijn zeer politiek getint. Hij kan het niet laten in verhaallijnen, situaties en uitspraken naar allerlei maatschappelijke toestanden te verwijzen. In deze eerste verhalen vallen vooral de volgende elementen op : de dreiging vanuit het Oosten in "Rikki en Wiske", het gevaar van moderne wapens en de toespelingen op de repressie. Vandersteen probeert duidelijk te maken dat verzoening de beste oplossing is en dat (vermeende) collaborateurs niet gedemoniseerd mogen worden. Hij sluit hierbij aan bij de lijn van de krant, die een humane bestraffing van de collaboratie voorstond. Ook het feit dat Vandersteen zelf in de collaboratiepers getekend heeft en dat mensen uit zijn omgeving (Bert Peleman) in collaboratiemilieus gebaad hebben, speelt daar ongetwijfeld in mee.

Een ander element dat de krant nauw aan het hart ligt, de steun aan Leopold in verband met de Koningskwestie, komt nog niet echt uitgebreid aan bod, maar is toch al aanwezig in de verhalen. Verder komen ook toespelingen op belastingen, de Gutt-operatie, Amerikaans voedsel, de zwarte markt, en andere dagelijkse aangelegenheden regelmatig voor. Al deze elementen zullen aan de hand van de volgende verhalen verder uitgewerkt worden.

 

7.4. Besluit

De Nieuwe Standaard begint dus zeer vroeg strips te publiceren, waarschijnlijk omdat ze het materiaal van Vandersteen en Standaard Boekhandel aangeboden kregen. Het blijft echter bij één dagelijkse reeks (die wel op twee stroken verschijnt), aangevuld met een wekelijkse aflevering van "De Familie Snoek". Vandersteen monopoliseert de krant dus op stripgebied, buitenlands materiaal krijgt totaal geen kans.

De naam van Vandersteen wordt telkens netjes in de titels vermeld, in de aankondigingen wordt zijn naam soms uitgespeeld. Deze aankondigingen blijven beperkt, alhoewel ze na verloop van tijd de neiging krijgen frequenter te worden. En wat politiek betreft, zoals hierboven blijkt, laat Vandersteen zich op dat vlak volledig gaan.

 

 



[1] Durnez (Gaston). De Standaard. In : NEVB, Op. Cit., p. 2840-2844 ; De Bens (Els). Op. Cit., p. 241-245 ; Campé (René), Dumon (Marthe) & Jespers (Jean-Jacques). Op. Cit., p. 256-262

[2] Durnez (Gaston)1. De Standaard, het levensverhaal van een Vlaamse krant, 1914-1948. Tielt, Lannoo, 1985,  p. 506

[3] Durnez (Gaston)1. Op. Cit., p. 512-514

[4] Durnez (Gaston)1. Op. Cit., p. 485-532

[5] Durnez (Gaston)1. Op. Cit., p. 532

[6] La Lanterne begint vroeger, maar moet haar strippublicatie na een tijdje onderbreken.

[7] DNS, aankondiging op 29/3/1945, p. 4

[8] In Het Nieuwsblad verschijnen merkwaardig genoeg veel minder Snoek-gags.

[9] Zijn activiteiten bij de scouts zouden later invloed hebben op zijn werk : zo komen waarden als trouw, vriendschap, eerlijkheid, respect voor de natuur, … veelvuldig voor in zijn verhalen. (Van Hooydonck (Peter)4. Suske & Wiske 50 jaar. Antwerpen, Standaard, 1995, p. 20)

[10] Van Hooydonck (Peter)1. De Bruegel van het beeldverhaal - Biografie Willy Vandersteen. Antwerpen, Standaard, 1994, p. 9-14

[11] Van Hooydonck (Peter)1. Op. Cit., p. 15-21

[12] Van Hooydonck (Peter)1. Op. Cit., p. 23-24

[13] Van Hooydonck (Peter)1. Op. Cit., p. 24

[14] Van Hooydonck (Peter)1. Op. Cit., p. 25-39

[15] Van Hooydonck (Peter)1. Op. Cit., p. 25-28 ; Smits (Jean)1. Tekenaars in de collaboratiepers : Kaproen. In : Brabant Strip Magazine, nr. 59 (1998/6), p. 16 ; Vranken (Patrick)7. De voorzichtige Vandersteen, deel 5 : Vroeger was hij zeer Vlaamsgezind. In : BSM , nr. 59 (1998/6), p. 25-27. Andere aangevoerde argumenten zijn het "gat" in de officiële carrière van Vandersteen en de tekenstijl. Hoewel hij er in zijn Vandersteen-biografie met geen woord over rept, is ook Peter Van Hooydonck vrij zeker van het samenvallen van Kaproen en Vandersteen. (De Schuyteneer (Jeroen). De eigentijdse samenleving in de Vlaamse School. Licentieverhandeling geschiedenis RUG, 1999-2000, p. 29)

[16] Van Hooydonck (Peter)1. Op. Cit., p. 43-67 ; De Laet (Danny) & Varende (Yves). Op. Cit., p. 114

[17] Van Hooydonck (Peter)1. Op. Cit., p. 41

[18] Van Hooydonck (Peter)1. Op. Cit., p. 47. In een artikel in zijn tijdschrift De TufTufclub is Van Hooydonck wat genuanceerder, daar schrijft hij over Rikki en Wiske : "… en het succes bij het publiek was redelijk groot, maar niet wereldschokkend." (Van Hooydonck (Peter)3. De Tuftufclub, tijdschrift over het werk van Willy Vandersteen. Wilrijk, 't Vlaams Stripcentrum, okt 1996, nr. 1, p. 3)

[19] Van Hooydonck (Peter)1. Op. Cit., p. 35-60

[20] Vranken (Patrick)2. De voorzichtige Vandersteen. In : Brabant Strip Magazine , nrs. 51/53/55/57bis/59, 1997/1998. Besprekingen van De Bokkenrijder, De Mottenvanger, en enkele verhalen in verband met de Koningskwestie. 

[21] De Schuyteneer (Jeroen). Op. Cit. De grote zwakte van de thesis van De Schuyteneer is dat hij voor zijn analyse van de eerste verhalen gebruik gemaakt heeft van de (opgekuiste) herdrukken. Daardoor gaan redelijk wat interessante elementen verloren. Zeer interessant zou zijn om eens na te gaan wat er precies "gecensureerd" werd en wat niet en wanneer dat gebeurde.

[22] Willy Vandersteen. De avonturen van Rikki en Wiske, str. 18 (DNS, 18/4/1945)

[23] Idem, str. 20 (DNS, 21/4/1945)

[24] Idem, str. 146 (DNS, 20/9/1945)

[25] Idem, str. 190-192 (DNS, 30/10/1945 & 31/10/1945)

[26] Idem, str. 207 (DNS, 21/11/1945)

[27] Idem, str. 238 (DNS, 14/12/1945)

[28] Ook het feit dat Rikki, Wiske en Sidonie bij hun terugkeer met de rakettank vanuit Chocowakije België binnenrijden, kan op Duitsland wijzen.

[29] De namen klinken niet alleen Russisch, sommige zijn ook vrij "belachelijk" : "Pastillekenowitz", "Naaszinski", … (Idem, str 82 - DNS, 30/6/1945 & str. 79 - DNS, 29/6/1945)

[30] "-tchtka", "-owitz", "-sko", ...

[31] Idem, str. 64 (DNS, 13/6/1945)

[32] Idem, str. 65 (DNS, 16/6/1945)

[33] Idem, str. 216 (DNS, 27/11/1945)

[34] J. De Schuyteneer wijst erop dat die haringen geen toeval zijn. Tijdens de winter van 1942-1943 zorgden "miraculeuze haringvangsten" voor de Belgische kust ervoor dat veel Belgen konden overleven. (Demullier (Luc) & Heirman (André). Het Nieuws van de XXste eeuw, deel 1 : 1900-1949. Gent, Het Volk/Scoop, 1998,  p. 231). "Aardappelen en haring waren tijdens de laatste oorlogsjaren het voornaamste voedsel geworden van de Belgische arbeidersklasse.", schrijft G. Vandewalle. (Vandewalle (G.). Op. Cit., p. 116)

[35] Idem, str. 203 (DNS, 15/11/1945)

[36] Een krant kostte toen 1 frank.

[37] Rikki verdwijnt voor het eigenlijke verhaal begint. In de aankondigingsstroken van het verhaal wordt een lopende Rikki afgebeeld, die moet gaan aanschuiven voor een schoenbon. "En we hebben hem dus moeten vervangen door Suske", voegt Vandersteen eraan toe. (DNS, aankondigingsstroken, 19/12/1945)

[38] Willy Vandersteen. Op het eiland Amoras, str. 19 (DNS, 4/1/1946)

[39] Idem, str. 141 (DNS, 22/3/1946)

[40] Idem, str. 161 (DNS, 4/4/1946)

[41] Idem, str. 179 (DNS, 17/4/1946)

[42] Idem, str. 179 (DNS, 17/4/1946)

[43] Blaaskop geeft de pop Schalulleke terug, die hij gestolen had, waarop Wiske reageert : "Dank U Jef, alles is vergeven en vergeten ! Ik verleen genade !" (Idem, str. 207 – DNS, 6/5/1946)

[44] Idem, str. 214 (DNS, 9/5/1946)

[45] Idem, str. 219 (DNS, 13/5/1946)

[46] Zie verder de bespreking van "De Stalen Bloempot".

[47] Idem, str. 206 (DNS, 4/5/1946)

[48] Idem, str. 30 (DNS, 10/1/1946)

[49] Idem, str. 155 (DNS, 30/3/1946)

[50] Idem, str. 159 (DNS, 3/4/1946)

[51] Idem, str. 46 (DNS, 19/1/1946)

[52] Idem, str. 90 (DNS, 15/2/1946)

[53] Idem, str. 67 (DNS, 1/2/1946)

[54] Idem, str. 216 (DNS, 10/5/1946)

[55] Idem, str. 34 (DNS, 12/1/1946)

[56] Idem, str. 153-154 (DNS, 29/3/1946)

[57] Willy Vandersteen. De Sprietatoom, str. 47 (DNS, 14/6/1946)

[58] Idem, str. 51 (DNS, 17/6/1946)

[59] Reactie van de duivel : "Wat ?!? … Hoe durft ge ! Zelfs geen beetje zwarte markt "slam"! Buiten zeg ik u !… Ge denkt zeker dat de kolen hier op onze rug groeien !" (Idem, str. 214 – DNS, 20/9/1946)

[60] Idem, str. 218 (DNS, 23/9/1946)

[61] Idem, str. 220 (DNS, 24/9/1946)

[62] Idem, str. 223-224 (DNS, 26/9/1946)

[63] Idem, str. 225 (DNS, 27/9/1946)

[64] Idem, str. 226 (DNS, 27/9/1946)

[65] Idem, str. 5 (DNS, 18/5/1946) Een koppel Kempense boeren ligt al in bed als ze op de deur horen kloppen. De vrouw zegt snel tegen haar man : "Korneel ! de controleurs ! Steek de patatten weg !"

[66] Idem, str. 37 (DNS, 7/6/1946), str 121 (DNS,27/7/1946). Sidonie geeft haar "vleesrantsoen van deze maand" aan Vitamitje. En even verder zijn rantsoenzegels nodig om Vitamitje te voeden.

[67] Idem, str. 98 (DNS,13/7/1946) Een politieagent die net verkleind is door Savantas : "'t Is nog niet genoeg dat mijn pree zo klein is, nu moet die vlegel mij nog verkleinen ook !"

[68] Idem, str. 151 (DNS, 14/8/1946)

[69] Idem, str. 5 (DNS, 18/5/1946)

[70] Idem, str. 6 (DNS, 18/5/1946)

[71] Willy Vandersteen. De Vliegende Aap, str. 216 (DNS, 10/2/1947)

[72] Idem, str. 215 (DNS, 10/2/1947)

[73] Idem, str. 82 (DNS, 19/11/1946). Victor Leemans, in augustus 1940 door de Duitsers benoemd tot secretaris-generaal van economische zaken. (Gevers (Lieve), Willemsen (Arie W.) & Witte (Els). Geschiedenis van de Vlaamse Beweging. In : NEVB, Op. Cit., p. 35-86 ; Balthazar (Herman). België onder de Duitse bezetting, 10 mei 1940 – 8 september 1944. In : Algemene Geschiedenis der Nederlanden, deel 15. Haarlem, Fibula – Van Dishoeck, 1982, p. 38)

[74] Idem, str. 97 (DNS, 28/11/1946)

[75] Idem, str. 98 (DNS, 28/11/1946) De beschaving wordt verder ook nog eens vermeld. Nadat ze een krokodil verslagen heeft, zegt Wiske "Die zal zich wel twee maal bedenken eer hij nog eens een beschaafd mens aanvalt !" (Idem, str. 112 – DNS, 6/12/1946)

[76] Idem, str. 184 (DNS, 22/1/1947)

[77] Idem, str. 212 (DNS, 7/2/1947)

[78] Willy Vandersteen. De Zwarte Madam, str. 28 (DNS, 1/3/1947)

[79] Idem, str. 217 (DNG, 1/7/1947)

[80] Idem, str. 217 (DNG, 1/7/1947)

[81] Idem, str. 67 (DNS, 25/3/1947)

[82] Idem, str. 139 en 141 (DNG, 8/5/1947 & 9/5/1947)

[83] Idem, str. 143 (DNG, 12/5/1947)

[84] Idem, str. 152 (DNG, 17/5/1947)

[85] De Schuyteneer (Jeroen). Op. Cit., p. 40

[86] Idem, str. 211 (DNG, 27/6/1947)

[87] Idem, str. 205 (DNG, 23/6/1947)

[88] Idem, str. 210 (DNG, 25/6/1947)

[89] Idem, str 77 (DNS, 31/3/1947)

[90] Idem, str 83 (DNS, 3/4/1947)

[91] Opmerking van Wiske : "Trek uw jas uit, Lambik ! De textielwaren zijn toch vrij !" (Idem, str 70 - DNS,. 26/3/1947)

[92] Idem, str 89 (DNS, 8/4/1947)

[93] Idem, str 211 (DNG, 27/6/1947)

[94] Als Wiske voor de eerste keer de lading Corned Beaf in het schip van de spoken ziet, merkt ze op : "De Zwarte Madam heeft zeker met Amerikanen gesjacherd !" (Idem, str. 212 - DNG,. 27/6/1947)