Inhoudstafel

Startpagina

 

 

6. Le Soir

 

6.1. Historiek en situering

 

6.2. De strips van Le Soir

6.2.1. De eerste strips

6.2.2. Cappi

6.2.3. Steve Canyon en de oorlog

6.2.4. Disney-verstrippingen

6.2.5. Eric, l'homme du Nord

6.2.6. Pour les enfants

 

6.3. Besluit

 

 

 

6. Le Soir

 

6.1. Historiek en Situering

Le Soir werd in 1887 als neutrale krant opgericht door Emile Rossel. Oorspronkelijk gratis verdeeld, werd het blad in 1898 betalend. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd de publicatie onderbroken, en tijdens de Tweede Wereldoorlog verscheen Le Soir als gestolen krant. Vanuit het verzet werd in 1943 de eenmalige uitgave van de "faux Soir" gerealiseerd.

In 1935 werd de overleden directeur Victor Rossel vervangen door Lucien Fuss, die na zijn dood in 1946 opgevolgd werd door Marie-Thérèse Rossel. Charles Breisdorff werd in 1937 hoofdredacteur en zou dat (uitgezonderd tijdens de oorlog) blijven tot 1968.

Na de bevrijding wordt de publicatie hernomen vanaf 6 september 1944. Le Soir kenmerkt zich door een neutrale opstelling, los van de zuilen, maar in verband met bepaalde thema's kan de krant zich wel degelijk engageren. Voor 1951 vermeldt Campé een oplage van 320.000 exemplaren.[1]

Le Soir stijgt van 6 à 8 pagina's in de beginperiode tot 6 à 18 pagina's in 1950, en dit op groot formaat. De krant verschijnt eerst zes keer per week (niet op maandag), vanaf 1949 komt er wel een editie op maandag. Strips blijven dan gewoon verschijnen van dinsdag tot zondag.

 

6.2. De strips van Le Soir

6.2.1. De eerste strips

""L'homme masqué" et "Les aventures de Mr Subito". Le Soir commence aujourd'hui la publication de deux dessins qui divertiront désormais, au jour le jour, nos lecteurs, petits et grands. L'homme masqué, de Bob Green, plaira aux amateurs de drames mouvementés du Far-West, tandis que Les Aventures de M. Subito décriront les tribulations comiques d'un original personnage."

Met deze woorden zet Le Soir op 30 oktober 1945 de naoorlog op stripgebied in. In "L'homme masqué" zorgt een gemaskerde ervoor dat de gerechtigheid in een Far West-streek gerespecteerd wordt. Zo zorgt hij er bijvoorbeeld voor dat een bende veedieven door de mand valt of dat een gevaarlijke bende opgepakt wordt. De publicatie stopt echter bruusk in september 1946 zonder dat het verhaal afgelopen is.

"Les aventures de Mr Subito" van Bozz[2] zou in december 1950 nog altijd in de krant staan. Deze tekstloze gagstroken vertellen de belevenissen van een raar mannetje dat altijd rondloopt met vlinderdas, bolhoed en monocle. De twee reeksen worden verdeeld door Opera Mundi, net als de meeste andere reeksen in Le Soir.

In september 1946 wordt "L'homme masqué" opgevolgd door Rip Kirby van Alex Raymond[3]. Niet voor lang, want deze net gedemobiliseerde amateur-detective blijft maar iets minder dan twee maanden in de krant.[4] In dit verhaal moet hij een moordzaak oplossen, wat hem na allerlei moeilijkheden natuurlijk ook lukt.

 

6.2.2. Cappi

Vanaf november 1946 publiceert Le Soir "Cappi" van de Marten Toonder-Studio's. De reeks wordt op 29 oktober 1946 aangekondigd met een artikeltje op de voorpagina, vergezeld door een foto van Marten Toonder, die "le célèbre dessinateur hollandais Martin Toonder"[5] wordt genoemd en wiens reputatie vergeleken wordt met die van Walt Disney. Kappie werd al besproken in het deel over de Gazet van Antwerpen, maar Le Soir publiceert enkele verhalen extra[6], waaronder "Cappi et les drôles de pirates"[7].

In dat verhaal ontdekt Kappie een eiland in de Stille Oceaan, waar inderdaad een merkwaardige soort piraten zijn intrek genomen heeft. Duitse soldaten, die blijkbaar niet goed beseffen dat de oorlog voorbij is, zetten van daaruit de strijd op hun eigen manier voort. Door gebruik te maken van de modernste apparatuur, slagen ze erin voorbijvarende schepen lam te leggen en de bemanningen gevangen te nemen. Deze worden dan als gevangenen op het eiland aan het werk gezet, onder toezicht van Duitse soldaten. Gelukkig kunnen Kappie en zijn bemanning roet in het eten strooien en ervoor zorgen dat de Duitsers opgepakt worden.

De Duitsers hebben het eiland trouwens gepersonaliseerd. Op verschillende plaatsen zijn gebeeldhouwde adelaars te zien. En natuurlijk verwijst Toonder verschillende keren naar de voorbije oorlog. De eerste keer dat Kappie een adelaar opmerkt, laat hij hem zeggen : "Ce n'est pas la première fois que je vois ça (…) Nom d'une pipe ! C'est l'aigle allemand!"[8] En bij het zien van een colonne gevangenen, merkt de Maat op : "Ce n'est pas la première fois que je vois ça, mais c'était l'année dernière et maintenant ces choses-là ne sont plus permises !"[9] Of nog : "Tu vois que Cappi réussit et tu vois aussi pourquoi Cappi était étonné. C'est que c'était un soldat allemand qui montait la garde, tu sais bien, un de ces hommes qui portent des bottes ; peut-être en as-tu déjà vu."[10] Deze soldaat wordt afgebeeld met een grote helm, een geweer op zijn schouder en een serieus smoelwerk.

Zoals men al kan verwachten, worden de Duitsers voorgesteld als arrogant, dom, oorlogszuchtig en onsympathiek. De Duitsers roepen nog regelmatig "Heil Hitler" en spreken ofwel Duits, ofwel Frans met een verschrikkelijk Duits accent, genre "Ach so, bromener un peu, hein ?"[11] Orders worden strikt opgevolgd, maar als ze de keuze hebben tussen twee zaken, twijfelen ze zo sterk dat ze uiteindelijk niets doen.

En blijkbaar is de tijd voor deze mensen echt een paar jaar stil blijven staan. Op het eiland is namelijk ook een geleerde aanwezig die een zogezegd totaal nieuw wapen aan het ontwikkelen is : "Dout à fait nouveau. Je fabrique une pombe d'atomes. Je l'appelle pombe atomique."[12]

Kort na het einde van de oorlog laat Toonder dus een nieuwe overwinning op de Duitsers plaatshebben. Maar tegelijk blijkt uit het verhaal dat er ergens ter wereld misschien nog Duitsers zijn die de oorlog verderzetten. Men kan nooit weten …

 

6.2.3. Steve Canyon en de oorlog

Ook in Steve Canyon[13], dat Le Soir van april 1947 tot maart 1948 publiceert, zijn verwijzingen naar de Tweede Wereldoorlog terug te vinden. Op een bepaald moment wordt een bemanningslid van Canyon er stil van : "Mais je ne peux m'empêcher de penser à mes bons copains qui auraient (…) et que les Japonais ont envoyés dans l'autre monde."[14]

Op een ander moment heeft de oude man Happy Easter een gesprek met Steve Canyon :

-                             Easter : "Steve, tous vos hommes se mettent à plaisanter quand je leur demande ce qu'ils ont fait à la guerre."

-                             Canyon : "Ils n'aiment pas jouer aux héros, Happy. La guerre est une chose affreuse. Ils préfèrent n'en plus parler."

-                             E : "Croyez-vous qu'il y aura une autre guerre ?"

-                             C : "Non Happy … … Je pensais seulement à la nuit de Pearl Harbor le 6 décembre 1941 …"[15]

En tijdens een gesprek met een jong bemanningslid, die tijdens de oorlog nog te jong was om mee te strijden, zegt Easter : "Je sais. Steve m'a parlé de tout cela … Moi non plus je n'ai pas fait cette guerre. Mais si j'avais su, je me serais engagé dans l'aviation pour flanquer une bonne correction à ces Japonais de malheur et leur faire payer cher leur attaque de Pearl-Harbor !"[16]

De oorlog wordt dus voorgesteld als iets vreselijks, waarvan zelfs de stoerste mannen stil worden, en dat vooral door het feit dat veel jonge Amerikaanse soldaten gesneuveld zijn. De Japanners worden daar trouwens verantwoordelijk voor gesteld, Pearl Harbor zit nog altijd heel diep.

Verder in het verhaal vertelt Easter tegen twee mannen die hem ontvoeren het laatste nieuws over de atoombom : "Nos savants viennent d'en constituer une qui ne tuera que les gens ne parlant pas Anglais."[17]

 

6.2.4. Disney-verstrippingen

Net als Het Laatste Nieuws, publiceert Le Soir bij het verschijnen van Disney-tekenfilms een stripversie in de krant. Pinocchio, Bambi, Dumbo, José Carioca, "Oncle Remus raconte"[18], Pierre et le loup en Cendrillon komen zo aan bod. En ook zoals in Het Laatste Nieuws kunnen deze verhalen op een grote aandacht rekenen, door de publicatie van een groot aantal aankondigingen.

José Carioca vertelt het verhaal van een Braziliaanse papegaai die zich graag voordoet als een man van de wereld en die allerlei truukjes verzint om die schijn op te houden. Oncle Remus bestaat uit een reeks kortverhalen met telkens dezelfde personages, "Boer Konijn", "Broer Beer" en "Broer Vos", die elkaar altijd te slim af willen zijn. Elk verhaaltje wordt besloten met een kleine moraal zoals "La paix est belle … si elle est respectée par les deux partis … en même temps !"[19] of nog "Les choses iraient bien mieux si chacun ne s'occupait que de ce qui le regarde."[20]

 

6.2.5. Eric, l'homme du Nord, Le petit roi, Rasmus en Roy Rogers

Ook Eric de Noorman van Hans G. Kresse duikt op in Le Soir. Met "Prisonniers de Rome" beginnen in februari 1948 de avonturen van deze Viking. Dit verhaal, eigenlijk het zesde uit de reeks, werd speciaal gemaakt om als nieuwe start te kunnen dienen in kranten en tijdschriften die later aan de publicatie van Eric de Noorman begonnen.[21]

Van juni tot oktober 1948 krijgt Eric ook het gezelschap van "Le petit Roi". Met dit personage zou Otto Soglow[22] de lezer dagelijks trakteren op drie stroken met de grappige voorvallen van deze kleine en atypische koning.

En het moeten niet altijd Opera Mundi en de Toonder-Studio's zijn, Le Soir haalt ook strips bij de Denen van PIB. Van juli tot oktober 1949 duikt Rasmus van Jorgen Clevin[23] op. Le Soir stelt de reeks als volgt voor : "Lundi prochain l'autruche Rasmus aura l'honneur de se présenter à vous dans les colonnes du "Soir". L'autruche est omnivore. Rasmus n'hésite jamais un moment, elle dévore tout ce qui lui paraît nouveau et intéressant, tant comme elle se jette à corps perdu dans toutes sortes d'aventures même les plus hasardeuses. Nos lecteurs, petits et grands, s'amuseront des aventures extraordinaires que Rasmus aura en compagnie des deux petits nègres Sim et Sam, et de tous les animaux d'Afrique."[24]

En tenslotte moet nog "Roy Rogers, roi des cowboys" vermeld worden. Le Soir publiceert deze reeks van "Al Mckinson"[25] vanaf eind januari 1950. Roy Rogers is zo'n typische cowboy die ter hulp snelt waar men hem nodig heeft. In één van de verhalen zorgt hij voor het vrijpleiten van een Indianenstam. Een groepje ongure types probeerde deze Indianen te valselijk te beschuldigen van diefstal, om zo de regering te overtuigen ze van hun grond te verdrijven. Er zit namelijk petroleum onder de grond.

 

6.2.6. Pour les enfants

Op zaterdag 11 december 1948 gaat de jeugdrubriek "Pour les enfants" van start. Wekelijks zou een halve pagina gewijd worden aan de jongste lezers van Le Soir. Medewerker Paul Caso stelt in een korte tekst de nieuwe rubriek voor : "Le "Soir" est heureux d'apporter une heure de joie à tous ses petits amis, en leur offrant une page qui réunira des histoires amusantes, des études consacrées à la vaillance de l'homme, des notes sur les mystères de la nature et des jeux divers."[26]

Ook strips worden in deze rubriek opgenomen. De meeste "strips" zijn echter niet meer dan bewerkte sprookjes of geïllustreerde geschiedenislessen, waarbij gebruik wordt gemaakt van onderteksten. Auteurs hiervan zijn onder andere Jean-Leon Huens[27], Claude Lyr[28], Robert Liard[29] en Leon Van Roy[30].

Maar ook meer moderne strips komen aan bod. Peyo[31] publiceert enkele gagstroken van Poussy, Patrick O'Sheridan[32] levert twee kortverhalen van "Annik en Dikky" en uit Frankrijk komen de gagstroken van Pif le chien, door Arnal[33].

 

6.3. Besluit

Met het begin van de strippublicaties in oktober 1945 is Le Soir er redelijk vroeg bij. Het begint met twee reeksen per dag, maar na verloop van tijd zouden dat er vier, en soms zelfs vijf worden.

De strips in de krant zelf worden allemaal uit het buitenland gehaald, meer bepaalde bij de agentschappen Opera Mundi, Marten Toonder-Studio's en PIB. Eigen auteurs komen dan weer aan bod in de jeugdrubriek, maar in vergelijking met de dagelijkse reeksen is dit ongeveer verwaarloosbaar.

De opgenomen strips zijn wel zeer gevarieerd : strips met ondertekst of met tekstballonnen, Amerikaanse avonturenstrips, Disney-verhalen, het "historische" Eric de Noorman of gagstroken. Daarmee wordt waarschijnlijk geprobeerd met de strips een zo groot mogelijk publiek te bereiken. Merkwaardig is ook dat er qua gepubliceerde strips grote overeenkomsten bestaan met Het Laatste Nieuws.

Aankondigingen verschijnen regelmatig : bij het begin van een nieuwe reeks worden er één of meerdere geplaatst, maar niet bij de start van elk verhaal. Daarbij worden de auteurs soms uitgespeeld. Auteurs die trouwens meestal netjes in de titel vermeld worden.

De politieke inhoud van de verhalen is vrij mager. Behalve het Kappie-verhaal over de Duitse piraten en enkele oorlogsopmerkingen in Steve Canyon, valt er niet echt veel op te merken.

 

 



[1] De Bens (Els). Op. Cit., p. 350-352 ; Campé (René), Dumon (Marthe) & Jespers (Jean-Jacques). Op. Cit., p. 148-158

[2] Pseudoniem van Robert Velter. Deze Franse stripauteur werd geboren in 1909 en was in de jaren 1930 al actief in de stripwereld. Onder zijn pseudoniem Rob-Vel schiep hij in 1938 het personage Spirou voor Uitgeverij Dupuis. Vanaf 1946 tekent hij onder andere M. Subito voor Opera Mundi. (Gaumer (Patrick)1. Op. Cit., p. 673-674)

[3] Rip Kirby verscheen voor het eerst in 1946 en is daarmee een late creatie van Alex Raymond. Deze Amerikaanse auteur, geboren in 1909, had tijdens het interbellum al ruime bekendheid verworven met zijn reeksen Flash Gordon, Jungle Jim en Secret Agent X-9. Zijn bekendheid zorgde ervoor dat hij van KFS carte blanche kreeg om Rip Kirby te ontwerpen. (Gaumer (Patrick)1. Op. Cit., p. 657-658, 669 ; Horn (Maurice)1 (ed.). Op. Cit., p. 328-329)

[4] De publicatie wordt op 13/11/1946 bruusk afgebroken, zonder dat het verhaal ten einde is.

[5] LS, aankondiging op 29/10/1946, p. 1

[6] Le Soir publiceert de verhalen 1 tot 3, 5 tot 18 en 21 tot 31.

[7] Publicatie in Le Soir van 5/11/1946 tot 12/2/1947. De oorspronkelijke publicatie in de Nederlandse pers liep van 27/12/1945 tot 11/4/1946. (Matla (Hans)1. Op. Cit., p. 221)

[8] Marten Toonder. Cappi et les drôles de pirates. (LS, 14/12/1946)

[9] Idem. (LS, 29/12/1946)

[10] Idem. (LS, 17/12/1946)

[11] Idem. (LS, 24/12/1946)

[12] Idem. (LS, 9/1/1947)

[13] Zie Het Laatste Nieuws.

[14] Milton Caniff. Steve Canyon. (LS, 31/8/1947)

[15] Idem. (LS, 16/11/1947)

[16] Idem. (LS, 18/11/1947)

[17] Idem. (LS, 12/12/1947)

[18] Oncle Remus raconte l'histoire de Jeannot le petit lapin. In Het Laatste Nieuws onder de titel "Melodie van het Zuiden". Le Soir publiceert een veel langere versie van het verhaal dan haar Vlaamse collega.

[19] Walt Disney. Oncle Remus raconte … (LS, 24/4/1949)

[20] Idem. (LS, 22/6/1949)

[21] Van Eijck (Rob). Op. Cit., p. 20-21

[22] Amerikaans stripauteur, geboren in 1900. De eerste stroken van "The Little King" verschenen in 1934 in de Amerikaanse pers. (Gaumer (Patrick)1. Op. Cit., p. 724)

[23] "Rasmus a été crée par l'artiste Danois M. Jorgen Clevin. Agé de 28 ans, il est instituteur dans une école primaire de Copenhague et très aimé de ses élèves. C'est une fête quand M. Clevin raconte et dessine une des aventures de Rasmus sur le tableau noir." (LS, aankondiging op 17/7/1949, p. 1)

[24] LS, aankondiging op 16/7/1949, p. 1

[25] Auteurs van Roy Rogers zijn de broers Chuck en Tom (Al) McKimson (Le Soir heeft dus een klein foutje gemaakt bij de transscriptie van de familienaam). De reeks startte op 2 december 1949 in de Amerikaanse pers en is gebaseerd op een film. (Horn (Maurice)1 (ed.). Op. Cit., p. 332-333)

[26] LS, korte voorstelling door Paul Caso, 11/12/1948, p. 14

[27] Belgische tekenaar en illustrator, geboren in 1921. Huens verwierf grote bekendheid met zijn illustraties van de Historia-reeks "'s Lands Glorie". (Piron (Paul). De Belgische Beeldende Kunstenaars uit de 19de en 20ste eeuw. Brussel, Art in Belgium, 1999, p. 712)

[28] Pseudoniem van Claude Vanderhaeghe, Belgische tekenaar-graficus-schilder, geboren in 1916. (Piron (Paul). Op. Cit., p. 885)

[29] Belgische schilder, tekenaar en graficus, geboren in 1911. (Piron (Paul). Op. Cit., p. 860)

[30] Pseudoniem van Léopold Van Roy, Belgische schilder geboren in 1921. (Piron (Paul). Op. Cit., p. 1474)

[31] Pseudoniem van Pierre Culliford, Belgische stripauteur, geboren in 1928. Peyo zou later wereldberoemd worden met zijn Smurfen. (Gaumer (Patrick)1. Op. Cit., p. 617)

[32] Publiceert ook in La Lanterne, zie het deel over deze krant.

[33] Zie het deel over Le Drapeau Rouge.