|
|
3.2. Strips voor Franstalig
Vlaanderen 3.2.1.
Gagstroken bij de vleet 3.2.2. De
Marsianen vallen aan 3.2.3. Radio Patrol : de politie,
uw vriend |
|
|
|
3.1. Historiek en situering Het
eerste nummer van Le Matin verscheen in 1894. Het werd een Franstalig
Antwerps liberaal blad dat de strijd zou aangaan met het katholieke "La
Métropole". Paul de Cauwer, zoon van de stichter, leidde het blad tot in
1949. Hij werd opgevolgd door Georges Desguin. Tijdens de Eerste en de Tweede
Wereldoorlog werd de publicatie onderbroken. Na de bevrijding is Le Matin er terug vanaf 5 september
1944 ; Willy Koninckx wordt hoofdredacteur. Het publiek van de krant is
vooral te vinden bij de liberale (en Franstalige) burgerij van Antwerpen.
Campé vermeldt voor 1949 een oplage van 35.000 exemplaren.[1] Le Matin, die zich voorstelt als een "Quotidien
d'union nationale" verschijnt zes keer per week (zaterdag en zondag
vormen samen één krant). De strips zijn elke dag dat de krant verschijnt op
post. Begin 1950 wordt de prijs van de krant op 1,50 frank gebracht. Het
aantal pagina's evolueert van 4 à 10 in de beginperiode tot 10 à 18 in 1950. 3.2.Strips voor Franstalig Vlaanderen 3.2.1. Gagstroken bij de vleet De eerste strip in Le Matin duikt op in juni 1945, en
daarmee is deze krant bij de eersten om na de oorlog terug strips te
publiceren. Drie maanden lang, tot 29 september, brengt een zekere Tenivar,
gagstroken over "Monsieur Durant". Waarschijnlijk gaat het hier om
een originele productie. Het copyright vermeldt "Inédit, tous droits
réservés", en de teksten in het decor zijn in het Frans opgesteld. Neem
daarbij dat Tenivar voor de rest onbekend is, en de kans is groot dat
"Monsieur Durant" speciaal voor Le Matin getekend is. Na een strippauze van een maand, gaat op 6 november
1945 de opvolger van start : "Narcisse, le petit livreur" door een
zekere Eddy. Ook hier gaat het waarschijnlijk om origineel materiaal, om
dezelfde redenen[2]
als "Monsieur Durant". Deze reeks over de winkeljongen Narcisse en zijn
"triporteur" zou bijna een jaar in Le Matin lopen, tot op 21
september 1946 het einde aangekondigd wordt : "Nous publions aujourd'hui
la dernière bande de la première série des aventures de Narcisse, le petit
livreur, dont les péripéties ont été accueillies avec sympathie par nos
lecteurs. D'ici quelques mois, nous reprendrons la deuxième série de ses
aventures, qui, nous n'en doutons pas, obtiendront le même succes. A partir
de lundi, nous présenterons à nos lecteurs les "Aventures de
Pitche", pleines d'humour et d'à-propos."[3] Die tweede reeks van Narcisse zou er nooit komen, de
beloofde avonturen van Pitche echter wel. Deze gagstroken van Aleksas
Stonkus, een tekenaar van Litouwse oorsprong[4],
bereiken Le Matin via het Franse "Presse-Services". Een hele reeks
andere gagstroken zouden elkaar opvolgen of naast elkaar verschijnen :
"Les aventures de Félix le chat"[5],
"Les aventures de Saladin"[6],
"L'Optimiste" van Ostrup, "Ferdinand"[7]
van Mik, "Les tribulations du Père Lafraise"[8],
"Henry"[9]
van Carl Anderson en tenslotte "Oscar" van Jean Leo. Deze stroken
worden verdeeld door Opera Mundi, P.I.B. en Presse-Services. L'Optimiste wordt in de aankondiging beschreven als
"un petit bonhomme au chapeau incliné sur l'œil, et qui porte toujours
une fleur à la boutonnière. Il ne se prend du reste jamais au sérieux, car il
croit que sa mission quotidienne consiste à encourager la bonne humeur et à
créer l'optimisme dans ce monde devenu morose."[10] Oscar is merkwaardig omdat het hier gaat om een reeks
van de Belgische tekenaar Jean Leo, die via het Franse Opera Mundi België
terug bereikt. De reeks verschijnt onder andere ook in een achttal Franse
kranten.[11] Deze reeksen houden het tussen de 3 maanden en de twee
jaar uit, om dan vervangen te worden door andere.Tot het einde van 1947 zou
men het bij één strip per dag houden, maar vanaf begin 1948 krijgt men
dagelijks vier, en vanaf begin 1949 zelfs dagelijks vijf strips in Le Matin. 3.2.2. De Marsianen vallen aan Le Matin publiceert niet alleen gagstroken, ook
vervolgverhalen komen – zij het in mindere mate – aan bod. Zoals de
ondertitel "Un grand roman d'anticipation" al laat vermoeden is
"Fred Sander" een futuristisch verhaal, waarbij de aardbewoners het
opnemen tegen de Marsbewoners. Dit verhaal van de Zweedse auteur Lennart Ek,
wordt verdeeld door het Stockholmse agentschap Alga[12]
en staat in Le Matin van december 1947 tot december 1948. Ek brengt zijn
verhaal in een realistische stijl, die in de loop van het verhaal altijd maar
slordiger wordt. Met de teksten gaat hij op een speciale manier om : soms
duikt er een tekstballon op, maar meestal worden de dialogen en beschrijvende
teksten gewoon los in de tekeningen geplaatst. Het verhaal nu … De aarde bevindt zich in het jaar 2000
en Dokter Tide vangt signalen van Mars op. Even later heeft de invasie plaats
: de Marsianen landen in Noord-Afrika. De aardbewoners komen snel samen in
Wenen voor een militaire conferentie, en het hoofdkwartier van de geallieerde
aardbewoners wordt ingesteld in Stockholm. Het verdere verhaal draait vooral
rond Fred Sander en Borg, twee medewerkers van dr. Tide die zich engageren in
het leger. De Marsbewoners beschikken over een krachtige straal
als wapen en over een groot aantal troepen die aangevoerd worden door Dinaro,
de zoon van hun Keizer. Een harde strijd tussen de Marsianen en de
"Verenigde legers" van de aardbewoners komt tot ontwikkeling, tot
Dinaro een wapenstilstand voorstelt. Zijn vader, de Keizer, is net overleden
en hij wilt verder bloedvergieten vermijden. Hij engageert zich al de schade
terug te betalen en de aarde te verlaten. En hij stelt ook nog de Marsiaanse
ruimtetechnologie ter beschikking van de aardbewoners. De vijanden worden
ineens vrienden die gaan samenwerken. In het tweede deel van het verhaal reizen Sander, Borg,
Tide en zijn dochter Ylwa mee naar Mars. Daar worden ze geconfronteerd met generaal
Sarto, die de vrede met de aardbewoners niet pikt en een staatsgreep pleegt.
Waarna Dinaro en de aardbewoners proberen bondgenoten te vinden in naburige
gebieden en planeten, om het bewind van Sarto omver te werpen. Na een lange
strijd slagen ze daarin : Sarto verdrinkt tijdens een achtervolging.
"Nos amis" de aardbewoners worden ontvangen het op Keizerlijk
paleis en keren terug naar de aarde. Lennart Ek zet hier een science-fictionverhaal neer,
waar het niet op een ongeloofwaardigheid meer of minder aankomt. Allerlei
planeten worden bewoond door gewone mensen, om nog maar te zwijgen van de
dinosaurussen. Ook de Marsianen worden voorgesteld als gewone mensen, het
enige verschil is dat er gekleed lopen als Romeinen. Ook maakt hij gebruik
van futuristische architectuur en moderne technologie (zoals vliegtuigen op
atoomaandrijving, vliegtuigen voor interplanetaire vluchten, een hypnotische
straal). Het verhaal is ook opgebouwd volgens een echt feuilletonkarakter,
getuige de onheilsberichten en "spannende vragen" in het laatste
vakje van een strook. "L'inventeur ignore
encore le malheur qui l'attend", "Mais la chance ne dure pas",
"Retrouvera-t-on Ylma ?"[13], zijn daar enkele voorbeelden
van. Men kan in het verhaal de boodschap lezen dat het beter
is samen te werken dan oorlog te voeren. Als de aardbewoners aangevallen
worden door de Marsianen, bewijzen ze met hun "Verenigde legers"
dat samenwerken heel goed mogelijk is. En ook Dinaro ziet het nut van
samenwerken in : hij vindt het veel nuttiger met de aardbewoners samen te
werken en de ontwikkelde technologie te delen, dan verder oorlog te voeren. 3.2.3. Radio Patrol : de politie, uw vriend Eind juni 1948 gaat een tweede vervolgverhaal van
start, die iets meer dan twee jaar zou duren : Radio Patrol[14].
Deze Amerikaanse reeks van Charlie Schmidt heeft als centrale figuren de
jongen Pinky en zijn voogd, de politieman Pat. Daarnaast spelen ook Pat's
"verloofde" Molly, zijn dikke medewerker, de hond Irish en het
buurmeisje Frisette belangrijke rollen. Zoals men van een politiereeks kan verwachten, worden
de personages geconfronteerd met allerlei misdrijven en misdadigers. Ze
worden zelfs geregeld door boeven bedreigd, ontvoerd en opgesloten. Gelukkig
werkt de politie hier op een iets efficiëntere manier dan bij Marten Toonder.
Alle zaken worden vroeg of laat opgelost, de politie overwint altijd, zoals
ook een opgepakte moordenaar mag horen : "Votre erreur a été de vous
croire plus malin que la police."[15] Maar tegelijkertijd probeert de auteur ook een heel
menselijk beeld van de politie naar voor te brengen. De politie is er om de
misdaad te bestrijden, niet om gewone mensen lastig te vallen, én ze zijn
redelijk : "Les policiers font leur métier ce qui ne les empêche pas
d'avoir du coeur."[16] Weer komt technologie in een politieke context aan bod.
Een misdadiger
die alles kwijt is, beklaagt zichzelf : "Il y a peu de temps, j'avais le
monde entier à mes pieds … la formule atomique … les bijoux … j'étais riche …
maintenant je suis fichu … balafré. Je ne puis trouver la formule
atomique."[17] Ook zo op het einde
van "Le plastique début".
In dit verhaal draait alles rond de uitvinding van een soort plastiek
dat aan alles weerstaat. Een bende onder leiding van een zekere Aulgold
probeert de uitvinding te gebruiken om bankovervallen te plegen. Maar Pat en
zijn medewerker dringen in hun schuilplaats binnen en ontdekken er een
geleerde, Dr. Mota. Deze Dr. Mota ontvoert Molly en vlucht ermee naar een
grot in de bergen. Hij vertelt dat dit de schuilplaats was waar tijdens de
oorlog aan uitvindingen gewerkt werd. Een ongelukkig gasexperiment maakte van hem de enige
overlevende : "Je tenais entre mes mains cette formidable puissance et
j'étais maître du monde si je voulais."[18] Hij ging dan
samenwerken met Aulgold en zijn criminele organisatie. Terwijl hij Molly een rondleiding geeft in de grotten
vol met plastieken meubels, plastieken kogelvrije platen, enz., vertelt hij
verder. En hij
voegt eraan toe : "Et je suis le seul au monde à posséder ce
secret." Molly kan het niet langer aanhoren en gaat de patriottische toer op :
"Mais ce secret ne vous appartient pas ! Il est la propriété de l'état … du pays … de nous
tous. C'est un devoir pour vous de livrer ces secrets."[19] Even later wordt Molly
bevrijd en Mota opgepakt : hij komt tot inkeer en zal zacht behandeld worden
als hij zijn formules afstaat aan de staat. 3.3. Besluit Het valt op dat een krant als Le Matin, die toch een
redelijk beperkte oplage heeft, zoveel strips publiceert. Tot het einde van
1947 blijft het bij één reeks tegelijk, een situatie die snel zou evolueren
naar vier, en later zelfs vijf reeksen per dag. Dat brengt Le Matin ook bij
de kopgroep wat het aantal samen gepubliceerde reeksen betreft. Opvallend is
wel het grote verloop van de reeksen : Radio Patrol, de reeks die het langst
verschijnt, houdt het ook amper iets meer dan twee jaar uit, zodat geen
enkele reeks echt kan verbonden worden met Le Matin. De krant schijnt zich bij haar keuze van de
gepubliceerde strips wel te richten op een meer volwassen publiek. De
oorsprong van de verhalen is zeer verscheiden : zowel eigen als buitenlandse
producties worden gepubliceerd. Scandinavische, Amerikaanse en Franse reeksen
worden verdeeld door zowel Alga, P.I.B., Opera Mundi en Presse-Services. Ook
zijn de meeste gepubliceerde verhalen voorzien van tekstballonnen. De meeste verhalen die gepubliceerd worden, krijgen een
aankondiging. Soms wordt daarbij de auteur vermeld, en één keer zelfs de verkeerde
: "un feuilleton dessiné intitulé "Radio Patrol" du au
dessinateur américain A.W. Spencer."[20]
Bij de publicatie van de reeksen zelf, wordt de lezer op drie uitzonderingen[21]
na aangewezen op de handtekening. Als die er niet is, blijft het verhaal anoniem. In de twee vervolgverhalen komen enkele politieke
elementen aan bod, echter zonder uitschieters. Uit Fred Sander blijkt vooral
een oproep tot vrede en samenwerking tussen de volkeren. Radio Patrol
probeert dan weer een positief beeld te schetsen van de politie, als een
efficiënte maar menselijke instelling. Het vermelde patriottisme is, zoals we
verder nog zullen zien, typisch aan bepaalde Amerikaanse stripreeksen. |
[1] Campé (René), Dumon (Marthe) & Jespers (Jean-Jacques). Op. Cit.,
p. 335-339 ; Durnez (Gaston)8. Le Matin. In
: NEVB,
Op. Cit., p. 2012
[2] Copyright : "Inédit –
Copyright Le Matin Tous droits réservés" ; Franse teksten in het decor ;
reeks en auteur zijn verder onbekend.
[3] LM, aankondiging op 21/9/1946,
p. 2
[4] Aleksas
Stonkus, door Henri Filippini beschreven als een "dessinateur
mystérieux". Het werk van Stonkus is tussen 1928 en 1950 in Franse
publicaties verschenen. (Filippini (Henri)1. Dictionnaire
encyclopédique des héros et auteurs de BD, Vol. I. Grenoble, Glénat, 1998,
p. 773 ; Groensteen
(Thierry)1. Op. Cit., p. 52 & 60)
[5] De Amerikaanse auteur Otto
Messmer, geboren in 1892, schiep het personage in 1919 als tekenfilmfiguur voor
de tekenfilmstudio's van Pat Sullivan. In 1923 maakte hij er een stripversie van.
(Gaumer (Patrick)1. Op. Cit., p. 292-293 ; Horn
(Maurice)1 (ed.). Op.
Cit., p. 115-116 ; Otto Messmer. Op : http://www.lambiek.net/messmer_o.htm
- 22/4/2003) Verdeling Opera Mundi.
[6] Geen auteur of copyright
vermeld. De reeks is in de literatuur verder onbekend, zodat ze misschien
origineel is.
[7] Zie Gazet van Antwerpen.
[8] Deze reeks heeft ook in enkele
Franse kranten gestaan, maar de auteur ervan is onbekend. (Beyrand (Alain) (red.). De Lariflette à
Janique Aimée. Catalogue encyclopédique des bandes horizontales françaises dans
la presse adulte de 1946 à 1975. Tours, Pressibus, 1995, p. 907) Verdeling door
Presse-Services.
[9] Zie Het Laatste Nieuws.
[10] LM, aankondiging op 12/2/1949,
p. 4
[11] Jean Leo, geboren in 1922, was zowel
tekenaar als journalist. De reeks Oscar verscheen vanaf 1947 in de Franse krant "Le Parisien
Libéré". (Beyrand (Alain) (red.). Op. Cit.,
p. 591 ; Filippini (Henri)1.
Op. Cit., p. 729)
[12]
Voluit : "Copyright A.B. Algas Konst. & Bokforlag,
STHLM".
[13] Lennart Ek.
Fred Sander. (LM,
22/1/1948, 27/1/1948 & 5/2/1948)
[14] Deze reeks werd in 1933 in het
leven geroepen door de tekenaar Charlie Schmidt en de scenarist Eddie Sullivan.
Een jaar later werd ze verdeeld door KFS en kreeg ze de naam Radio Patrol. Deze
politieserie werd door een dalend succes stopgezet in december 1950. (Gaumer (Patrick)1. Op. Cit., p. 652 ; Horn (Maurice)1 (ed.). Op. Cit., p. 321-322 ;
Charlie Schmidt. Op
: http://www.lambiek.net/schmidt_c.htm
- 22/4/2003)
[15] Charlie Schmidt.
Radio Patrol, Les crimes sans châtiment de l'"Esprit". (LM, 9/6/1949)
[16] Idem. Radio Patrol,
Pinky tombe amoureux. (LM, 12/10/1949)
[17] Idem. Radio Patrol,
La revanche de l'étranger. (LM, 30/6/1948)
[18] Idem. Radio Patrol,
Le plastique début. (LM, 3/7/1950)
[19] Idem. (LM,
14/7/1950 & 15/7/1950)
[20] LM, aankondiging op 21/6/1948,
p. 2. Zoals al aangegeven, is de auteur van "Radio Patrol" Charlie
Schmidt.
[21] De auteurs van Monsieur Durant, Narcisse
en Fred Sander worden in de titel vermeld.