|
|
3. De
Agentschappen, een korte voorstelling 3.2. De Marten
Toonder-Studio's en Anton De Zwaan 3.5. De Artec-Studio's en Standaard
Boekhandel |
|
|
|
3. De Agentschappen, een korte
voorstelling Een deel van de strips in de Belgische kranten van de
tweede helft van de jaren 1940, zijn origineel materiaal. De meerderheid werd
echter geleverd door buitenlandse agentschappen, ook wel
"syndicates" genoemd. De syndicates zijn een typisch Amerikaans fenomeen, dat ook
in Europa tot ontwikkeling gekomen was. Thierry Groensteen beschrijft het als
volgt : "Le syndicate est une
agence, généralement dépendante d'un groupe de presse, qui diffuse divers
matériaux intéressant les journaux (articles, jeux, bandes dessinées …), dont
elle détient les droits exclusifs, sur tout le territoire des Etats-Unis et
même à l'étranger."[1] De oorsprong van de verhalen is te herkennen aan het copyright
dat op de stroken aangebracht is. 3.1. Opera Mundi In de Verenigde Staten was het meest belangrijke agentschap
het "King Features Syndicate" (KFS). Het ontstaan hiervan werd al
besproken in deel 1. Het materiaal van KFS bereikte ook Europa, maar dan via
een tussenstap. Verantwoordelijk daarvoor was de joodse Hongaar Paul Winkler,
geboren in Budapest, maar sinds 1922 actief in Parijs. Hij was geïnteresseerd
in het Amerikaanse fenomeen van de "syndication" en wilde het
exporteren naar Europa. Deze man slaagde erin de verdeelrechten van de
KFS-strips voor Europa in handen te krijgen en richtte in 1928 zijn eigen
agentschap op. "Opera Mundi" was geboren en werd daarmee het
verdeelcentrum van Amerikaanse strips in Europa. Dat was tenminste de
bedoeling, want veel interesse was er aanvankelijk niet. Winkler startte dan
maar zelf met het jeugdtijdschrift "Le journal de Mickey", dat een
enorm succes werd. En daardoor nam de belangstelling vanwege andere
publicaties sterk toe. Tijdens de Tweede Wereldoorlog vluchtte Opera Mundi
naar de vrije zone en Paul Winkler naar de VS. De Vichy-regering vond het
zelfs nodig hem te denaturaliseren. Na de oorlog keerde de man terug en
werden de activiteiten van Opera Mundi verdergezet. Het belangrijkste voordeel van de Opera Mundi-strips
bestond hierin dat ze, door hun ruime verspreiding, zeer goedkoop konden
aangeboden worden. Dat is trouwens ook het geval met andere agentschapstrips.
Het agentschap verdeelde trouwens niet alleen Amerikaanse strips, het liet
ook zelf strips aanmaken, die daarna dan over Europa verdeeld werden.
Voorbeelden daarvan zijn de gagstroken Oscar en Nimbus.[2] Opera Mundi beschikte blijkbaar over een filiaal in Brussel[3],
waarlangs de contacten met Belgische publicaties geregeld werden. 3.2. De Marten Toonder-Studio's en Anton De Zwaan Naast Opera Mundi, beheerste ook een ander
"agentschap" de Europese markt, namelijk de Marten
Toonder-Studio's. Toonder bouwde tijdens en na de Tweede Wereldoorlog een
studio uit voor de productie van zijn strips en tekenfilms. En voor de
zakelijke kant van de studio's liet hij zich bijstaan door zakenman Anton De
Zwaan. Onder die zakelijke kant viel ook de doorverkoop van de geproduceerde
strips aan buitenlandse kranten en tijdschriften. De Zwaan reisde dus heel
Europa rond - naar eigen zeggen twee keer per jaar - op zoek naar mogelijke
klanten voor zijn strips. Door zijn overtuigingskracht en de contacten die
hij na verloop van tijd legde, lukte hem dat blijkbaar goed.[4]
Hoe hij eigenlijk tewerk ging, blijkt het best uit een
interviewfragment : "Meestal kwam je daarvoor wel terecht bij de
hoofdredacteur, die dan veelal toch wel stripminded was. Je moest zo'n man in
een half uur overtuigen – meer tijd had hij niet – dat hij iets zou missen
als hij dit niet nam. Die man had geen tijd om eens rustig thuis te gaan
zitten en twee of drie verhalen door te lezen. Hij was dus sterk afhankelijk
van degene die wat kwam aanbieden en zelf geloofde in wat hij aanbood. (…) Ik
zocht ook voor het gesprek uit aan welke strip zo'n krant behoefte zou
hebben. Je moest dan weten welke strips ze al hadden, die lijkt teveel op
die, etc. Zo van : dan kan ik beter nu een avonturenstrip nemen. Ik wijdde
dan mijn krachten daaraan. Dan mocht de man nog wel in het boekje[5]
bladeren, en dan moest je verschrikkelijk goed opletten, want het ging om een
onderdeel van een seconde, als hij bij de een iets langer dan bij de ander
bleef staan, dan wist ik het."[6]
Ook verstuurde hij soms brochures over een bepaalde reeks naar buitenlandse
kranten.[7] Bij de prijsbepaling speelden verschillende elementen,
zoals verspreidingsgebied, oplage van de publicatie en exclusiviteit, een
rol.[8]
Volgens Toonder zelf waren de Amerikaanse producties die verdeeld werden door
Opera Mundi veel goedkoper dan de Toonderproducties, en betekenden ze dus een
lastige concurrentie voor De Zwaan.[9] Marten Toonder vertelt in zijn autobiografie hoe De Zwaan
erin slaagde Tom Poes aan drie Franse kranten te verkopen : "Dat was
toch wel een merkwaardig succes; en mijn waardering nam geheel bezit van me
toen hij beschreef hoe hij acht uren bij La Nouvelle République gezeten had
voordat de hoofdredacteur hem eindelijk wilde ontvangen. "Acht uren
!" verzekerde hij triomfantelijk. "Want ik wil alleen met de
hoofdredacteur spreken. Al die journalisten en redacteuren houden je voor de
gek. Ze zullen wel laten horen, zeggen ze altijd. Ja, ja, ik ken dat. Maar ik
heb een mooie smoes. Ik zeg dat ik een drukbezet man ben die morgen in
Marseille verwacht wordt voor de exclusieve rechten, en dat ik daarom nu moet
weten of we tot zaken kunnen komen of niet. Zo doe ik dat.""[10] Toonder werd op die manier ook een echte merknaam :
"Precies, zo was dat. Dat heb ik vooral gemerkt door de zaken die De
Zwaan deed. Zo'n krant in Zweden bijvoorbeeld, of Engeland, daar kwamen
genoeg jongens met 3 of 4 stroken strips, maar meer konden ze niet laten
zien. "Wat komt hierna ?", wilde zo'n krant weten. De Zwaan had als
verkoopsargument : "Achter dit product staat een zaak, de Marten Toonder
Studio's. Als een tekenaar wegvalt, kan een andere het overnemen." Het
product moest geleverd worden. Die krant wilde iedere dag zijn strook."[11] Eiso Toonder (zoon van) over de periode net na de oorlog :
"Die periode werd echter gebruikt om hem in kranten in heel Europa
geplaatst te krijgen. Dat was te danken aan Anton De Zwaan, syndicator van de
Toonder Studio's, die met de in de oorlog opgebouwde (en vertaalde) voorraad
strips vele landen bereisde. Hij verrichtte ware pioniersarbeid, want veel
redacties wisten toen nog nauwelijks wat een beeldverhaal was."[12] De Toonderstudio's hielden de verspreiding van hun strips
blijkbaar goed bij. In een artikel van Rob Van Eijck staat een foto uit 1947
afgedrukt waarop Anton de Zwaan en Jan Gerhard Toonder (broer van) voor een
wereldkaart staan. Op de kaart is de verspreiding van de verhalen van de
studio aangegeven, boven de kaart hangen uitgeknipte kranten- en
tijdschriftentitels.[13]
Tenslotte moet nog vermeld worden dat, aangezien de
reproductietechnieken toen nog niet zo efficiënt waren als nu, de
Toonderstudio's dikwijls de originele tekeningen naar de klanten stuurde. Op
de achterkant werd dan een stempel aangebracht "met het vriendelijk
verzoek de tekening onbeschadigd terug te zenden".[14] 3.3. Stripfilm Tijdens de Tweede Wereldoorlog had de Nederlandse tekenaar
Piet van Elk een tekenfilmstudio opgezet, maar door de slechte
omstandigheden, heeft die nooit iets voortgebracht. In oktober 1945 richtte
hij dan Stripfilm, een "wekelijks strip en tekenfilm blad", op.
"De bedoeling was de lezer te informeren over alle facetten die
samenhangen met de totstandkoming van een tekenfilm en de techniek van het
striptekenen. Dit alles werd opgevuld met stripverhalen van tekenaars, die
van Elk in dienst genomen had." Tekenaars Piet van Elk, Siem Praamsma,
Henk Albers en Albert van Beek werkten toen voor Stripfilm. Het bleef echter
bij vijf nummers van het tijdschrift. Daarna – van november 1945 tot 1949 -
legden de al genoemde auteurs, aangevuld met de tekenaars Hans Nije, Willy
Kuijper en Frans Piët en de schrijvers Hilarion en Flip van der Schalie zich
toe op het produceren van dagstrips voor de Nederlandse regionale pers.[15] 3.4. Andere Een
hele hoop andere agentschappen en uitgevers leverden strips aan de Belgische
dagbladpers. Door een gebrek aan informatie zal ik mij voor deze moeten
beperken tot een korte opsomming. Scandinavische strips bereikten België via P.I.B.
(Kopenhagen) of Alga (Stockholm), Franse via het "Agence Française de
Presse" of "Presse-Services", en sommige Nederlandse via de
Amsterdamse Arbeiderspers of het Haagse Ten Hagen. Verder
worden nog de volgende copyrights vermeld : "Golden Pictures",
"Rinaldo Features", "Europa-Press", "Press
Alliance", "Studio Vox", "Cooper Features London" en
"Copyright Belgian Trafic Agencies". 3.5. De Artec-Studio's en Standaard Boekhandel Toen Antwerpenaar Bob De Moor in allerlei kranten en
weekbladen begon te publiceren, zette hij samen met zijn zwager John Van
Looveren de Artec-Studio's op. Naast De Moor werkten ook "zijn
free-lance handlangers" Armand van Meulebroeck en Jef en François
Cassiers mee. Van Looveren zelf
zorgde voor het administratieve werk en voor het schrijven van sommige
scenario's. In het kader van Artec produceerden De Moor & co een hoop reeksen
van verschillende genres en stijlen, die geplaatst werden in publicaties van
alle strekkingen zoals De Zweep, Week-end, Overal, Ons Volkske, 't Kapoentje,
De Nieuwe Gids, De Nieuwe Gazet, … Het kwam regelmatig voor dat hetzelfde
verhaal later nog in een andere publicatie terechtkwam. Werkoverlast en
spanningen tussen De Moor en Van Looveren zorgden ervoor dat in 1949 een
einde gemaakt werd aan Artec.[16] En tenslotte moet nog de Uitgeverij Standaard Boekhandel
vermeld worden, die als tussenschakel fungeerde tussen Willy Vandersteen en
de kranten waarin hij publiceerde. Maar daarover verder meer. |
[1] Groensteen
(Thierry)2. La mise en cause de Paul Winkler. In : Crépin (Thierry) & Groensteen (Thierry). "On tue à chaque page", la loi
de 1949 sur les publications destinées à la jeunesse. Paris, Editions du
temps, 1999, p. 54
[2] Groensteen (Thierry)1.
Op. Cit., p. 71-73 ; Filippini
(Henri), Glénat (Jacques), Martens (Thierry), Sadoul (Numa). Histoire de la bande
dessinée en France et en Belgique. Grenoble, Glénat, 1979, p. 19 ; Groensteen
(Thierry)2. Op. Cit., p. 53-60
[3] Crépin
(Thierry). "Haro sur le gangster !"
La moralisation de la presse enfantine 1934-1954. Paris, CNRS Editions, 2001, p. 397
[4] Matena (Dick). Interview van Marten Toonder. In : Stripschrift,
nr. 289 (jg. 29, nr. 2), p. 7 ; Wassington
(Martin). Over de prijs worden we het wel eens. In : Stripschrift, nr. 111, mei 1978, p. 25-27. De Zwaan zou later zijn eigen agentschap
oprichten, los van de Toonder-Studio's, het "Swan Features
Syndicate". De aangehaalde werkwijze wijst dan ook op zijn hele loopbaan
en niet specifiek op de bestudeerde periode.
[5] Om de strips aan de redacties voor te
stellen, bestonden er bundels met voorbeeldstroken. De strips werden daarvoor
vertaald in het Engels. (Van
Eijck (Rob). Eric de Noorman historisch
belicht. In : Kresse
(Hans G.). Eric de Noorman,
volledige werken, deel 2.
's Gravenhage, Panda, 2000, p. 7)
[6] Wassington (Martin). Op.
Cit., p. 27
[7] Matena
(Dick). Op. Cit., p. 7
[8] Wassington (Martin). Op.
Cit., p. 25-27
[9] Toonder (Marten)1. Autobiografie. Amsterdam, De Bezige Bij, 1998, p. 964
[10] Toonder
(Marten)1. Op. Cit., p. 863-864
[11] Matena
(Dick). Op. Cit., p. 13
[12] Toonder (Eiso).
Uit het familiearchief. In : Toonder (Marten).
Heer Bommel, Volledige werken, De Dagbladpublicaties, Band 5. 's
Gravenhage, Panda, 1998, p. 9
[13] Van Eijck (Rob). Op. Cit., p. 9
[14] Matena
(Dick). Op. Cit., p. 11
[15] Stripfilm. Op : http://www.lambiek.net/aanvang/stripfilm.htm
(21/4/2003) ; Nederlandse stripgeschiedenis na 1945, opbloei. Op : http://www.lambiek.net/aanvang/1945opbloei.htm
(21/4/2003)
[16] Smet
(Jan) e.a. Bob De Moor. Turnhout, De Warande, 1989, p. 5, 23-27 ; Bob De
Moor. In : De Maesschalck
(Edward). Ten huize van …. Brussel,
BRT, 1991, p. 42-43 ; De Laet
(Danny) & Varende (Yves). De zevende kunst voorbij : geschiedenis van
het beeldverhaal in België.
Brussel, Ministerie van Buitenlandse Zaken, 1979, p. 120-121 ; De Laet (Danny)1. De
Vlaamse stripauteurs. Antwerpen, De Dageraad, 1982, p. 39-40