|
|
1. Selectie
van het onderzoeksmateriaal |
|
|
|
1. Selectie van het onderzoeksmateriaal 1.1. 23 kranten Zoals in deel 1 al vermeld is, werden er in de betrokken
periode in België meer dan vijftig kranten gepubliceerd. Om praktische
redenen werd uit dit rijke aanbod dan ook een selectie gemakt. Bij deze
selectie werd geprobeerd verschillende kenmerken aan bod te laten komen.
Zowel Vlaamse als Franstalige kranten werden opgenomen, volkskranten naast
meer elitaire bladen en natuurlijk een vertegenwoordiging van de
verschillende politieke strekkingen (met zowel "gekleurde" kranten
als partij- en vakbondspers). Natuurlijk valt op zo'n selectie altijd iets aan te merken,
er is wel altijd één of andere publicatie die om de ene of de andere reden
het recht had opgenomen te worden in het lijstje. Tijdsgebrek dwingt echter
tot keuzes, en die keuzes hebben geleid tot een lijst van 23 titels. Deze
worden hieronder weergegeven, telkens ingedeeld per zuil en met vermelding
van de plaats van uitgave. ·
Vlaamse
Communistische pers : De Ro(o)de Vaan (Brussel) ·
Vlaamse
Socialistische pers : Volksgazet (Antwerpen), Vooruit (Gent) ·
Vlaamse
Liberale pers : De Nieuwe Gazet (Antwerpen), Het Laatste Nieuws (Brussel) ·
Vlaamse
Katholieke pers : Het Volk (Gent), De Nieuwe Standaard/Het Nieuwsblad
(Brussel), De Nieuwe Gids/'t Vrije Volksblad (Brussel), De Standaard/Het
Nieuwsblad (Brussel), Het Nieuws van den Dag (Brussel), Gazet van Antwerpen
(Antwerpen), Het Belang van Limburg (Hasselt) ·
Vlaamse
Franstalige pers : La Flandre Libérale (Gent, Liberaal), La Métropole
(Antwerpen, Katholiek), Le Matin (Antwerpen, Liberaal) ·
Franstalige
Communistische pers : Le Drapeau Rouge ·
Franstalige Socialistische pers : Le Peuple (Brussel),
La Wallonie (Liège) ·
Franstalige Liberale pers : La Dernière Heure (Brussel) ·
Franstalige Katholieke pers : La Libre Belgique
(Brussel) ·
Franstalige neutrale pers : Le Soir (Brussel), La
Lanterne (Brussel), L'écho de la bourse (Brussel, financiële krant) Gezien het snelle opkomen en weer verdwijnen van sommige
titels na de bevrijding, wordt deze selectie nu even bekeken ten opzichte van
de situatie van de Belgische dagbladmarkt in 1950.[1] Aan Vlaamse kant
zijn in de selectie bijna alle krantengroepen opgenomen. Aan Franstalige kant
is de selectie noodgedwongen drastischer : er verschenen in Franstalig België
namelijk veel meer kranten dan in Vlaanderen, waarvan een groot deel regionaal.
Daarom werden alleen de "belangrijkste" Franstalige kranten
opgenomen, wel rekening houdend met het feit dat elke zuil vertegenwoordigd
werd. Aangezien de belangrijkste krant (qua oplage) van elke zuil in Brussel
verscheen, zijn bijna alleen Franstalige Brusselse kranten opgenomen. De
"provinciale" kranten hadden (veel) kleinere oplages. Aan Vlaamse kant zijn (ten opzichte van de situatie in
1950) 12 van de 18 titels en 11 van de 14 groepen vertegenwoordigd. Aan
Franstalige kant zijn 11 van de 30 titels en 8 van de 20 groepen
vertegenwoordigd. Het gaat dus om een selectie, niet heel de Belgische
dagbladpers van de betrokken periode is in het onderzoek opgenomen. Het
aantal niet opgenomen titels is aan Franstalige kant zelfs vrij groot. Er
moet dan ook opgelet worden met algemene conclusies : de conclusies die uit
dit onderzoek zullen getrokken worden, gelden voor deze groep kranten, en
kunnen een aanwijzing zijn voor de situatie in de volledige dagbladpers. Het probleem met de oplagecijfers in de betrokken periode
is dat ze niet gecontroleerd werden en zeer onvolledig zijn. Goede
vergelijkingen maken is in die omstandigheden natuurlijk quasi onmogelijk. De
weergegeven cijfers zijn dan ook de gegevens en schattingen die beschikbaar
zijn. De
Nieuwe Gazet 1950 : 25.000 - De
Nieuwe Gids 1947 : 20.000 - De Nieuwe Gids & 't Vrije Volksblad 1947 :
100.000 - De Nieuwe Standaard 1946 : 60.000 - De Roode Vaan 1945 : 40.000 / De
Roode Vaan 1946 : 20.000 / De Rode Vaan 1948 : 10.000 - De Standaard 1947 :
20.000 / De Standaard 1951 : 30.000 / De Standaard & Het Nieuwsblad 1947
: 100.000 / De Standaard & Het Nieuwsblad 1951 : 140.000 - Gazet van
Antwerpen 1945 : 120.000 / Gazet van Antwerpen 1949 : 158.000 / Gazet van
Antwerpen 1950 : 129.000 - Het Belang van Limburg 1945 : 40.000 / Het Belang
van Limburg 1949 : 45.000 - Het Laatste Nieuws 1947 : 290.000 / Het Laatste
Nieuws 1949 : 302.000 / Het Laatste Nieuws 1950 : 315.000 - Het Nieuws van
den Dag 1948 : 30.000 / Het Nieuws van den Dag & 't Vrije Volksblad 1948
: 110.000 - Het Volk 1945 : 50.000 / Het Volk 1946 : 113.000 / Het Volk 1948
: 128.000 / Het Volk 1950 : 147.000 - La Dernière Heure 1951 : 190.000 - La
Flandre Libérale 1949 : 20.000 - La Lanterne 1946 : 20.000 / La Lanterne 1947
: 30.000 / La Lanterne & La Meuse 1947 : 200.000 - La Libre Belgique 1949
: 190.000 - La Métropole 1949 : 35.000 - La Wallonie 1953 : 57.000 - Le
Drapeau Rouge 1945 : 60.000 / Le Drapeau Rouge 1951 : 3.000 - Le Matin 1949 :
35.000 - Le Peuple 1949 : 114.000 - Le Soir 1951 : 320.000 - Volksgazet 1944
: 125.000 / Volksgazet 1946 : 136.000 / Volksgazet 1949 : 142.000 - Vooruit
1949 : 60.000 Hierboven worden de oplagecijfers van de geselecteerde
kranten weergegeven. Op basis hiervan kunnen deze ingedeeld worden in
verschillende groepen : de monsteroplages (meer dan 300 000, Le Soir &
Het Laatste Nieuws), de zeer grote oplages (rond de 200 000, La Lanterne
samen met La Meuse, La Dernière Heure & La Libre Belgique), de grote
oplages (meer dan 100 000 : Gazet van Antwerpen, Het Volk, Volksgazet, De
Standaard samen met Het Nieuwsblad, Le Peuple, Het Nieuws van den Dag samen
met 't Vrije Volksblad, De Nieuwe Standaard samen met Het Nieuwsblad en korte
tijd hun opvolgers De Nieuwe Gids samen met 't Vrije Volksblad). Een kleine oplage van meer dan 30 000 exemplaren halen de
volgende kranten : Vooruit, La Wallonie, Het Belang van Limburg, La
Métropole, Le Matin en Le Drapeau Rouge en De Roode Vaan in hun succesperiode.
Zeer kleine oplages van minder dan 30 000 exemplaren vindt men terug bij La
Flandre Libérale, Le Drapeau Rouge en De Rode Vaan in de vervalperiode en de
volgende titels op hun eentje : De Standaard, La Lanterne, Het Nieuws van den
Dag en De Nieuwe Gids. Over De Nieuwe Gazet werden geen oplagegegevens
teruggevonden.[3] 1.3. Het onderzoek zelf De bovenvermelde kranten werden doorgenomen van het moment
van herverschijnen na de bevrijding tot het einde van 1950. In 20 van die kranten
werden onder één of andere vorm strips gevonden, 3 kranten publiceerden
helemaal niets. Deze laatste zijn La Métropole, La Flandre Libérale en
L'écho de la bourse. In het de eerste helft van 2002 werden de kranten
oppervlakkig doorgenomen om een voorlopige inventaris op te stellen, en een
idee te hebben van wat er allemaal in te vinden was. Vanaf juli 2002 werd dan
begonnen met het zorgvuldig doornemen van de kranten, het opsporen van
aankondigingen en het lezen van de
strips. Strips met een sterke politieke inhoud werden aan een tweede lezing
onderworpen en zorgvuldig geanalyseerd. Sommige analyses zijn lang
uitgevallen, omdat ze zich daartoe leenden en veel stof voor interpretatie
boden. Bij verhalen of elementen uit verhalen die zich daar minder toe
leenden, is de interpretatie korter gebleven. 1.4. Definities Op basis van welke definities werd er nu gewerkt ? In het
eerste deel van deze studie werd al geprobeerd tot een definitie van een
"stripverhaal" komen. Daar bleek dat het opstellen van een precieze
definitie zeer moeilijk is, als men niet wilt dat er te veel gevallen uit de
boot vallen. Ik heb dan ook voor dit onderzoek (en voor de inventaris)
geprobeerd een brede definitie te hanteren, die aanleunt bij de
prototype-definitie van Dierick en Lefèvre. Als strips werden de gevallen
beschouwd waarin een verhaal verteld wordt met behulp van naast of onder
elkaar geplaatste tekeningen. Zowel ondertekststrips, ballonstrips als stomme
strips[4]
zijn opgenomen. Wat wel uitgesloten werd, zijn geïllustreerde verhalen en
cartoons, omdat deze heel duidelijk niet voldoen aan de definitie. Bij
randgevallen heb ik mijn gevoel gevolgd : zo werden "uit de hand gelopen
cartoons" niet opgenomen. Ik versta hieronder cartoonrubrieken die soms
de vorm aannamen van een stripstrook. Tot slot werden ook reclamestrips[5]
uitgesloten. Een tweede begrip dat moet gedefinieerd worden is een
"politieke strip", of de "politieke inhoud" van een
strip. Ik heb daarbij gekozen voor een veel bredere definitie dan deze van
Steef Davidson die in het eerste deel aangehaald werd. Als politiek heb ik de
verhalen beschouwd waar bewust standpunten over een politiek-maatschappelijk
onderwerp gegeven worden of waar een politiek-maatschappelijk probleem onder
de aandacht gebracht wordt. Het verhaal moet niet met dat doel gemaakt zijn,
de eerste bedoeling blijft in de meeste gevallen ontspanning, maar de
politieke standpunten moeten aanwezig zijn. Het is dus een erg brede definitie van
"politiek". Van Dale beschrijft politiek enkel als "betrekking
hebbend op het parlement, de regering, het regeringsbeleid"[6],
hier trek ik de definitie open tot alles wat met maatschappelijke standpunten
te maken heeft. Het regeringsbeleid hoort daar zeker bij, en zal, zoals we
verder zullen zien, zeer veel aandacht krijgen, maar daarnaast gaat ook veel
aandacht naar sociaal-economische, culturele en algemeen-menselijke kwesties
zoals het omgaan met technologie en het fenomeen oorlog. Maar natuurlijk
staan zeer veel van die items direct of indirect in relatie tot de "enge
politiek". Belangrijk is dat ik op voorhand twee grote onderwerpen
opzijgeschoven heb, omdat ze te ver zouden leiden. Dat zijn gender en vreemde
volkeren. De man-vrouw-relaties heb ik opzijgeschoven omdat ongeveer elk
verhaal op basis daarvan kan geanalyseerd worden : het onderwerp is eigenlijk
een studie op zich waard. De beeldvorming van vreemde volkeren zou ook veel
te ver geleid hebben. En meestal wordt er om zulke volkeren voor te stellen
gebruik gemaakt van stereotiepen zonder achterliggende bedoelingen. Vital
Spreuwers, die aan het onderwerp een studie wijdde, schrijft over deze
stereotiepen : "En Europe, ces stéréotypes étaient présents partout dans
les sources dont pouvaient disposer les auteurs de bandes dessinées : la
presse, les expositions ou le cinéma."[7] In één specifiek geval heb
ik de vreemde volkeren wel bij het onderzoek betrokken : als er sprake is van
bewustwording en dekolonisatieneigingen. 1.5. De verdere tekst De volgende hoofdstukken van dit deel bestaan uit de
besprekingen van de doorgenomen kranten. In het laatste hoofdstuk worden
enkele algemene onderwerpen behandeld en wordt er geprobeerd de verschillende
kranten op allerlei vlakken te vergelijken en daar algemene lijnen uit te
halen. Zeer interessant is de mogelijkheid om de algemene evolutie
van een krant (overnames, financiële problemen, stijging van de oplage) aan
de evolutie van de gepubliceerde strips te linken. In enkele gevallen is dat
zeer goed mogelijk. Spijtig genoeg zijn het slechts enkele gevallen, omdat de
algemene literatuur over kranten meestal te beperkt is. Hoe wordt die analyse nu precies aangepakt ? Voor de
politieke analyse kwamen alleen vervolgverhalen in aanmerking. Gagstroken
lenen zich daar niet goed toe (iedere dag wordt een ander verhaal verteld) en
zouden het onderzoek veel te complex gemaakt hebben. Naargelang het verhaal, en de manier waarop politiek aan
bod komt, kan de nadruk liggen op samenvattingen van verhaallijnen, citaten
van dialogen, analyses van het woordgebruik, weergaven van situaties, … Elk
verhaal is verschillend en dient op een verschillende manier aangepakt te
worden. Niet-politieke elementen die niet noodzakelijk zijn om het verhaal te
begrijpen, worden weggelaten om te lange en onnodige beschrijvingen te
vermijden. Nadat de politieke verhaalelementen weergegeven zijn, wordt in de
mate van het mogelijke gepoogd om die te linken aan de actualiteit, de
standpunten van de krant en van de auteur. Het beste zou natuurlijk zijn om
de standpunten uit de strips te vergelijken met de artikels van de krant.
Maar tijdsgebrek maakte deze aanpak onmogelijk. Het linken van de politieke verhaalinhoud aan de
standpunten van de krant geldt natuurlijk vooral voor originele strips. Voor
buitenlandse agentschapstrips heeft de krant veel minder of geen invloed op
de inhoud van de verhalen. Daar zal de nadruk dan ook meer liggen op hoe
buitenlandse standpunten België bereiken. Wat ook een zekere rol speelt bij de interpretaties, is de
kennis over bepaalde standpunten van een auteur. Als bijvoorbeeld geweten is
dat een auteur bijvoorbeeld tijdens de Koningskwestie een voorstander van
Leopold III was, gaat men gemakkelijker bepaalde elementen in het licht van
de Koningskwestie interpreteren dan als men niets zou weten over die auteur. Tot slot nog even iets over de zeer ruime aandacht voor de
verhalen Willy Vandersteen en Marc Sleen. Deze zijn al veelvuldig bestudeerd
op hun relatie met de actualiteit. Maar omdat ze zo belangrijk zijn[8],
konden ze in dit onderzoek natuurlijk niet ontbreken. 1.6. Waarschuwingen Enkele waarschuwingen in verband met wat volgt zijn hier
zeker op hun plaats. Auteurs die strips voor de kranten produceerden, moesten
meestal redelijk snel tewerk gaan. Scenario's werden soms zelfs dag aan dag verder
opgebouwd. Dit heeft als gevolg dat de verhalen niet altijd even
"consequent" of samenhangend zijn. Soms worden verhaallijnen
gelanceerd en niet afgewerkt, vraagt men zich af waar de auteur naartoe wil,
of raakt de auteur zelf verward in zijn verhaal. Het voordeel is natuurlijk
wel dat er op die manier zeer snel op de actualiteit kon ingespeeld worden. Dezelfde slordigheid geldt trouwens voor namen van
personages, plaatsen, en dergelijke, die doorheen een verhaal wel eens van
schrijfwijze durven wisselen. Ook moet opgemerkt worden dat tot mei 1947 in
Vlaanderen de oude spelling ("Vlaamsche", "groote",
"De Roode Vaan", …) in voege was én dan veel Vlaamse auteurs hun
verhalen in spreektaal schreven. Tot slot nog opmerken dat veel ballonstrips volledige in
hoofdletters geletterd zijn. Bij citaten werd daar natuurlijk vanaf gestapt :
de gebruik van hoofdletters in de tekst komt dan natuurlijk niet overeen met
dat in het verhaal. Voor de interpunctie werd geprobeerd deze zo getrouw mogelijk weer te geven. |
[1] Volledig overzicht hiervan in : De Bens (Els). De pers in België :
het verhaal van de Belgische dagbladpers, gisteren, vandaag en morgen. Tielt,
Lannoo, 2001, p. 63-68.
[2] Meestal op basis van de cjfers die
weergegeven worden in "Radioscopie de la presse belge" (Campé (René), Dumon (Marthe) & Jespers (Jean-Jacques). Radioscopie
de la presse belge. Verviers, Marabout, 1975, 600 p.). De
exacte referenties zijn weergegeven bij
de situering van de kranten.
[3] De vermelde 25 000 exemplaren in
de tabel zijn dan ook een eigen schatting.
[4] Voor een uitgebreide uitleg over
deze vormen, zie verder.
[5] Reclamestrips zijn commerciële
advertenties waarbij het product aangeprezen wordt door middel van een korte
strip (meestal één strook). Ze werden niet opgenomen omdat dezelfde stroken
ontelbare keren in allerlei kranten gepubliceerd worden én omdat het
stripbeleid van een krant niets te maken heeft met het publiceren van reclame.
[6] Van Dale Handwoordenboek Hedendaags Nederlands. Utrecht / Antwerpen, Van Dale, 1990, p. 779
[7] Spreuwers (Vital). Vision de l'Afrique par les occidentaux à
travers la bande dessinée de l'école de Marcinelle (Journal Spirou) de 1947 à
1968. Licentieverhandeling UCL,
1999, 176 p.
[8] De verhalen worden gekenmerkt door
een sterke politieke inhoud over de volledige bestudeerde periode.