|
|
Deel 1 : Inleiding Naast de striphistorische relevantie, is er natuurlijk ook de
maatschappelijke relevantie. In het voorwoord van de bundel "Strips, een
evocatie van de Middeleeuwen", beschrijft Rafaël De Keyzer strips als
"een rijke bron voor mentaliteitsgeschiedenis". Net als andere
fictiewerken zoals de film of de literatuur worden strips gemaakt door
bepaalde mensen voor een bepaald publiek en worden er dus via dit medium,
bewust of onbewust, mentaliteiten, opvattingen, normen, waarden, …
doorgegeven.[1]
Strips zijn ook producten van hun tijd. Op die manier worden ook allerlei
tijdsgebonden elementen doorgegeven.[2] Door de inhoud van strips kan men dus
veel leren over de maatschappij en de periode waarin ze geproduceerd werden. |
[1] De Keyzer (Raphaël).
Voorwoord. In : De Keyzer
(Raphaël), Dekimpe (Bert) e.a.
(red.). Strips, een evocatie van de Middeleeuwen. Leuven, Peeters, 2000, p. 7
[2] Baron-Carvais
(Annie). La Bande dessinée. Paris, PUF, 1991, p. 121
[3] Brief van Rik Clément. (14/12/2002)
[4] Paul Veyne noemt dit fenomeen in zijn "Comment on écrit
l'histoire" "axiologische geschiedenis". De literatuur- en de
kunstgeschiedenis werken op die manier : ze vertrekken vanuit de grote namen,
de "meesterwerken", de werken die nu nog "bekend" zijn, en
laten de rest links liggen. (Veyne (Paul). Comment on écrit
l'histoire. Editions du Seuil, 1971, 382 p. 94)
[5] Verdere uitleg over welke
informatie uit de aankondigingen kan gehaald worden in het laatste hoofdstuk
van deel 3.
[6] De volgende titels werden volledig doorgenomen : Brabant Strip
Magazine, Stripschrift, Ciso, Zozolala, Le collectionneur de BD, De Tuftufclub,
Les cahiers Pressibus, Hop & Stripprofiel.
[7] Beyrand (Alain) (red.). De Lariflette à Janique Aimée. Catalogue encyclopédique
des bandes horizontales françaises dans la presse adulte de 1946 à 1975. Tours, Pressibus, 1995, 960 p.
[8] Van elke reeks wordt één strook
opgenomen.
[9] Colot (Michel). Evolution
et thématique de la bande dessinée dans 5 journaux quotidiens belges (La Meuse,
Le Soir, La Libre Belgique, La Dernière Heure, Le Peuple) de 1945 à 1979. Licentieverhandeling journalistiek ULB, 1979,
136 p.
[10] Larbalestrier (Florence). La bande dessinée quotidienne à travers
Le Soir de 1946 à 1960. Bibliographie signalétique. Mémoire pour
l'obtension du titre de bibliothécaire-documentaliste gradué, IESSE, 1988-1989,
400 p.
[11] Assouline (Pierre). Hergé. Paris, Gallimard/Folio, 1998, 832 p.
[12] Peeters (Benoît)1.
Hergé, fils de Tintin. Paris, Flammarion, 2002, 512 p.
[13] Mouchart (Benoît). A l'ombre de la ligne claire : Jacques Van Melkebeke,
le clandestin de la BD. Paris,
Vertige Graphic, 2002, 176 p.
[14] Crépin
(Thierry). "Haro sur le gangster
!" La moralisation de la presse enfantine 1934-1954. Paris, CNRS Editions, 2001, 496 p.
[15] Vranken
(Patrick)2. De voorzichtige
Vandersteen. In : Brabant
Strip Magazine, nrs. 51/53/55/57bis/59, 1997/1998
[16] Dossier 40-45, Belgische
tekenaars tijdens WO II. Themanummer Brabant Strip Magazine, nr. 59
(1998/6), met bijdragen van Patrick Vranken en Jean Smits.
[17] Jansens (Tim).
De Bommelstrip van Marten Toonder. Een historisch analytische studie.
Licentieverhandeling communicatie-wetenschappen KUL, 1992, 244 p.
[18] Jansens (Tim).
Op. Cit., p. 38-39, 204